Les 59
Mosiah 12:18–14:12
Inleiding
Toen koning Noach en zijn priesters Abinadi ondervroegen, berispte de profeet hen omdat ze de geboden niet leerden of onderhielden. Koning Noach gaf zijn priesters de opdracht om Abinadi te doden, maar God beschermde Abinadi en stelde hem in staat zijn boodschap te vervolgen. Abinadi citeerde Jesaja en getuigde van Jezus Christus en zijn verzoening.
Onderwijstips
Mosiah 12:18–13:26
Abinadi berispt koning Noach en zijn priesters omdat ze de geboden niet willen onderhouden en aan het volk leren
Zet de volgende uitspraken op het bord om de les te beginnen:
Laat de cursisten zich afvragen in hoeverre de uitspraken op basis van een schaal van 1 tot 10 op hen van toepassing zijn (waarbij 10 aangeeft dat de uitspraak helemaal op hen van toepassing is).
-
Waarom is het volgens jou van belang dat je beide uitspraken oprecht kunt doen?
Leg de cursisten uit dat ze bij hun bespreking van de woorden van Abinadi meer te weten komen over het belang van het evangelie kennen en naleven. Wijs erop dat ze in de vorige les bespraken dat koning Noach en zijn priesters Abinadi wegens zijn profetieën tegen hen in de gevangenis wierpen (zie Mosiah 12:1–17). Vat Mosiah 12:18–24 samen met de uitleg dat Abinadi later voor koning Noach en zijn priesters werd gebracht. De priesters ondervroegen hem en probeerden hem iets te laten zeggen wat ze tegen hem konden gebruiken. Vraag een van hen vervolgens een Schrifttekst uit te leggen.
Laat de cursisten Mosiah 12:25–30 doorlezen en opzoeken waarom Abinadi Noach en zijn priesters terechtwees. Vraag de cursisten na het melden van hun bevindingen:
-
Abinadi zei dat Noach en zijn priesters de wegen des Heren verdraaid hadden (zie Mosiah 12:26). Met andere woorden, ze hadden heilige zaken met de voeten getreden en zich van de juiste manier van leven afgekeerd. In welke opzichten maakten Noach en de priesters zich schuldig aan het verdraaien van de wegen des Heren?
U kunt de cursisten helpen deze vraag te beantwoorden door ze erop te wijzen dat de priesters beweerden dat het heil door de wet van Mozes kwam (zie Mosiah 12:32). Ze hielden zich echter niet aan de tien geboden, die tot die wet behoorden, en zij leerden het volk niet die geboden te onderhouden (zie Mosiah 11:1–15; 12:27–29, 37; 13:25–26).
Wijs naar de uitspraken op het bord.
-
Hoe scoren Noach en zijn priesters op een schaal van 1 tot 10 met betrekking tot beide uitspraken?
Laat een cursist Mosiah 12:31–33 voorlezen. Vraag de klas de beginselen te benoemen die Abinadi aan Noach en zijn priesters leerde. (Hij leerde hen dat we behouden worden als we de geboden van God bewaren.)
Lees het volgende voorbeeld van ouderling F. Melvin Hammond van de Zeventig voor. Moedig de cursisten aan om te luisteren naar het belang van de geboden zowel kennen als naleven.
‘Jaren geleden verkondigde een teruggekeerde zendeling vrijmoedig in een avondmaalsdienst dat hij door zijn studie van de Schriften wist dat het evangelie waar was en dat hij zijn leven zou geven voor de Heer en zijn kerk. Twee weken later stond hij voor de bisschop van zijn studentenwijk, vernederd en bang, met de bekentenis dat hij in een moment van zwakte zijn kuisheid had verspeeld. Ergens was zijn verkondigde toewijding aan de Heiland in zijn kolkende passie op de achtergrond geraakt. Hoewel hij het woord van God had bestudeerd, had hij die studie niet gekoppeld aan de praktische toepassing in een alledaagse christelijke levenswandel.
