Les 27
Leer en Verbonden 20:38–67
Inleiding
In de openbaring aan de profeet Joseph Smith in Leer en Verbonden 20 gebiedt de Heer dat zijn herstelde kerk op 6 april 1830 moet worden gesticht. Hij geeft ook instructies over het bestuur van zijn kerk, waaronder een uitleg van de verschillende priesterschapsambten en de plichten van hen die die ambten bekleden. Met deze ambten kunnen de kinderen van onze hemelse Vader priesterschapsverordeningen ontvangen en verbonden sluiten.
Lessuggesties
Leer en Verbonden 20:38–59
De plichten van de priesterschapsambten worden uiteengezet
Zet vóór de les het volgende op het bord: prediken, onderwijzen, uiteenzetten, aansporen, waarschuwen, allen uitnodigen om tot Christus te komen
Verwijs aan het begin van de les naar de woorden op het bord en stel de volgende vraag:
-
Wie heeft deze plichten? (U moet wellicht uitleggen dat het woord uiteenzetten iets gedetailleerd uitleggen betekent en dat het woord aansporen iemand nadrukkelijk aanmoedigen betekent.)
De cursisten kunnen antwoorden dat profeten, apostelen, kerkleiders en voltijdzendelingen deze plichten hebben. Ze kunnen ook aangeven dat alle priesterschapsdragers, waaronder de Aäronisch-priesterschapsdragers, deze plichten hebben. Als zij de Aäronisch-priesterschapsdragers niet noemen, noemt u ze. Onderstreep dat de Aäronisch-priesterschapsdragers in uw klas ook de plicht hebben om te dienen.
Deel de klas op in drie groepen. Leg uit dat de Heer met betrekking tot de organisatie van de kerk veel taken van priesterschapsdragers aan Joseph Smith heeft geopenbaard. Laat een van de groepen in Leer en Verbonden 20:38–45 de plichten van ouderlingen opzoeken. Laat de tweede groep in Leer en Verbonden 20:46–52 de plichten van priesters opzoeken. En laat de derde groep in Leer en Verbonden 20:53–59 de plichten van leraren en diakenen opzoeken. Terwijl zij dat doen, zet u het volgende bovenaan het bord:
Ouderlingen |
Priesters |
Leraren en diakenen |
---|---|---|
Laat één of twee cursisten uit elke groep na voldoende tijd de plichten van dat ambt of die ambten op het bord zetten.
-
Wat voor verschillen zie je tussen de plichten van ouderlingen, priesters, leraren en diakenen? Wat voor overeenkomsten zie je?
-
Welk ambt heeft de bevoegdheid om de gave van de Heilige Geest te verlenen? (Ouderling; zie vers 41.) Welke ambten hebben de bevoegdheid om het avondmaal te zegenen? (Ouderling en priester; zie de verzen 40 en 46.) Welke ambten hebben de bevoegdheid om priesters, leraren en diakenen te ordenen? (Ouderling en priester; zie de verzen 39 en 48.) Welke ambten hebben de bevoegdheid om uit te leggen, aan te sporen en te onderwijzen? (Ouderling, priester, leraar en diaken; zie de verzen 42, 46, en 59.)
-
Wat kunnen we over de priesterschapsambten leren als we de bijbehorende plichten vergelijken?
De cursisten kunnen verschillende beginselen noemen, maar onderstreep in ieder geval de volgende:
Als de zoons van onze hemelse Vader hogere ambten ontvangen, krijgen ze meer plichten en mogelijkheden om anderen te dienen.
Als een priesterschapsdrager tot een hoger ambt wordt geordend, behoudt hij de lagere ambten met de bijbehorende plichten.
Alle priesterschapsdragers hebben de plicht om verordeningen te verrichten, over de leden van de kerk te waken en ze te dienen.
Als de cursisten het laatste beginsel in de voorafgaande lijst hebben gevonden, zet u die op het bord onder de lijst met priesterschapstaken. U moet wellicht uitleggen dat het woord dienen betekent dat we anderen helpen.
Om er zeker van te zijn dat de cursisten de plichten van priesterschapsdragers goed begrijpen, vestigt u hun aandacht op de lijst op het bord en stelt u de volgende vragen:
-
Hoe kunnen Aäronisch-priesterschapsdragers ‘over de kerk […] waken, en bij hen […] zijn en hen […] versterken’? (Mogelijke voorbeelden: huisonderwijs, voor de armen en behoeftigen zorgen, voor het kerkgebouw en de tuin zorgen, en andere opdrachten voor de bisschop en quorumleiders uitvoeren.)
-
Hoe kunnen Aäronisch-priesterschapsdragers ‘allen uitnodigen om tot Christus te komen’?
Terwijl de cursisten deze vraag bespreken, kunt u een cursist vragen dit citaat voor te lezen:
‘Als u het priesterschap draagt, dient u te bedenken dat het te allen tijde en onder alle omstandigheden deel van u is. Het is geen mantel die u naar believen kunt aan- of uitdoen. Een ordening tot een priesterschapsambt is een roeping voor het leven, met de belofte dat de Heer u, naar uw getrouwheid, bekwaam maakt om zijn werk te doen.
