Hoofdstuk 30 Alma geeft zijn zonen raad Alma was verdrietig toen hij besefte hoe slecht de Nephieten waren geworden. Hij praatte met elk van zijn zonen over een rechtschapen leven. Alma 35:15–16 Alma zei dat zijn oudste zoon, Helaman, op God moest vertrouwen. Alma zei dat God een engel had gestuurd. Die had gezegd dat Alma moest ophouden de kerk te vernietigen. Alma 36:3, 6 Drie dagen lang had Alma geleden omdat hij zich schuldig voelde. Toen herinnerde hij zich wat zijn vader over Jezus had gezegd en wist hij dat hij vergeving van zijn zonden kon krijgen. Alma 36:16–17 Alma bad om vergeving. Toen had hij geen pijn meer in zijn ziel, maar wel vreugde. Hij had vergeving gekregen omdat hij geloof in Jezus Christus had, en omdat hij zich had bekeerd. Alma 36:18–20 Sindsdien had Alma anderen over het evangelie verteld. Zo konden zij die vreugde ook voelen. God had Alma gezegend omdat hij op God vertrouwde. Alma 36:24, 27 Alma gaf de heilige kronieken aan Helaman en zei dat Helaman de geschiedenis van hun volk moest blijven opschrijven. Alma 37:1–2 Alma zei dat God hem zou zegenen en hem helpen om de kronieken te beschermen, als hij de geboden onderhield. Alma 37:13, 16 Alma zei ook dat Helaman elke ochtend en avond moest bidden. Hij moest over alles wat hij deed met God praten, zodat God hem kon helpen en leiden. Alma 37:36–37 Alma was blij met zijn zoon Shiblon. Die was op zending naar de Zoramieten dapper geweest. Shiblon was trouw gebleven, zelfs toen hij werd gestenigd. Alma 38:3–4 Alma herinnerde Shiblon eraan dat Jezus Christus de enige weg is om gered te worden. Daarna moedigde Alma zijn zoon aan om mensen het evangelie te blijven leren. Alma 38:9–10 Alma’s zoon Corianton had de geboden niet onderhouden. Hij was geen trouwe zendeling geweest toen ze de Zoramieten gingen onderwijzen. Alma 39:2–3 Omdat Corianton slechte dingen had gedaan, wilden de Zoramieten niet geloven wat Alma zei. Alma 39:11 Alma zei tegen Corianton dat mensen hun zonden niet voor God kunnen verbergen en dat Corianton zich moest bekeren. Alma 39:8–9 Alma leerde zijn zoon dat iedereen uit de dood zal opstaan, maar dat alleen wie goed is bij God zal wonen. Alma 40:9–10, 25–26 Alma zei dat mensen dit leven moeten gebruiken om zich te bekeren en God te dienen. Alma 42:4 Alma herinnerde Corianton eraan dat hij op zending was geroepen. Hij zei dat Corianton terug naar de Zoramieten moest gaan en bekering moest prediken. Alma 42:31 Alma en zijn zonen bleven het evangelie prediken. Ze predikten met de macht van het priesterschap. Alma 43:1–2