Hoofdstuk 49 De leringen van Mormon Veel jaren nadat Jezus Christus de Nephieten had bezocht, verliet een groep mensen de kerk. Ze noemden zichzelf Lamanieten. 4 Nephi 1:20 Na verloop van tijd werden bijna alle mensen weer slecht, zowel Nephieten als Lamanieten. 4 Nephi 1:45 Ammaron was een goed mens. Hij had de heilige kronieken. De Heilige Geest zei dat hij ze moest verstoppen zodat ze veilig zouden zijn. 4 Nephi 1:48–49 Ammaron vertelde Mormon, een 10-jarige jongen, waar de kronieken waren verstopt. Ammaron wist dat hij Mormon kon vertrouwen. Mormon 1:2–3 Als Mormon 24 jaar was, moest hij de platen van Nephi ophalen. Hij moest erop schrijven wat er met zijn volk gebeurde. Mormon 1:3–4 Toen Mormon 11 jaar was, brak er een oorlog uit tussen de Nephieten en Lamanieten. De Nephieten wonnen en er was weer vrede. Mormon 1:6, 8–12 De Nephieten waren zo slecht dat de Heer de drie discipelen wegnam. Zo kwam er een einde aan de wonderen en genezingen. Niemand werd meer geleid door de Heilige Geest. Mormon 1:13–14 Toen Mormon 15 jaar was, verscheen Jezus Christus aan hem. Mormon kwam meer te weten over de Heiland en zijn goedheid. Mormon 1:15 Mormon wilde tot het volk prediken, maar Jezus zei dat hij dat niet mocht doen, want de mensen waren te slecht. Ze waren tegen God. Mormon 1:16–17 Al gauw brak er weer een oorlog uit. Mormon was groot en sterk. De Nephieten kozen hem als aanvoerder van hun leger. Mormon 2:1 De Nephieten vochten jarenlang tegen de Lamanieten. Mormon moedigde de mensen aan om voor hun gezin en hun huis te vechten. Mormon 2:23 Maar de Nephieten waren zo slecht geworden dat de Heer hen niet wilde helpen. Mormon 2:26 Mormon zei dat de Nephieten alleen zouden worden gespaard als ze zich bekeerden en lieten dopen. Maar het volk weigerde. Mormon 3:2–3 Ze schepten op over hun kracht, en ze riepen dat ze alle Lamanieten zouden doden. Omdat de Nephieten zo slecht waren, wilde Mormon niet langer hun aanvoerder zijn. Mormon 3:9–11 De Lamanieten versloegen de Nephieten in elke veldslag. Mormon besloot het Nephitische leger toch weer aan te voeren. Mormon 4:18; 5:1 Hij wist dat de slechte Nephieten de oorlog niet zouden winnen. Ze bekeerden zich niet, en ze baden niet om de hulp die ze nodig hadden. Mormon 5:2 Mormon groef de kroniek op uit de heuvel waar Ammaron hem had verstopt. Op de platen schreef hij een boodschap aan de mensen die de kroniek op een dag zouden lezen. Mormon 4:23; 5:9, 12 Hij wilde dat iedereen, en dus ook de joden, Jezus Christus kende, zich bekeerde en zich liet dopen. Hij wilde dat iedereen het evangelie naleefde en werd gezegend. Mormon 5:14; 7:8, 10 De Geest spoorde Mormon aan om de kleine platen van Nephi bij de platen van Mormon te leggen. Op die kleine platen stonden de profetieën over de komst van Christus. Woorden van Mormon 1:3–7 Mormon leidde de Nephieten naar het land Cumorah. Daar maakten ze zich klaar om weer tegen de Lamanieten te vechten. Mormon 6:4 Mormon werd oud. Hij wist dat dit zijn laatste veldslag was. Hij wilde niet dat de Lamanieten de heilige kroniek zouden vinden en vernietigen. Mormon 6:6 Hij gaf de platen van Mormon aan zijn zoon, Moroni, en de andere platen verstopte hij in de heuvel Cumorah. Mormon 6:6 De Lamanieten vochten tegen de Nephieten. Alle Nephieten werden gedood, op vierentwintig na. Mormon was gewond. Mormon 6:8–11 Mormon was verdrietig omdat zoveel Nephieten waren gedood. Maar hij wist dat ze dood waren omdat ze Jezus hadden verworpen. Mormon 6:16–18 Mormon had geprobeerd de Nephieten de waarheid te leren. Hij had gezegd dat het belangrijk was geloof in Jezus Christus te hebben. Moroni 7:1, 33, 38 Hij had geprobeerd ze te leren dat ze dankzij de verzoening van Jezus Christus hoop konden hebben, en dat ze naastenliefde moesten hebben. Naastenliefde is de reine liefde van Christus. Moroni 7:40–41, 47 Mormon had ook brieven geschreven naar zijn zoon, Moroni. Die had ook het evangelie aan de Nephieten onderwezen. Moroni 8:1–2 In zijn brieven vertelde Mormon hoe vreselijk slecht de Nephieten waren. Hij zei dat Moroni trouw in Jezus Christus moest blijven. Moroni 9:1, 20, 25 De Lamanieten doodden Mormon en alle Nephieten, behalve Moroni. Hij bleef schrijven tot de kroniek klaar was. Mormon 8:2–3