Hoofdstuk 16
De zoon van de hoveling
Een leider van het joodse volk had een zoon die erg ziek was. Iedereen dacht dat zijn zoon snel zou overlijden.
De man liet zijn zoon thuis achter en reisde vele kilometers naar de stad Kana. Daar vond hij Jezus.
De man vroeg de Heiland om mee te komen en zijn zoon te genezen. Jezus zei dat zijn zoon beter zou worden. De man geloofde Jezus en ging terug naar huis.
Zijn dienstknechten kwamen hem tegemoet. Ze vertelden hem dat zijn zoon aan de beterhand was en zou blijven leven. Hij vroeg hen wanneer precies zijn zoon beter was geworden. Ze vertelden het hem. Het was op het moment toen Jezus had gezegd dat zijn zoon zou genezen.
De man wist dat Jezus Christus zijn zoon had genezen. Hij en zijn hele familie geloofden in de Heiland.