Hoofdstuk 26
Jezus vergeeft een vrouw
Een Farizeeër nodigde Jezus uit om bij hem thuis te komen eten.
In de stad woonde een vrouw die veel zonden had begaan. Ze wist dat Jezus in het huis van de Farizeeër was. Ze wilde iets bijzonders voor Jezus doen.
Ze knielde neer en waste de voeten van de Heiland met haar tranen. Toen droogde ze zijn voeten met haar haren en kuste ze. Ze deed er ook olie op die heerlijk rook. De Farizeeër wist dat de vrouw veel slechte dingen had gedaan. Hij vond dat de vrouw Jezus niet had mogen aanraken.
De Heiland wist wat de Farizeeër dacht. Hij zei tegen de man dat de vrouw meer had gedaan om voor Hem te zorgen dan hij. De Farizeeër had Jezus geen water gegeven om zijn voeten te wassen en geen olie voor zijn hoofd, wat vaak voor gasten gedaan werd.
Jezus zei tegen de Farizeeër dat de zonden van de vrouw haar waren vergeven omdat ze de Heiland liefhad en geloof in Hem had. Jezus zei tegen de vrouw dat ze in vrede kon weggaan.
Lucas 7:47–50; Leer en Verbonden 58:42–43; Jezus de Christus, pp. 194–196