Hoofdstuk 5
Jezus Christus wordt geboren
De Romeinse keizer zei dat iedereen belasting moest betalen. Jozef en Maria woonden in Nazaret. Ze moesten 105 kilometer naar Betlehem reizen om hun belasting te betalen.
Het was niet makkelijk voor Maria om naar Betlehem te reizen. Haar baby zou bijna geboren worden.
Toen Jozef en Maria in Betlehem aankwamen, waren er geen kamers meer vrij. Ze moesten in een stal overnachten. Een stal is een plek waar dieren verblijven.
Daar werd de baby geboren. Maria wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe. Jozef en Maria noemden de baby Jezus.
Toen Jezus geboren werd, waren er herders die in de velden bij Betlehem voor hun schapen zorgden. Er kwam een engel naar ze toe. De herders waren bang.
De engel zei dat ze niet bang hoefden te zijn. Hij had goed nieuws: de Heiland, Jezus Christus, was in Betlehem geboren. Ze zouden Hem in een kribbe vinden.
De herders gingen naar Betlehem, waar ze het kindje Jezus zagen.
De herders waren blij om de Heiland te zien. Ze vertelden andere mensen over alles wat ze gehoord en gezien hadden.