Bibliotheek
Les 78: Alma 13


Les 78

Alma 13

Inleiding

Toen Alma eerst tot het volk van Ammonihah sprak, begonnen zij met hem te redetwisten. Zij trokken zijn gezag in twijfel en zeiden tot hem: ‘Wie zijt gij?’(zie Alma 9:1–6). Zij bevonden zich in een staat van afvalligheid, waarbij ze de orde van Nehor hadden omarmd — priesterlisten, met persoonlijk gewin als doel (zie Alma 1:2–15; 15:15; 16:11). In tegenstelling tot Nehors leringen, leerde Alma hen over ‘het hoge priesterschap van de heilige orde Gods’, met als doel om anderen te helpen zich te bekeren en tot de rust des Heren in te gaan (zie Alma 13:6). Hij haalde het voorbeeld van Melchizedek aan, die geloof en bekering predikte en zijn volk hielp in vrede te leven. Alma onderwees ook in het voorsterfelijk leven en de voorordening. Hij besloot zijn redevoering met de uitnodiging aan het volk om naar zijn woorden te luisteren, zodat zij zich konden voorbereiden de rust van de Heer in te gaan.

Onderwijstips

Alma 13:1–12

Alma onderwijst het volk van Ammonihah in de roeping van hogepriesters

Leg uit dat Alma 13 Alma’s leringen bevat over een groep mensen die voor de kerk van grote waarde was. Alle leden van de kerk werden gezegend door de hulp van dit volk.

Vertel de cursisten dat zij mensen uit deze groep kennen. Vraag de cursisten daarna Alma 13:1 door te lezen om vast te stellen wie deze mensen zijn. Als zij de tijd hebben gehad om dit vers te lezen, kunt u ze adviseren om ook Alma 13:10, 14 en Leer en Verbonden 107:1–3 door te lezen. Laat de cursisten deze verwijzingen desgewenst naast Alma 13:1in hun Schriften noteren.

Wijs erop dat Alma sprak over priesters naar de orde van de Zoon van God, namelijk het Melchizedeks priesterschap. Met andere woorden, hij sprak over mannen die het ambt van hogepriester in het Melchizedeks priesterschap droegen. Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

‘Deze Nephieten, die vol geloof waren en getrouw waren in het onderhouden van de wet van Mozes, hadden het Melchizedeks priesterschap, wat betekent dat zij ook de volheid van het evangelie hadden. […] In Alma 13 vinden we de beste informatie over het Melchizedeks priesterschap.’ (The Promised Messiah [1978], p. 421.)

  • Welke zegeningen hebben jullie door het Melchizedeks priesterschap ontvangen? (Mogelijke antwoorden: de gave van de Heilige Geest, een patriarchale zegen, andere priesterschapszegens, de leiding van algemene autoriteiten en plaatselijke leiders zoals de bisschop of gemeentepresident, en zegeningen die zij ontvangen door het verbond dat hun ouders in de tempel hebben gesloten. De cursisten kunnen ook de doop en het avondmaal noemen die worden verricht met het gezag van het Aäronisch priesterschap, op aanwijzing van Melchizedeks-priesterschapleiders.)

Zet de volgende vragen op het bord of op een uitreikblad. Geef de cursisten de tijd om Alma 13:2–10 te lezen en de antwoorden op de vragen te vinden.

Wanneer werden de Melchizedeks-priesterschapsdragers al geroepen en voorbereid? (Zie Alma 13:3–5.)

Wat is de plicht van alle Melchizedeks-priesterschapsdragers? (Zie Alma 13:6.)

Welke zinsneden in Alma 13:7 beschrijven het Melchizedeks priesterschap?

Wat zijn enkele voorwaarden om in het Melchizedeks priesterschap geordend te worden? (Zie Alma 13:10.)

Als de cursisten de vragen hebben beantwoord, laat u ze verslag uitbrengen. U kunt hun antwoorden eventueel op het bord zetten.

Overweeg de volgende vragen te stellen om de cursisten te laten begrijpen en bespreken wat zij gelezen hebben:

  • Op wat voor manieren helpt het dienstbetoon van priesterschapsdragers ons om ons op Jezus Christus te richten voor verlossing? (Zie Alma 13:2, 8, 16. Zij wijzen ons op de Heiland door hun voorbeeld, leringen en de verordeningen die zij verrichten.)

  • Wat bedoelde Alma met de uitspraak: ‘[De hogepriesters] waren sedert de grondlegging der wereld […] geroepen en voorbereid’? (Alma 13:3). (Hij bedoelde dat sommige mannen in het voorsterfelijk bestaan geroepen zijn om een bepaald priesterschapsambt te dragen.)