‘Een prachtige jongevrouw had aan alle vereisten voor de onderscheiding Voorbeeldige jongevrouw voldaan. Ze had haar persoonlijke doelen keurig opgeschreven en in haar gedenkboek opgenomen. Ze schreef met grote stelligheid dat ze alleen met waardige jongemannen zou uitgaan en die speciale persoon zou vinden die haar naar de tempel zou brengen. Op haar achttiende dacht ze niet meer aan haar doelen; ze ging er vandoor met een jongen die geen lid was van de kerk. Vele tranen werden vergoten door wie haar het meeste liefhadden — haar ouders, leerkrachten en vriendinnen. Zij was in het verschrikkelijke gat gevallen tussen de vereisten van de wet en de werkelijkheid van waar discipelschap.’ (‘Eliminating the Void between Information and Application’, satellietuitzending voor leiders en leerkrachten van CES, augustus 2003, p. 17, si.lds.org.)
-
Waarom is kennis van de geboden niet genoeg om ons eeuwig heil te ontvangen?
Toon de plaat ‘Abinadi voor koning Noach’(62042; Evangelieplatenboek [2009], nummer 75). Vraag de cursisten wat er op de plaat gebeurt. (De koning heeft opdracht gegeven om Abinadi te doden. De Heer beschermt Abinadi.) Maak dit verhaal duidelijk door drie cursisten het staande met dramatisch effect te laten voorlezen. Eén cursist fungeert als verteller. Een tweede cursist leest de woorden van koning Noach voor. De derde cursist leest de woorden van Abinadi voor. Laat eerst de verteller en de cursist die Noach speelt hun gedeelte in Mosiah 13:1–2 voorlezen. Laat daarna de cursist die Abinadi speelt met Mosiah 13:3–4 antwoorden. De verteller leest vervolgens Mosiah 13:5–6 voor. De cursist die Abinadi speelt eindigt dan met Mosiah 13:7–11.
Vestig de aandacht van de cursisten op Mosiah 13:11.
-
Wat zou het betekenen om de geboden in ons hart te hebben geschreven? (Maak de cursisten duidelijk dat we de geboden in ons hart geschreven hebben als we het evangelie kennen en naleven.)
Wijs erop dat Abinadi voordat Noach hem wilde doden was begonnen met het citeren van een Schrifttekst die de koning en zijn priesters vermoedelijk kenden en die hun goddeloosheid aantoonde. Laat de klas Mosiah 12:34–36 doorlezen en opletten of de Schrifttekst die Abinadi aan Noach en zijn priesters voorlas hen bekend voorkomt. Maak ze duidelijk dat Abinadi de tien geboden begon op te zeggen.
Teken twee grote, lege stenen tafelen op het bord. Vraag een cursist een van de tien geboden op een van die tafelen te schrijven. Laat de cursist de stift of het krijtje aan een andere cursist doorgeven om nog een van de tien geboden op te schrijven. Herhaal die procedure totdat de cursisten alles wat ze nog weten hebben opgeschreven. Laat ze hun antwoorden in Mosiah 12:34–36 and 13:12–24 controleren. U kunt ze aanmoedigen de tien geboden in deze verzen en in Exodus 20:3–17 (een kerntekst) te markeren.
Lees de volgende uitspraak van president Gordon B. Hinckley voor:
‘[De] tien geboden [werden] door de vinger van Jehova op stenen tafelen geschreven voor het heil, de veiligheid en het geluk van de kinderen Israëls, en voor alle generaties daarna.’ (Zie ‘Een verslag van ons rentmeesterschap’, De Ster, januari 1992, p. 51.)
Spoor de cursisten aan de tien geboden door te nemen en zich af te vragen in hoeverre zij die zelf proberen na te leven.
Mosiah 13:27–14:12
Abinadi predikt over het heil door de verzoening van Jezus Christus
Zet het volgende op het bord (u kunt dat misschien al doen voordat de les begint.) Vraag de cursisten wat er in de open ruimte moet staan.
