Hoofdstuk 50 De Jaredieten vertrekken uit Babel Jared en zijn broer waren goede mensen. Ze woonden in de stad Babel. Ze leefden honderden jaren eerder dan de Nephieten. Ether 1:33; Genesis 11:9 De meeste mensen in Babel waren slecht. Ze bouwden een toren om in de hemel te komen. De Heer was boos en Hij veranderde hun taal. Genesis 11:4, 7 Jared vroeg zijn broer om de Heer in gebed te vragen de taal van hun familie en vrienden niet te veranderen. Ether 1:34 De broer van Jared bad en de Heer verhoorde zijn gebed. Jared, zijn broer, hun familie en vrienden konden elkaar nog steeds verstaan. Ether 1:35–37 De Heer zei dat de broer van Jared met zijn familie en vrienden uit het land moest vertrekken. Ze namen hun dieren en allerlei soorten zaden met zich mee. Ether 1:41–42 De Heer zei dat Hij de Jaredieten naar een beloofd land zou leiden. Ether 1:42 De Jaredieten vingen vogels en vissen om mee te nemen. Ether 2:2 Ze namen zwermen honingbijen mee. Ether 2:3 De Jaredieten reisden door de wildernis. Daar sprak de Heer tot hen vanuit een wolk. Hij zei welke kant ze op moesten gaan. Ether 2:5 De Heer zei dat de mensen die in het beloofde land woonden, God moesten dienen. Anders zouden ze worden vernietigd. Ether 2:7–8 Toen de Jaredieten bij de zee kwamen, sloegen ze hun tenten op. Daar bleven ze vier jaar. Ether 2:13