‘U moet een waardig lid van de kerk zijn om macht in het priesterschap te krijgen en uit te oefenen. Als uw taalgebruik en uw alledaagse gedrag te wensen over laat, zult u niet goed kunnen dienen. Uw gedrag in het openbaar moet onberispelijk zijn. Uw privégedrag is zelfs nog belangrijker.’ (Trouw aan het geloof: evangeliewijzer [2004], 136.)
Zet de volgende uitspraak van ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen op het bord en laat een cursist die voorlezen. (Dit citaat is te vinden in ‘Het priesterschap eren en het goed gebruiken’, Liahona, november 2008, 46.) U kunt de cursisten aanmoedigen om dit citaat in de kantlijn naast Leer en Verbonden 20 of in hun aantekenschrift of Schriftendagboek te noteren.
Laat de cursisten iets vertellen over een moment waarop zij priesterschapsdragers hebben zien ‘geven, dienen, opbouwen en inspireren’. U kunt ook iets over een eigen ervaring vertellen.
Als onderdeel van deze bespreking legt u uit dat de openbaring in Leer en Verbonden 20 wel over priesterschapsdagers gaat, maar dat alle leden van de kerk de plicht en het voorrecht hebben om anderen te dienen. Jongevrouwen hebben veel mogelijkheden om te dienen. Sommigen van hen kiezen ervoor om op zending te gaan, en op een dag worden ze lid van de ZHV, en ‘werken zij aan de zijde van de mannen die het priesterschap dragen om geloof en rechtschapenheid te laten toenemen, gezinnen te versterken en mensen in nood op te zoeken en te helpen.’ (Dochters in mijn koninkrijk: de geschiedenis en het werk van de zustershulpvereniging [2011], 8.)
Geef de cursisten even de tijd om op te schrijven wat ze van Leer en Verbonden 20:38–59 hebben geleerd. Moedig de jongemannen aan een doel op te schrijven om getrouw over de leden van de kerk te waken en ze te versterken. Dat kunnen ze als onderdeel van hun Plicht jegens God doen.
Leer en Verbonden 20:60–67
Richtlijnen voor ordening in het priesterschap
Laat een cursist Leer en Verbonden 20:60 voorlezen. Laat de klas de rol van de Heilige Geest opzoeken als iemand tot een ambt in het priesterschap wordt geordend.
Laat de cursisten de hand opsteken als ze hebben gezien dat iemand tot een ambt in het priesterschap werd geordend of als zij zelf tot een ambt in het priesterschap zijn geordend. Laat enkele cursisten die de hand hebben opgestoken iets over die ervaring vertellen en over hun gevoelens tijdens die ordening. U kunt de volgende vraag stellen:
-
In welk opzicht maakte de Heilige Geest deel uit van die ordening?
Zet de volgende uitspraak op het bord: Priesterschapsdragers moeten de Heilige Geest bij zich hebben als ze hun taken verrichten.
Om de jongemannen te laten nadenken over hun waardigheid als ze priesterschapstaken verrichten, laat u een cursist deze uitspraak van president Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:
‘U krijgt gezag als u geordend wordt; maar u krijgt macht als u gehoorzaam en waardig bent. (…)
‘Je krijgt priesterschapsmacht door dagelijks je plicht te vervullen: naar de avondmaalsdienst gaan, taken aanvaarden, in de Schriften lezen en het woord van wijsheid naleven.’ (‘The Aaronic Priesthood’, Ensign, november 1981, 32–33.)
Laat de jongemannen zich met een gebed in hun hart afvragen wat de Heer van hen verwacht om de Heilige Geest bij zich te hebben als ze hun huidige en toekomstige priesterschapstaken verrichten. Leg uit dat jongevrouwen ook belangrijke taken in de kerk hebben. Laat ze zich afvragen wat de Heer van hen verwacht om de Heilige Geest bij zich te hebben als ze hun taken verrichten.
U moet wellicht uitleggen dat er in Leer en Verbonden 20:61–63 enkele doelen van conferenties worden genoemd, zoals het afhandelen van kerkelijke aangelegenheden.
Laat een cursist Leer en Verbonden 20:65 voorlezen. Leg uit dat het woord stem in dit vers naar de steunverlening verwijst die iemand ontvangt voordat hij tot een ambt van het priesterschap wordt geordend. Laat de jongemannen in de klas nadenken over de laatste keer dat ze door de leden van hun wijk of gemeente gesteund werden om tot een ambt in het priesterschap te worden geordend.
-
Wat voor gevoel kreeg je toen je zag dat de leden van je wijk (of gemeente) hun steun verleenden? Zal het nuttig zijn voor het verrichten van je priesterschapstaken als je hun steunverlening in gedachten houdt? (Hun antwoorden kunnen omvatten dat ze zich verantwoordelijk voelen ten opzichte van de wijk en dat ze de steun van de wijkleden gewaarworden.)
U kunt enkele cursisten laten vertellen waarom ze dankbaar zijn voor het gezag van het priesterschap. Geef ook uw getuigenis van de beginselen die in deze les zijn besproken.