Verhalen uit de Schriften
Hoofdstuk 34:{1><1} De jongen met een boze geest


Hoofdstuk 34

De jongen met een boze geest

A man asks the Savior to heal his son saying that the disciples had been unable to help him - ch.33-1

Op een dag vroeg een man aan de Heiland of Hij zijn zoon wilde helpen. De jongen had een boze geest in zich. De discipelen hadden al geprobeerd om zijn zoon te genezen, maar dat was ze niet gelukt.

The evil spirit makes the boy fall to the ground - ch.33-2

Jezus liet de man met zijn zoon bij Hem komen. Toen de jongen kwam, liet de boze geest hem op de grond vallen.

The Savior asks the father how long his son has had the evil spirit - ch.33-3

De Heiland vroeg hoe lang de zoon de boze geest al bij zich had. De vader zei dat hij de geest als kind al bij zich had.

The man says he has faith for his son to be healed - ch.33-4

Jezus zei dat Hij de zoon kon genezen als de vader geloof had. De vader begon te huilen. Hij zei dat hij geloof had. Maar hij vroeg of Jezus hem nog meer geloof wilde geven.

The Savior commands the evil spirit to come out of the boy - ch.33-5

Jezus gebood de boze geest om uit het lichaam van de jongen te gaan en nooit meer terug te komen. De boze geest werd kwaad. Hij deed de jongen weer pijn. Toen gehoorzaamde hij Jezus en ging weg.

The Savior reaches down and takes the boy by the hand - ch.33-6

De jongen lag zo stil dat veel mensen dachten dat hij dood was. Maar Jezus pakte zijn hand vast en hielp hem opstaan. De jongen was genezen. De boze geest was weg.

When the disciples ask why they couldn't cast out the evil spirit Jesus tells them they should have fasted and prayed - ch.33-7

Later vroegen de discipelen aan Jezus waarom zij de boze geest niet konden wegsturen. Jezus vertelde hen dat ze soms moesten vasten en bidden om iemand te kunnen genezen.