Register A Aäron 53 69–70 71–72 Abinadi 39–41 Adam, de koperen platen vertellen over 12 afgoden 78 Alma doopt in de wateren van Mormon 43 gelooft wat Abinadi onderwijst 41 ontsnapt aan koning Noach 41 44 wordt de leider van de kerk 49 Alma, het volk van 44 Alma de jonge bekeert zich 51–52 een engel verschijnt aan 50 en Amulek in de gevangenis 62 maakt moeilijkheden voor de kerk 49–50 onderwijst zijn zonen 82–84 predikt geloof 81 predikt het evangelie 52 58–60 78–80 81 wordt de leider van de kerk 54 wordt opperrechter 54 altaar 6 Amalickiah 89–90 92 Aminadab 101 Amlici 56 Amlicieten 56–57 Ammaron 138 Ammon, het volk van 73–74 80 93–94 Ammon1 45 Ammon2 53 64–68 69–70 Ammonihah 58 Amulek 58–63 Amulon 48 antichrist (zie Korihor Nehor Sherem) Anti-Nephi-Lehieten (zie Ammon het volk van) armen, Ammon hakt de armen van de dieven af 66 avondmaal 126 129–130 155 B Babel, Toren van 143 begraaft wapens, het volk van Ammon 73 bekering van Alma de jonge 52 van de vader van koning Lamoni 72 van koning Lamoni 68 beloofde land 25 144 148 Benjamin, koning 32–35 bidden om bescherming 89–90 om de Heilige Geest te ontvangen 128–129 om hulp 18 53 74 79 86 om kennis of leiding 2–3 7 21–22 53 om kracht en sterkte 37 57 62 om vergeving 3 30 34 68 145 voor andere mensen 5 30–31 49–51 129 boog van Nephi 14 boom des levens 18–20 boten (zie ook schip) 145–148 broer van Jared 143 145–148 C Corianton 83–84 Coriantumr 150–151 Cumorah (zie heuvel Cumorah) d dieven 64–66 110 discipelen 122 126–127 128–130 131–133 136 doop (zie ook Alma; Lamonikoning; Nephi 2; Nephi 3; Zeëzrom) Moroni legt uit wie zich kan laten dopen 155 de discipelen van Christus dopen 130 133 136 droom 5 6 18–20 (zie ook visioen) duisternis 18–20 100–101 112 118–119 E eerste visioen 2–3 engel Moroni onderwijst Joseph Smith 3–4 spreekt Alma de jonge en de zonen van Mosiah streng toe 50 verschijnt aan Nephi en zijn broers 10 zegt dat Alma naar Ammonihah moet terugkeren 58 engelen dienen de discipelen van Jezus 128 omringen de kinderen van de Nephieten 125 troosten de Lamanieten 102 Enos 30–31 Ether 149–151 Eva, de koperen platen vertellen over 12 G gebouw in de droom van Lehi 19–20 gehoorzamen, gehoorzaamheid 11–12 130 geloof Alma de jonge predikt 81 de broer van Jared ziet de vinger van de Heer dankzij zijn 147 de Liahona werkt op 14 23–24 de muren van de gevangenis storten in vanwege het geloof van Alma en Amulek 62 Enos krijgt vergeving dankzij zijn 30 Nephi toont geloof als hij de koperen platen gaat halen 8–10 tweeduizend jonge strijders hebben 94 gescalpeerd, Zerahemnah wordt 88 gevangenis de muren storten in voor Alma en Amulek 62 Nephi en Lehi worden in de gevangenis beschermd 99–102 Gideon 54 Gods Geest (zie Heilige Geest) gouden platen 3–4 H Hagoth 98 Heilige Geest houdt op met de mensen te leiden 139 151 luisteren naar de 11 ontvangen 34–35 126–127 128–130 136 vervuld met de 28 34 40 68 79 101 Helaman 82–83 93–94 99 hemelse Vader 2 heuvel Cumorah 3 141 156 Himni 53 hongersnood 109–110 I Ismaël, het land 64 Ismaël en zijn gezin 13–15 J Jakob 15 27–29 Jakob, broer van Nephi 15 Jared 143 Jaredieten 143–144 145–148 149–151 Jershon 74 85–86 Jeruzalem 5 6 8 13 Jezus Christus als Heiland 33 122 bidt 124–125 129 geneest 123 is een voorbeeld 131 onderwijst de Nephieten 122–123 126–127 128–130 131–133 ordent zijn discipelen 122 profetieën over zijn komst 5 33 40 111–13 tekenen van zijn dood 112 117–119 tekenen van zijn geboorte 112 115–116 verschijnt 2–3 7 121 128 131 139 147 zegent de kinderen 124–125 Joseph Smith jr. 2–4 K kerk bij welke kerk aansluiten 2–3 wat is de naam van de 131 kinderen, Christus zegent de 124–125 koning 44 91 koningin van