Hoofdstuk 28
De Zoramieten en de Rameümptom
De Nephieten wilden niet dat de Zoramieten zich bij de Lamanieten aansloten. Daarom ging Alma met een paar andere zendelingen bij de Zoramieten het woord van God verkondigen.
Die zendelingen waren verbaasd en verdrietig toen ze zagen hoe de Zoramieten aanbaden in hun kerken, die ze synagogen noemden.
In het midden van de kerk hadden de Zoramieten een verhoging gebouwd die ze de Rameümptom noemden. Er kon maar één persoon bovenop staan.
De Zoramieten gingen er om de beurt op staan, staken hun handen in de lucht en spraken hardop hetzelfde gebed uit.
In dat gebed zeiden de Zoramieten dat God geen lichaam had, maar dat Hij een geest was. Ze zeiden ook dat er geen Christus zou zijn.
De Zoramieten dachten dat God alleen hen had uitgekozen en dat ze in het koninkrijk der hemelen zouden worden gered. Ze dankten Hem dat ze zijn lievelingsvolk waren.
Alle Zoramieten spraken om de beurt hetzelfde gebed uit. Daarna gingen ze naar huis en dachten ze de hele week niet meer aan God.
De rijke Zoramieten hielden van goud en zilver. Ze schepten op over hun wereldse schatten. Alma was verdrietig toen hij zag hoe slecht ze waren.
Alma bad om kracht, troost en succes voor zichzelf en zijn zendelingen.
Alma en de andere zendelingen baden om hulp zodat ze de Zoramieten terug naar de waarheid konden leiden.
De zendelingen gingen verschillende kanten op om te prediken. God zegende hen met voedsel en kleding, en Hij maakte hen sterk.
Arme Zoramieten mochten de kerk niet in. Zij luisterden naar de zendelingen.
Velen van hen vroegen aan Alma wat ze moesten doen. Alma zei dat ze niet in een kerk hoefden te zitten om te bidden of God te eren.
Hij zei dat ze geloof in God moesten hebben. Toen vertelde Amulek over Jezus Christus en ook over Gods plan voor zijn kinderen.
De zendelingen gingen weg. De gelovige Zoramieten werden de stad uit gezet. De gelovigen gingen bij het volk van Ammon in het land Jershon wonen.
De slechte Zoramieten bedreigden het volk van Ammon. Toch hielp het volk van Ammon de goede Zoramieten. Ze gaven hun voedsel, kleding en land.