De derde gelijkenis De verloren zoon Een man had twee zoons. De man beloofde dat hij hun geld zou geven als hij overleed. De jongste zoon wilde niet wachten. Hij vroeg zijn vader om zijn deel van het geld. Zijn vader gaf het hem. Lucas 15:11–12 De zoon nam het geld en ging van huis. Hij ging naar een ander land. De zoon zondigde steeds. Hij gaf al het geld uit. Lucas 15:13 Uiteindelijk had de zoon geen geld meer om eten te kopen. Hij had erg veel honger. Hij vroeg een man om hulp. De man liet hem zijn varkens voeren. Lucas 15:14–15 De zoon had zo’n honger dat hij het voer van de varkens wilde eten. Hij wist dat de dienstknechten bij zijn vader thuis beter te eten kregen dan hij. Lucas 15:16–17 Hij besloot zich te bekeren en te vragen of hij bij zijn vader thuis dienstknecht mocht worden. Toen de zoon naar huis ging, zag zijn vader hem aankomen. Lucas 15:18–20 De vader rende zijn zoon tegemoet. Hij sloeg zijn armen om hem heen en kuste hem. Lucas 15:20 De zoon vertelde zijn vader dat hij had gezondigd. Hij vond dat hij het niet waard was om zijn zoon te zijn. Lucas 15:21 De vader liet een dienstknecht de beste kleren voor zijn zoon uitzoeken. De dienstknecht gaf de zoon ook schoenen en een ring om zijn vinger. Lucas 15:22 De vader liet de dienstknecht een feestmaal bereiden. Hij wilde met iedereen vieren dat zijn zoon die had gezondigd, zich had bekeerd en was thuisgekomen. Lucas 15:23–24 De oudste zoon was intussen op het veld aan het werk. Toen hij thuiskwam, hoorde hij muziek en dans. Een dienstknecht vertelde hem dat zijn jongere broer was thuisgekomen. Zijn vader wilde dat iedereen het kwam vieren. Lucas 15:25–27 De oudste zoon was boos en wilde niet naar binnen gaan. Zijn vader kwam naar buiten om met hem te praten. Lucas 15:28 De vader was dankbaar dat de oudste zoon altijd bij hem was gebleven. Alles wat de vader had, zou van hem zijn. De vader legde ook uit dat het goed was om feest te vieren. Hij was blij dat zijn jongste zoon zich had bekeerd en was thuisgekomen. Lucas 15:31–32 Jezus vertelde de drie gelijkenissen aan de Farizeeërs omdat Hij ze wilde leren hoeveel onze hemelse Vader van iedereen houdt. Hij houdt van de mensen die Hem gehoorzamen. Hij houdt ook van de zondaars, maar onze hemelse Vader kan ze pas zegenen als ze zich bekeren. Hij wil dat de zondaars zich bekeren en bij Hem terugkeren. En Hij wil dat wij ze daarbij helpen en dat we blij zijn als ze terugkeren. Johannes 3:16–17