Hoofdstuk 54 De opstanding van Jezus Het lichaam van de Heiland lag tot zondagochtend in het graf. Toen kwamen er twee engelen die de steen van het graf wegrolden. Matteüs 28:1–2 Lucas 24:1–4 Een vrouw die door Jezus was genezen, Maria van Magdala, ging naar het graf. Ze was verbaasd toen ze zag dat de steen was weggerold. Het lichaam van Jezus lag niet meer in het graf. Johannes 20:1–2 Ze rende naar Petrus en Johannes en zei dat iemand het lichaam van de Heiland had weggehaald. Ze wist niet waar het was. Johannes 20:2 Petrus en Johannes renden naar het graf. Ze zagen de doeken liggen waarin Jezus was begraven, maar zijn lichaam was er niet. Petrus en Johannes wisten niet wat ze moesten doen. Ze gingen naar huis. Johannes 20:3–7, 10 Maria van Magdala bleef bij het graf en huilde. Toen ze weer in het graf keek, zag ze twee engelen. Johannes 20:11–12 Ze vroegen Maria van Magdala waarom ze huilde. Zij antwoordde dat iemand het lichaam van Jezus had weggehaald. Ze wist niet waar het was. Johannes 20:13 Ze draaide zich om en zag iemand. Ze dacht dat het de tuinman was. Hij vroeg haar waarom ze huilde. Ze vroeg hem of hij wist waar het lichaam van Jezus was. Johannes 20:14–15 Toen de man ‘Maria’ zei, wist zij dat Hij Jezus was. Hij vroeg haar de apostelen te gaan vertellen dat Hij was opgestaan. Johannes 20:15–17 Maria van Magdala en enkele andere vrouwen vertelden de apostelen dat Jezus was opgestaan. Eerst geloofden de apostelen hen niet. Lucas 24:10–11; Johannes 20:18 Toen de apostelen later met elkaar zaten te praten, kwam Jezus de kamer binnen. De apostelen waren bang. Ze dachten nog steeds dat Hij dood was. Lucas 24:36–37 De Heiland liet ze zijn handen en voeten aanraken. Hij was herrezen — zijn lichaam en geest waren weer verenigd. Lucas 24:38–40 De apostelen waren blij om Hem te zien. Hij vroeg ze iets om te eten. Ze gaven Hem vis en honingraat. Hij at het op. Lucas 24:41–43 Jezus Christus was de eerste persoon die uit de dood herrees. Daarna herrezen ook veel andere mensen. Ze werden door mensen in Jeruzalem gezien. Jezus had gezegd: ‘Ik ben de opstanding en het leven’. Omdat Hij de dood heeft overwonnen, zullen wij eens allemaal herrijzen. Matteüs 27:52–53; Johannes 11:25