Hoofdstuk 48 Vrede in Amerika Toen Jezus weer terug naar de hemel was gegaan, stichtten de discipelen zijn kerk in het hele land. 4 Nephi 1:1 De mensen die zich van hun zonden bekeerden, werden gedoopt en ontvingen de Heilige Geest. 4 Nephi 1:1 Al gauw hadden alle Nephieten en Lamanieten zich bekeerd. Niemand maakte ruzie en iedereen was eerlijk. 4 Nephi 1:2 Niemand was arm of rijk. De mensen deelden alles wat ze hadden met elkaar, en iedereen had wat hij nodig had. 4 Nephi 1:3 De apostelen verrichtten veel wonderen in de naam van Jezus Christus. Ze genazen zieken en maakten doden weer levend. 4 Nephi 1:5 Het volk bouwde nieuwe steden op de plek van de oude steden die waren verwoest. 4 Nephi 1:7 Ze gehoorzaamden Gods geboden. Ze vastten en baden, en kwamen vaak samen om naar het woord van God te luisteren. 4 Nephi 1:12 De mensen waren gelukkig. 4 Nephi 1:16 Er waren geen dieven, leugenaars of moordenaars. Het volk was niet meer verdeeld in Nephieten en Lamanieten. Ze waren één, de kinderen van Christus. 4 Nephi 1:16–17 De Heer zegende de mensen in alles wat ze deden. 4 Nephi 1:18 Ze leefden tweehonderd jaar lang in vrede. En de mensen werden erg rijk. 4 Nephi 1:22–23