Laat een cursist de volgende uitspraken voorlezen om de cursisten de voorordening duidelijk te maken en hoe die op hun leven van toepassing is.

De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘Eenieder die geroepen is om het evangelie aan de inwoners der wereld te verkondigen, was reeds voor dat doel in de grote raadsvergadering aangesteld vóór deze wereld bestond. Ik ga er van uit dat ik in die grote raadsvergadering voor dit ambt ben geordend.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], pp. 547–548.)

President Spencer W. Kimball heeft gezegd: ‘Getrouwe vrouwen hebben in het voorsterfelijk bestaan bepaalde taken gekregen en getrouwe mannen zijn daar tot bepaalde priesterschapstaken geordend. Hoewel we ons nu de details niet meer herinneren, verandert dat niets aan de heerlijke realiteit waar we ooit mee ingestemd hebben.’ (Leringen van kerkpresidenten: Spencer W. Kimball [2006], p. 238.)

  • Wat moeten we volgens Alma 13:3 doen om onze voorgeordende zending te vervullen?

  • Wat zou het voor een man moeten betekenen als hij tot een ambt in het priesterschap is geordend? (Zie Alma 13:8. Let op dat deze vraag zowel door jongemannen als jongevrouwen kan worden beantwoord. De jongemannen kunnen baat hebben bij de antwoorden van de jongevrouwen.)

Laat de cursisten Alma 13:11–12 doorlezen en opletten in welke opzichten de door Alma genoemde Melchizedeks-priesterschapsdragers veranderd waren door de verzoening van Jezus Christus.

  • Wat betekent het volgens jullie als iemands ‘klederen witgewassen [zijn] door het bloed des Lams’?

  • Waarom denk je dat Melchizedeks-priesterschapsdragers door de verzoening van Jezus Christus veranderd moeten worden? Hoe kunnen wij hun voorbeeld volgen?

Herinner de cursisten eraan dat Alma deze waarheden aan het volk van Ammonihah onderwees. Veel mensen hingen ‘de belijdenis van Nehor’ aan (Alma 14:18; 15:15), wat betekent dat zij Nehors leringen hadden omarmd. Nehor was een man die een valse orde had gevestigd die door Alma onder ‘priesterlisten’ werd geschaard (zie Alma 1:12–15).

  • Hoe verschillen getrouwe Melchizedeks-priesterschapsdragers van de mensen die de leringen van Nehor navolgden? (U kunt de cursisten desgewenst Alma 1:2–6 laten raadplegen, waarbij ze letten op de tegenstelling tussen de priesterlisten van Nehor en het Melchizedeks priesterschap.)

  • Het volk van Ammonihah was al eerder onderwezen in het Melchizedeks priesterschap en had door het Melchizedeks priesterschap zegeningen ontvangen (zie Alma 9:21; 13:1). Waarom denken jullie dat het belangrijk was voor het volk in Ammonihah om herinnerd te worden aan de dingen die ze al eerder over het Melchizedeks priesterschap geleerd hadden?

  • Wat zijn jullie tot nu over het priesterschap te weten gekomen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende te omvatten: priesterschapsverordeningen en het dienstbetoon van priesterschapsdragers helpen ons om ons op Jezus Christus te richten voor verlossing.)

U kunt ze in hun Schriftendagboek of aantekenschrift dit beginsel en andere vastgestelde beginselen laten schrijven. Als u voldoende tijd hebt, laat u de cursisten opschrijven hoe deze beginselen kunnen beïnvloeden hoe zij naar de macht en de zegeningen van het priesterschap kijken.

Alma 13:13–20

Alma vertelt over Melchizedek, een groot hogepriester die vrede onder zijn volk vestigde

Zet de volgende woorden op het bord: hogepriester, koning, oefende groot geloof uit, predikte bekering, vestigde vrede, vredevorst, regeerde onder zijn vader. Stop na elk woord of elke zinsnede even om de cursisten te laten raden, zonder dat ze hun Schriften raadplegen, wie Alma met deze woorden en zinsneden beschreef. (Hij beschreef Melchizedek.) Laat de cursisten Alma 13:14 lezen als zij, nadat alle woorden en zinsneden op het bord zijn geschreven, niet juist hebben geraden.

Als sommige cursisten dachten dat Alma over Jezus Christus sprak, vraagt u ze waarom de beschrijving van een rechtvaardige hogepriester hen aan de Heiland doet denken. Maak ze duidelijk dat Melchizedeks-priesterschapsdragers ‘naar de orde van de Zoon, de Eniggeborene des Vaders’ zijn (Alma 13:9; zie ook LV 107:2–4). Wijs erop dat Melchizedeks-priesterschapsdragers in hun bediening en leringen naar het voorbeeld van Jezus Christus moeten streven. Herinner de cursisten er ook aan dat we door de verordeningen van het Melchizedeks priesterschap dichter tot de Heiland komen.

