Hoofdstuk 31 Jezus geneest een dove man Enkele mensen brachten een man naar Jezus. De man was doof en kon niet goed praten. De mensen wilden dat de Heiland hem zou genezen. Marcus 7:32 Jezus nam de man terzijde. Hij stopte zijn vingers in de oren van de man. Hij raakte de tong van de man aan en zegende hem. Marcus 7:33–34 Nu kon de man horen en praten. De mensen konden hem verstaan. Jezus vroeg de mensen om niet aan iedereen te vertellen wat er was gebeurd. Maar dat deden ze toch. Marcus 7:35–36