Hoofdstuk 42
De tekenen van de kruisiging van Christus
Er waren 33 jaren voorbijgegaan sinds de mensen de tekenen van de geboorte van Jezus Christus hadden gezien.
Nu keken ze uit naar het teken van zijn dood: drie dagen duisternis.
Sommige mensen geloofden niet dat het teken zou komen. Ze kibbelden met de mensen die wel geloofden.
Op een dag stak een hevige storm op. Het waaide vreselijk hard.
Het bliksemde, en de donder liet de hele aarde beven.
De stad Zarahemla vatte vuur. De stad Moroni zonk in de zee. De stad Moronihah werd bedolven.
Een aardbeving liet de hele aarde beven. Wegen werden opgebroken, en gebouwen stortten in. Veel steden werden verwoest, en veel mensen stierven.
De storm en de aardbeving duurden ongeveer drie uur.
De storm en de aardbeving waren voorbij. Er viel een dichte duisternis over het land. Er was nergens licht. De duisternis was zo dicht dat de mensen die konden voelen.
Drie dagen lang bleef het donker. Kaarsen wilden niet branden. De zon, de maan en de sterren waren niet zichtbaar.
De mensen huilden, want het was donker, alles was verwoest en veel mensen waren dood. Ze hadden spijt dat ze zich niet van hun zonden hadden bekeerd.
Toen hoorde het volk de stem van Jezus Christus.
Jezus zei dat het land helemaal was verwoest. Hij zei dat de slechtste mensen waren gedood.
Hij zei dat de mensen die het hadden overleefd, zich moesten bekeren. Als ze dat deden en tot Hem kwamen, zou Hij hen zegenen.
Toen de mensen de stem hoorden, waren ze zo verbaasd dat ze ophielden met huilen. Het was urenlang stil.
Toen sprak Jezus weer. Hij zei dat Hij vaak had geprobeerd de mensen te helpen. Als ze zich bekeerden, konden ze nog bij Hem terugkeren.
Na drie dagen werd het weer licht. De mensen waren blij en ze dankten God.