Vraag een cursist Alma 13:14–19 voor te lezen. Laat de klas zich afvragen hoe het goddeloze volk van Ammonihah baat zouden hebben gehad bij het leren over Melchizedek.

  • Welke woorden in Alma 13:17 beschrijven het volk van Melchizedek? In welke opzichten leek dit volk op het volk van Ammonihah? (Zie Alma 8:9; 9:8.)

  • Wat deed Melchizedek als leider van zijn volk? Hoe werd het volk door zijn leiderschap beïnvloed? Hoe verschilde deze invloed van de invloed van Nehors leringen op de mensen in Ammonihah? (Zie Alma 8:17; 10:27, 32.)

Laat de cursisten Alma 13:16–18 samenvatten en de taken van priesterschapsleiders onder woorden brengen die in deze verzen worden besproken. Zie erop toe dat de cursisten het volgende in hun samenvatting opnemen: priesterschapsleiders helpen ons om ons op Jezus Christus te richten, ons te bekeren en in vrede te leven. (U kunt de cursisten aanmoedigen hun samenvatting naast Alma 13:16–18 in hun Schriften te noteren.) Wijs erop dat andere kerkleid(st)ers, zoals de ZHV- en jongevrouwenleidsters, ook van essentieel belang zijn. Samen met priesterschapsleiders helpen zij personen en gezinnen om tot Christus te komen.

  • Hoe zijn jullie gezegend door de dienstverlening van kerkleid(st)ers?

Alma 13:21–31

Alma nodigt het volk uit om naar de stem van de Heer te luisteren en tot zijn rust in te gaan

Laat de cursisten acht slaan op iets dat in Alma 13:12, 13, 16, 29 steeds herhaald wordt. Het antwoord is het woord rust en de zinsnede ‘de rust des Heren’. U kunt ze aanmoedigen die woorden in elk vers te markeren. Maar de cursisten duidelijk wat het betekent om in en na dit leven tot de rust des Heren in te gaan door de volgende uitspraken te lezen:

‘De profeten vanouds hebben het over ‘ingaan in [Gods] rust’ [zie Alma 12:34; LV 84:23–24]; wat betekent dat? Volgens mij betekent het ingaan in de kennis en liefde van God, met geloof in zijn doeleinden en zijn plan, zoveel geloof dat wij weten dat we het goed hebben en dat we niet iets anders najagen.’ (Joseph F. Smith, Leringen van kerkpresidenten: Joseph F. Smith [1998], p. 56.)

‘Ware heiligen treden in dit leven in tot de rust des Heren, en door zich altijd vast te blijven houden aan die waarheid, blijven zij in die gezegende staat totdat zij rusten met de Heer in de hemel. […] De rust des Heren betekent in de eeuwigheid om het eeuwige leven te beërven, om de volheid van Gods glorie te ontvangen.’ (Bruce R. McConkie, Mormon Doctrine, 2de editie [1966], p. 633.)

Leg uit dat Alma het volk van Ammonihah aanspoorde om zich te bekeren en zich voor te bereiden op de komst van Christus (zie Alma 13:21–26). Toen gaf hij hun beginselen die zij moesten naleven om tot de rust des Heren in te gaan.

Vraag de cursisten Alma 13:27 door te lezen.

  • Welke woorden in Alma 13:27 tonen aan hoe Alma tegen het volk en zijn boodschap aankeek?

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Alma 13:27–29 voor te lezen. Laat de klas letten op de beginselen waarvan Alma hoopte dat het volk die zou volgen. Vraag de cursisten vervolgens welke beginselen ze hebben gevonden. Bijvoorbeeld: als wij nederig op de uitnodiging ingaan om ons te bekeren, zal de Geest ons naar de rust des Heren leiden.

Laat de cursisten opschrijven hoe zij de raad in Alma 13:27–29 zullen opvolgen. Getuig dat wij in en na dit leven tot de rust des Heren kunnen ingaan als wij de beginselen naleven die Alma ons leerde.

Toelichting en achtergrondinformatie

Alma 13:1. ‘Ik [wil] uw aandacht vestigen op’

Alma had een reden om te zeggen dat hij de aandacht wilde vestigen op iets belangrijks (zie Alma 13:1). Herinner de cursisten eraan dat Alma 13 een voortzetting is van de toespraak in Alma 11 en 12. Het einde van Alma 12 bevat Alma’s woorden aangaande de val van Adam en Eva (zie Alma 12:22–23, 30–32). Aan het begin van Alma 13 vervolgt Alma zijn toespraak, waarbij hij het volk vraagt om ‘[hun] aandacht [te] vestigen op’ een periode na de val waarin de Heer priesters ordende om in zijn geboden te onderwijzen.

