Hoofdstuk 38
De Farizeeër en de tollenaar
Jezus sprak een keer met enkele mensen die dachten dat ze beter waren dan andere mensen. Jezus vertelde ze een verhaal.
Er waren twee mannen die naar de tempel gingen om te bidden. De ene was een Farizeeër. De andere was een tollenaar, dat is een belastingontvanger. De mensen hielden niet van belastingontvangers. Ze vonden dat ze niet eerlijk waren.
De Farizeeër stond ergens te bidden waar iedereen hem kon zien. Hij bedankte God dat hij beter was dan andere mensen. Hij zei dat hij twee keer per week vastte en zijn tiende betaalde. De tollenaar stond in een hoekje, boog zijn hoofd en bad: ‘O God, wees mij, zondaar, genadig!’
De Farizeeër dacht dat hij volmaakt was en geen hulp van God nodig had. De tollenaar wist dat hij niet volmaakt was en dat hij de hulp van God nodig had. Hij was nederig en vroeg God om vergeving.
Jezus zei dat mensen als de tollenaar moeten zijn. Ze mogen niet denken dat ze beter zijn dan andere mensen. Ze moeten zich van hun zonden bekeren en God om vergeving vragen.