de vader van koning Lamoni 72 van koning Lamoni 68 koningsgezinden 91–92 96 koperen platen 8–12 Korihor 75–77 kronieken (zie platen) kruisigen 33 kudden van koning Lamoni 64–65 L Laban 8–11 Laman 6–7 8–10 15 21–22 23–24 26 Laman, koning 36–37 Lamanieten bekeren zich 73 102 de vloek van de 26 rechtschapenheid van de 102 111 136–137 slechtheid van de 138–139 154 splitsen zich af van de Nephieten 26 138 vallen de Nephieten aan 36–37 42 57 86 139–141 vallen het volk van Ammon aan 74 94 95 worden lid van de kerk 73 Lamoni, koning 64–68 69–70 Lamoni, vader van koning 69–70 71–72 Lehi1 dromen van 5 6 18–20 moet uit Jeruzalem vertrekken 6 reist in de wildernis 6–7 13–15 vindt de Liahona 14 waarschuwt dat Jeruzalem zich moet bekeren 5 Lehi2 99–102 Lemuel 6–7 8 10 15 21–22 23–24 26 Liahona 14 23–24 licht in de boten van de Jaredieten 147–148 Limhi, koning 45–46 M Maria, haar naam wordt in een profetie geopenbaard 33 moeders van de tweeduizend jonge strijders 94 Mormon 138–42 Moroni 3–4 141–142 154–155 156 Moroni, opperbevelhebber 85–88 89–90 92 95–97 Mosiah, koning 32–35 49 53 N nacht zonder duisternis 112 115–116 Nehor 54–55 Nephi, de stad en het land 26 36–37 71 99 Nephi1 bouwt een schip 21–22 breekt zijn boog 14 doodt Laban 11 heerser over zijn broers 7 10 keert naar Jeruzalem terug om de koperen platen te halen 8–12 leidt de Nephieten 26 vastgebonden door zijn broers 23–24 wordt bezocht door Jezus Christus 7 zoon van Lehi en Sariah 6 Nephi2 99–102 103–107 108–110 112–113 114 Nephi3 114–116 122 Nephieten bekeren zich 34 77 een groep Nephieten gaat met Zeniff mee 36 een groep Nephieten sluit zich bij de Lamanieten aan 57 90 96 rechtschapenheid van de 26 55 136–137 slechtheid van de 38–39 55 58 82 103–104 138–140 splitsen zich af van de Lamanieten 26 vallen andere Nephieten aan 42 57 92 97 110 vallen de Lamanieten aan 97 139–141 worden slaven van de Lamanieten 42 45 47–48 Nephihah 58 Noach, koning 38–42 O Omner 53 opperrechter Alma treedt af als 58 Alma wordt de eerste 54 door de koningsgezinden verworpen 91 96 moord op 105–107 Overvloed, het land 15 P Pahoran 91 95–97 platen gouden 3–4 154–155 156 koperen 8–12 van de Jaredieten 151 van Mormon 140–142 van Nephi 25 27 30–31 83 138–42 priesterschap 122 R Rameümptom 78 rechters (zie opperrechter) rijkdommen 39 55 79 roede van ijzer 19–20 rovers van Gadianton 110 S Sam 6–7 8 10 Samuel de Lamaniet 111–13 Sariah 6 15 23 schip (zie ook boten) 21–22 23–24 98 Seantum 107 Seëzoram 105–106 Sherem 27–29 Shiblon 83 Shiz 151 Sidom 63 Sidon, de rivier 86 Smith jr., Joseph 2–4 stem 100–102 119 120 stenen, Jezus Christus raakt de stenen aan 146–48 ster 112 116 synagoge 78 t teken Korihor vraagt om een teken 76 Sherem vraagt om een teken 29–30 van de dood van Jezus Christus 112 117–119 van de geboorte van Jezus Christus 112 115–116 toren Rameümptom 78 van Babel 143 van koning Benjamin 32 tweeduizend jonge strijders 93–94 U Urim en Tummim 4 v verbond 35 73 93 verbranden Abinadi 41 koning Noach 42 vrouwen en kinderen 61 vertalen 3–4 vervloeking 26 151 vinger van Jezus Christus 147 visioen 2–3 5 6 18–20 vrij, vrijheid 44 85 89–90 91–92 97 vrijen 91 vrijheidsvaandel 89–90 97 w wapenrusting Nephi trekt de wapenrusting van Laban aan 11 van de Nephieten 85 wapens begraven door het volk van Ammon 73 de Lamanieten geven hun wapens aan opperbevelhebber Moroni 87–88 wateren van Mormon 43 wildernis, reizen in 6–7 13–15 144 witte vruchten 18–20 Z zaadje wordt vergeleken met het woord van God 81 Zarahemla 75 96 103 111 118 Zeëzrom 60–63 zendeling 53 78 Zeniff 36–37 38 Zerahemnah 85–88 zonen van Mosiah 49–52 53 64 73 Zoram 11–12 Zoramieten 78–80 83–84 zwaard van Laban 11