Alma 13:3. Keuzevrijheid in de voorsterfelijke wereld

Met het oog op priesterschapsdragers en hun voorsterfelijke ordening, leerde Alma dat het hun in de eerste plaats werd ‘vrijgelaten om het goede of het kwade te kiezen’ (Alma 13:3). President Joseph Fielding Smith heeft over die waarheid verder gezegd:

‘God gaf zijn kinderen reeds in de [voorsterfelijke] geestenwereld hun vrije wil, zodat iedere geest het voorrecht genoot, net als de mensen hier, om het goede te kiezen en het kwade te verwerpen, of om deel te hebben aan het kwade en onder de gevolgen van hun zonden te lijden. Om die reden waren sommigen toen al getrouwer dan anderen in het naleven van de geboden van de Heer. […]

‘De geest van de mens had keuzevrijheid. […] De geesten waren niet gelijk. Mogelijk stonden allen aanvankelijk op gelijke hoogte, en wij weten dat zij in het begin allemaal onschuldig waren; maar door de keuzevrijheid die hun gegeven was, waren sommigen in staat om anderen te overtreffen. En door de eeuwen van onsterfelijk leven heen konden zij intelligenter en getrouwer worden, want zij hadden de vrijheid om zelf beslissingen te nemen, zelf te denken, de waarheid te ontvangen of daartegen in opstand te komen.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 2, blz. 214.)

Alma 13:3–5. Voorsterfelijk leven en voorordening

President Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

‘Er ligt geen diepere waarheid in de herstelling verscholen dan de kennis van ons voorsterfelijk bestaan. Geen andere kerk kent of predikt deze waarheid. De leer is alleen in samengevatte vorm aan ons gegeven, maar de belangrijkste feiten zijn vaak genoeg in openbaringen herhaald om ons van enkele fundamentele waarheden te verzekeren.

‘[…] De weinige cruciale feiten die wij hebben van onze status in het voorsterfelijk leven zijn: “De mens was eveneens in het begin bij God.” (LV 93:29.) Wij leefden in de tegenwoordigheid van God, onze eeuwige Vader, en wij zijn kinderen van Hem. Intelligentie, of de geest, werd als geestelijk lichaam georganiseerd vóór de grondlegging der wereld. (Zie Abraham 3:22.) Een ieder van ons werd begiftigd met keuzevrijheid. Gezag werd verleend en leiders werden gekozen. (Alma 13:1–4.)’ (Our Father’s Plan [1984], pp. 14–15).

Trouw aan het geloof bevat de volgende uitleg van voorordening:

‘In de voorsterfelijke geestenwereld wees God bepaalde geesten een specifieke opdracht op aarde toe. Dat noemen wij voorordening.

‘Voorordening garandeert niet dat iemand een bepaalde roeping of taak op aarde ook krijgt. Dat hangt af van zijn rechtvaardige keuzes in dit leven, net als zijn voorordening het gevolg was van zijn rechtschapenheid in het vooraardse leven. […]

‘De leer van de voorordening geldt voor alle leden van de kerk, niet alleen voor de Heiland en zijn profeten. Vóór de schepping van de aarde kregen loyale vrouwen bepaalde taken toegewezen en loyale mannen werden voorgeordend tot bepaalde priesterschapstaken. Hoewel u zich die tijd niet kunt herinneren, staat het vast dat u bereid was belangrijke taken in de dienst van uw Vader uit te voeren. Door te bewijzen dat u uw voorordening waardig bent, zult u de kans krijgen de taken te vervullen die u toen zijn gegeven.’ (Trouw aan het geloof: evangeliewijzer [2004], pp. 186–187.)

Ouderling Neal A. Maxwell van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

‘Het voorsterfelijk bestaan is geen leer die ons op onze lauweren laat rusten. Wij moeten allemaal keuzes maken, moeilijke opdrachten vervullen, tegenstrijdigheden en tegenslagen verwerken, onze tijd goed besteden en onze talenten en gaven goed gebruiken. Omdat wij “toen” zijn uitverkoren, wil dat niet zeggen dat wij “hier en nu” onverschillig kunnen zijn. Ongeacht of iemand in het vooraards bestaan als man voorgeordend of als vrouw aangesteld is, zij die geroepen en voorbereid zijn moeten ook bewijzen dat zij “uitverkoren en getrouw” zijn. (Zie Openbaring 17:14; LV 121:34–36.)’ (‘Premortality, a Glorious Reality’, Ensign, november 1985, p. 17.)

Afdrukken