Hoofdstuk 47 Jezus Christus zegent zijn discipelen Op een dag toen de discipelen samen aan het vasten en bidden waren, verscheen Jezus Christus aan hen. 3 Nephi 27:1–2 De discipelen vroegen Hem hoe ze de kerk moesten noemen. Jezus zei dat ze de kerk naar Hem moesten noemen, omdat het zijn kerk was. 3 Nephi 27:3, 7 Jezus legde uit dat zijn hemelse Vader Hem naar de aarde had gestuurd om zijn leven te geven voor alle mensen. 3 Nephi 27:14 Hij zei dat iedereen die zich bekeert, zich in zijn naam laat dopen en zijn geboden onderhoudt, voor zijn hemelse Vader onschuldig zal zijn. 3 Nephi 27:16 De Heiland zei dat de discipelen moesten doen wat ze Hem zagen doen. Hij gaf hun het goede voorbeeld. 3 Nephi 27:21 Hij liet ze ook opschrijven wat ze hadden gezien en gehoord, zodat anderen het ook te weten konden komen. 3 Nephi 27:23–25 Jezus vroeg zijn discipelen wat Hij nog meer voor ze kon doen. Negen discipelen wilden na hun leven op aarde bij Hem wonen. 3 Nephi 28:1–2 Jezus beloofde dat ze naar Hem in de hemel zouden gaan wanneer ze 72 jaar waren. 3 Nephi 28:3 De andere drie discipelen durfden niet te vragen wat ze graag wilden. Maar Jezus wist het wel. Ze wilden op aarde blijven en het evangelie onderwijzen, tot Jezus terug zou komen. 3 Nephi 28:5–6, 9 De Heiland beloofde dat ze nooit pijn of verdriet zouden hebben, en dat ze niet zouden sterven. Ze zouden de mensen in het evangelie onderwijzen tot Hij terugkwam. 3 Nephi 28:7–9 Jezus raakte elke discipel aan, behalve de drie die op aarde zouden blijven. Toen ging Hij weg. 3 Nephi 28:12 De drie discipelen werden in de hemel opgenomen. Daar zagen en hoorden ze veel wonderlijke dingen. Ze konden de dingen van God beter begrijpen. 3 Nephi 28:13, 15 Hun lichaam veranderde, zodat het niet zou sterven. 3 Nephi 28:15 De drie discipelen kwamen terug op aarde. Ze begonnen te prediken en mensen te dopen. 3 Nephi 28:16, 18 Slechte Nephieten gooiden de drie discipelen in de gevangenis en in diepe putten, maar door de macht van God konden ze ontsnappen. 3 Nephi 28:19–20 Ze werden ook in ovens gegooid, en in kuilen met wilde dieren. Maar de macht van God beschermde hen. 3 Nephi 28:21–22 De drie discipelen bleven het evangelie van Jezus Christus aan de Nephieten prediken. En dat doen ze nu nog steeds. 3 Nephi 28:23, 27–29