Hoofdstuk 10
Jezus laat Zich dopen
Johannes de Doper vertelde de mensen over Jezus Christus. Hij zei dat ze zich van hun zonden moesten bekeren en zich laten dopen. Johannes doopte de mensen die zich van hun zonden bekeerden.
De mensen vroegen Johannes de Doper hoe ze beter konden leven. Hij zei dat ze de armen moesten helpen, de waarheid moesten spreken en eerlijk moesten zijn. Hij zei dat Jezus Christus snel zou komen. Jezus zou ze de gave van de Heilige Geest geven.
Toen Johannes de Doper op een dag in de Jordaan mensen aan het dopen was, kwam Jezus naar hem toe. Hij vroeg of Johannes Hem wilde dopen. Johannes wist dat Jezus altijd Gods geboden had onderhouden en Zich niet hoefde te bekeren. Johannes vond dat Jezus niet gedoopt hoefde te worden.
Maar God had gezegd dat alle mensen gedoopt moesten worden, en dus zei Jezus dat Johannes Hem moest dopen. Jezus gaf ons het voorbeeld door Gods gebod te onderhouden en Zich te laten dopen.
Toen Jezus uit het water kwam, kwam de Heilige Geest bij Hem. God sprak uit de hemel en zei: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.’ Ook Johannes de Doper getuigde dat Jezus de Zoon van God was.
Matteüs 3:16–17; Johannes 1:33–36; Jezus de Christus, p. 113