Hoofdstuk 61
Paulus en Silas in de gevangenis
Er was een meisje dat een boze geest bij zich had. De mensen hoorden graag wat de boze geest door haar te zeggen had. Ze betaalden de mensen voor wie ze werkte om de boze geest te horen spreken.
Toen Paulus en Silas langskwamen, liep het meisje hen achterna. Toen ze dat deed, sprak de boze geest. Op een dag gebood Paulus de boze geest om uit haar lichaam te gaan. En dat deed de geest. De mensen voor wie ze werkte werden boos. Nu konden ze geen geld meer aan haar verdienen.
De mensen brachten Paulus en Silas naar de leiders van de stad. Ze zeiden dat Paulus en Silas problemen hadden veroorzaakt.
De leiders gaven Paulus en Silas stokslagen en gooiden ze in de gevangenis.
Die nacht baden Paulus en Silas, en zongen zij lofzangen voor onze hemelse Vader. Iedereen in de gevangenis hoorde hen. Plotseling begon de grond te schudden. De deuren van de gevangenis gingen open.
De bewaker werd wakker en zag dat de deuren open stonden. Hij dacht dat de gevangenen waren ontsnapt. Paulus zei dat hij zich geen zorgen hoefde te maken. De gevangenen waren er nog allemaal. De bewaker knielde bij Paulus en Silas neer en vroeg hoe hij verlost kon worden.
Paulus en Silas vertelden de bewaker en zijn gezin over het evangelie. Die nacht lieten de bewaker en zijn gezin zich dopen.
De volgende dag lieten de leiders van de stad Paulus en Silas vrij. Paulus en Silas gingen naar een andere stad om zendingswerk te doen.