Hoofdstuk 17 Boze mensen in Nazaret Jezus ging naar Nazaret, de stad waar Hij was opgegroeid. Lucas 4:16 Jezus ging naar een synagoge, een gebouw waarin joden naar de kerk gaan. Hij stond op en las uit de Schriften. Hij las de woorden van de profeet Jesaja. Jesaja had gezegd dat de Heiland op aarde zou komen om alle mensen te helpen. Lucas 4:16–19 Toen Jezus de Schriften dichtsloeg en ging zitten, keken de mensen naar Hem. Lucas 4:20 Jezus zei dat de woorden van Jesaja over Hem gingen — dat Hij de Heiland was. De mensen waren verbaasd. Ze zeiden: ‘Is dit niet de zoon van Jozef?’ Ze geloofden niet dat Jezus de Zoon van God was. Lucas 4:21–22 De Heiland wist wat ze dachten. Ze wilden dat Hij een wonder zou verrichten. Maar Jezus zei dat Hij geen wonderen voor hen zou verrichten omdat ze geen geloof in Hem hadden. Lucas 4:23–27 Toen werden de mensen boos. Ze namen Jezus mee naar de top van een berg en wilden Hem eraf gooien. Lucas 4:28–29 Jezus vluchtte weg en ging naar een andere stad. Lucas 4:30–31