Hoofdstuk 32
Petrus getuigt van Christus
Jezus vroeg zijn discipelen wie Hij volgens de mensen was.
De discipelen zeiden dat sommige mensen dachten dat Jezus Johannes de Doper was. Anderen dachten dat Hij een profeet uit het Oude Testament was die uit de dood was opgestaan.
Jezus vroeg zijn discipelen wie Hij volgens hen was. Petrus zei: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!’
Jezus legde uit dat het getuigenis van Petrus niet van mensen afkomstig is. Hij had zijn getuigenis door openbaring van God ontvangen.
Jezus beloofde Petrus dat Hij hem het priesterschap zou geven en het gezag om zijn kerk te leiden. Dan zouden Petrus en de discipelen het gezag hebben om de kerk van Jezus op aarde te stichten.
Jezus zei dat zijn discipelen aan niemand mochten vertellen dat Hij de Christus was. Eerst moest Hij lijden, gedood worden en op de derde dag uit de dood herrijzen.