Lees het volgende citaat van ouderling Dallin H. Oaks voor:
‘Op basis van al onze gehoorzaamheid en goede werken kunnen wij niet van de dood of de gevolgen van onze eigen zonden gered worden zonder de genade die de verzoening van Jezus Christus ons biedt. Het Boek van Mormon maakt dat duidelijk. Het leert ons dat “het heil niet komt door de wet alleen” (Mosiah 13:28). Met andere woorden, het heil komt niet door alleen de geboden te onderhouden. […] Zelfs wie de Heer met heel hun hart, macht, verstand en sterkte dienen, zijn “onnutte dienstknechten” (Mosiah 2:21). De mens kan zijn eigen heil niet verdienen.’ (‘Another Testament of Jesus Christ’, Ensign, maart 1994, p. 67.)
Vul de uitspraak op het bord aan met de genade die de verzoening van Jezus Christus ons biedt. Vraag daarna enkele cursisten beurtelings een vers uit Mosiah 13:28, 32–35 voor te lezen. Laat de klas letten op woorden en zinsneden die met de uitspraak van ouderling Oaks te maken hebben. Vraag meerdere cursisten naar hun bevindingen. (Mogelijke antwoorden: ‘verzoening’, ‘de verlossing Gods’, ‘de komst van de Messias’ en de belofte dat ‘God zelf zou neerdalen onder de mensenkinderen’.)
Leg uit dat Abinadi’s uitspraken over ‘de wet’ in Mosiah 13:28 en 32 verwijzen naar de wet van Mozes, die een reeks strikte geboden omvatte met offers, feesten en andere inzettingen. De wet werd ingesteld om de Israëlieten te helpen God te gedenken en vooruit te kijken naar de verzoening van Jezus Christus. Na verloop van tijd begrepen vele Israëlieten de rol van Jezus Christus als hun Heiland niet meer. Zij dachten dat ze simpelweg door gehoorzaamheid aan de wet van Mozes behouden zouden worden.
-
Abinadi getuigde dat niemand gered kan worden dan alleen door de verzoening van Jezus Christus (zie Mosiah 13:28, 32). Waarom is het belangrijk dat we die waarheid begrijpen?
Leg uit dat Abinadi in zijn woorden tegen Noach en de priesters onder meer enkele profetieën van Jesaja over Jezus Christus citeerde. Vraag de cursisten Mosiah 14:3–12 door te lezen. Laat ze letten op woorden of zinsneden die beschrijven wat de Heiland heeft gedaan om hun heil te bewerkstelligen.
Vraag de cursisten naar hun bevindingen als ze die verzen een paar minuten hebben bestudeerd. Zet hun antwoorden eventueel op het bord. Laat de cursisten aan de hand van de volgende uitspraken denken aan de smart en het leed die de Heiland voor hen heeft gedragen en aan zijn lijden voor hun zonden. Laat ze deze uitspraken in hun gedachten aanvullen:
Jezus Christus heeft mijn smarten gedragen, zoals …
Jezus Christus werd verwond en verbrijzeld om mijn overtredingen, zoals …
Vraag de cursisten wat het volgende citaat voor hen betekent: ‘Met zijn striemen worden wij genezen’ (Mosiah 14:5). Leg indien nodig uit dat het woord striemen specifiek verwijst naar de wonden op het lichaam van de Heiland toen Hij werd gegeseld (zie Johannes 19:1). In algemene zin verwijst het woord naar al zijn lijden.
Nadat de cursisten hun gevoelens over dit citaat hebben geuit, getuigt u dat we door het lijden van de Heiland en onze eigen inspanningen om de geboden te onderhouden vrede en vergeving in dit leven kunnen verkrijgen en eeuwig heil in het leven hierna (zie LV 59:23; Geloofsartikelen 1:3). Spoor de cursisten aan hun liefde en waardering voor de Heiland te tonen door de geboden te onderhouden.