Hoofdstuk 4 De koperen platen Lehi zei dat Nephi en zijn broers van de Heer terug naar Jeruzalem moesten gaan. Daar moesten ze de koperen platen halen bij een man die Laban heette. 1 Nephi 3:2–4 Op de koperen platen stonden belangrijke teksten. Die gingen over de voorouders van Lehi. Ze bevatten ook de woorden van God die via de profeten waren geopenbaard. 1 Nephi 3:3, 20 Laman en Lemuel wilden niet teruggaan om de koperen platen te halen. Ze zeiden dat het te moeilijk was. Ze hadden geen geloof in de Heer. 1 Nephi 3:5 Maar Nephi wilde de Heer gehoorzamen. Hij wist dat de Heer hem en zijn broers zou helpen om de koperen platen bij Laban te halen. 1 Nephi 3:7 Laman, Lemuel, Sam en Nephi gingen terug naar Jeruzalem om de koperen platen te halen. 1 Nephi 3:9 Daar ging Laman naar Laban en vroeg hem om de koperen platen. 1 Nephi 3:11–12 Maar Laban was kwaad. Hij wilde Laman de koperen platen niet geven. Laban wilde Laman zelfs doden, maar Laman vluchtte. 1 Nephi 3:13–14 Daarna vertelde Laman zijn broers wat er was gebeurd. Hij was bang en wilde het opgeven en terug naar hun vader in de wildernis gaan. 1 Nephi 3:14 Nephi zei echter dat ze niet zonder de koperen platen konden teruggaan. Hij zei dat zijn broers meer geloof in de Heer moesten hebben. Dan zouden ze de koperen platen in handen kunnen krijgen. 1 Nephi 3:15–16 Nephi en zijn broers gingen toen naar hun vroegere huis in Jeruzalem. Daar pakten ze al hun goud en zilver om de platen te kopen. 1 Nephi 3:22 Vervolgens lieten ze Laban hun rijkdommen zien. Ze wilden hem alles geven, in ruil voor de platen. Toen Laban hun goud en zilver zag, wilde hij het hebben. En hij joeg hen weg. 1 Nephi 3:24–25 Laban gaf zijn knechten de opdracht om de zonen van Lehi te doden. Nephi en zijn broers vluchtten en verstopten zich in een grot. Laban had hun goud en zilver afgepakt. 1 Nephi 3:25–27 Laman en Lemuel waren kwaad op Nephi en ze sloegen Nephi en Sam met een stok. 1 Nephi 3:28 Toen verscheen er een engel, die zei dat Laman en Lemuel moesten ophouden. Hij zei dat de Heer hen zou helpen om de platen te krijgen. Hij zei ook dat Nephi over zijn broers zou heersen. 1 Nephi 3:29 Nephi zei dat zijn broers geloof in de Heer moesten hebben, en dat ze niet bang voor Laban en zijn knechten moesten zijn. Hij moedigde zijn broers aan om terug naar Jeruzalem te gaan. 1 Nephi 4:1–4 Die nacht verstopten Nephi’s broers zich buiten de muur van de stad. Nephi sloop naar binnen. Hij ging naar het huis van Laban. 1 Nephi 4:5 In de buurt van Labans huis zag Nephi een man op de grond liggen. Hij was dronken. Het was Laban. 1 Nephi 4:6–8 Nephi zag het zwaard van Laban en raapte het op. Daarop zei de Heilige Geest dat Nephi Laban moest doden, maar Nephi wilde dat niet. 1 Nephi 4:9–10 De Heilige Geest zei opnieuw dat Nephi Laban moest doden om de koperen platen te krijgen. Want Lehi en zijn gezin hadden de platen nodig om over het evangelie te leren. 1 Nephi 4:12, 16–17 Toen gehoorzaamde Nephi de Heilige Geest. Hij doodde Laban. Daarna trok Nephi de kleren en de wapenrusting van Laban aan. 1 Nephi 4:18–19 Zo ging Nephi het huis van Laban binnen. Daar zag hij Zoram, de dienstknecht van Laban. Nephi zag eruit als Laban en zijn stem klonk hetzelfde. 1 Nephi 4:20 Hij zei dat Zoram de koperen platen moest halen. Zoram dacht dat Nephi Laban was, dus hij gaf hem de platen. Nephi zei toen dat Zoram hem moest volgen. 1 Nephi 4:21, 24–25 Even later zagen Laman, Lemuel en Sam Nephi aankomen. Ze waren bang, want ze dachten dat hij Laban was. Ze vluchtten, maar Nephi riep zijn broers en ze kwamen terug. 1 Nephi 4:28–29 Toen besefte Zoram dat Nephi Laban niet was en probeerde hij te vluchten. Maar Nephi hield Zoram tegen. Hij beloofde Zoram niets te doen als hij met Nephi naar de wildernis ging. 1 Nephi 4:30–33 Zoram ging akkoord. Nephi en zijn broers gingen met Zoram en de koperen platen terug naar Lehi en Sariah. 1 Nephi 4:35, 38 Ze gaven de koperen platen aan Lehi. Lehi en Sariah waren blij dat hun zonen veilig waren. Het hele gezin was blij en dankte God. 1 Nephi 5:1, 9 Lehi las de verhalen op de koperen platen. Er stonden verhalen over Adam en Eva op, en over de schepping van de wereld. Op de platen stonden de woorden van veel profeten. 1 Nephi 5:10–11, 13 Lehi en Nephi waren blij, want ze hadden de Heer gehoorzaamd, en ze hadden de koperen platen gekregen. 1 Nephi 5:20–21 Lehi en zijn gezin pakten de koperen platen in en namen ze mee op hun tocht. Zo konden ze hun kinderen de geboden leren die op de platen stonden. 1 Nephi 5:21–22