Hoofdstuk 46
Jezus Christus onderwijst de Nephieten en bidt met ze
De volgende ochtend onderwezen Nephi en de andere discipelen de groep mensen die bijeen was gekomen. De discipelen baden om de Heilige Geest te mogen ontvangen.
Nephi ging het water in en liet zich dopen. Daarna doopte hij de andere discipelen.
Na hun doop ontvingen de discipelen de Heilige Geest. Ze werden omringd door vuur, en engelen kwamen uit de hemel en dienden hen.
Toen de engelen bij de discipelen waren, kwam Jezus tussen hen staan.
Christus liet alle Nephieten neerknielen en zei dat zijn discipelen moesten bidden.
Terwijl ze aan het bidden waren, liep Jezus een eindje van het volk weg. Hij knielde neer en bad tot zijn hemelse Vader.
Jezus dankte zijn hemelse Vader omdat Hij zijn discipelen de Heilige Geest had gegeven. Toen vroeg Hij om de Heilige Geest te verlenen aan iedereen die de woorden van de discipelen geloofde.
Jezus zegende zijn discipelen terwijl ze aan het bidden waren. Hij glimlachte naar ze, en ze werden zo wit als zijn gezicht en zijn kleren.
Jezus bad opnieuw voor zijn discipelen. Hij was blij dat ze zo’n groot geloof hadden.
Christus zei dat de mensen mochten ophouden met bidden, maar dat ze in hun hart moesten blijven bidden. Daarna gaf Hij hun het avondmaal.
Niemand had brood of wijn meegenomen, maar de Heiland zorgde op een wonderbaarlijke manier dat er brood en wijn was.
Jezus Christus vertelde de Nephieten dat zijn evangelie in de laatste dagen weer op aarde zou zijn.
Hij zei dat ze de Schriften moesten bestuderen, en hij liet Nephi alle andere vervullingen van profetieën van Samuel de Lamaniet opschrijven.
Daarna onderwees Jezus het volk uit de Schriften. Hij zei dat ze elkaar moesten leren wat Hij hun had geleerd.
Jezus ging weer terug naar de hemel en de discipelen onderwezen het volk. De mensen die geloofden, werden gedoopt en ontvingen de Heilige Geest.
De Nephieten gehoorzaamden alle geboden.