Les 155
Leer en Verbonden 138:7–60
Inleiding
Dit is de tweede van twee lessen over de openbaring in Leer en Verbonden 138. Terwijl president Joseph F. Smith over enkele teksten in het Nieuwe Testament nadenkt, ziet hij een visioen van de geestenwereld en van de rechtvaardige geesten die op hun verlossing van de banden van de dood wachten. President Smith ziet ook dat Jezus Christus, tussen de tijd van zijn dood en opstanding, rechtschapen dienstknechten roept en machtigt om het evangelie aan de geesten in de gevangenis in de geestenwereld te prediken.
Lessuggesties
Leer en Verbonden 138:7–37
President Joseph F. Smith komt te weten hoe het evangelie in de geestenwereld wordt gepredikt
Vertel dat er over de hele wereld mensen zijn die een afwijkende mening hebben over wat er na de dood met ons gebeurt. Vraag de cursisten of ze weleens iemand ontmoet hebben die een andere kijk heeft op wat er na de dood met ons gebeurt. Laat een paar cursisten over hun ervaringen vertellen. (Spreek niet negatief of kleinerend over de godsdienstige overtuiging van anderen.)
-
Hoe kunnen we te weten komen welke overtuigingen over het leven na de dood juist zijn? (U wilt misschien uitleggen dat zelfs sommige Heiligen der Laatste Dagen een onjuiste overtuiging over het leven na de dood kunnen hebben.)
Om iets aan de antwoorden van de cursisten toe te voegen, vraagt u een cursist om de volgende uitspraak van ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen voor te lezen:
‘De Schriften vormen de toetssteen waaraan juistheid en waarheid worden afgemeten.’ (‘De zegen van Schriftuur’, Liahona, mei 2010, 34.)
Bevestig dat we aan de hand van beginselen die de Heer in de Schriften heeft geopenbaard, zoals in Leer en Verbonden 138, de juistheid van verschillende overtuigingen over het leven na de dood kunnen vaststellen.
Teken het bijgaande diagram op het bord. U kunt in het kort uitleggen dat de hele geestenwereld in sommige opzichten als een gevangenis kan worden beschouwd. Ook de rechtvaardigen ervaren de scheiding van lichaam en geest immers als een gevangenschap (zie LV 138:49–50).
Om de cursisten de beginselen uit de vorige les over afdeling 138 te laten herhalen, vraagt u de helft van de klas om in Leer en Verbonden 138:12–15, 22 details op te zoeken over de mensen die na de dood naar het paradijs gaan, en wat zij daar ervaren. Vraag de andere helft van de klas om in Leer en Verbonden 138:20–22 details op te zoeken over de mensen die na de dood naar de gevangenis gaan, en wat zij daar ervaren. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
Leg uit dat niet alleen de goddelozen en opstandigen na de dood naar de gevangenis in de geestenwereld gaan, maar ook de mensen die zonder kennis van het evangelie in hun zonden zijn overleden (zie LV 138:32). Herinner de cursisten eraan dat toen president Joseph F. Smith over de teksten in 1 Petrus nadacht, de Heer aan hem openbaarde dat de mensen in de gevangenis in de geestenwereld ook de kans zullen krijgen om de zegeningen van het evangelie te ontvangen.
Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:7–10 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heiland volgens Petrus deed nadat Hij was ‘gedood naar het vlees’.
-
Wat deed de Heiland volgens Petrus toen Hij naar de geestenwereld ging?
Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:25–28 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat president Smith zich afvroeg toen hij over het werk van de Heer in de geestenwereld nadacht.
-
Wat vroeg president Smith zich af? (Als de cursisten antwoord hebben gegeven, kunt u deze vraag op het bord zetten: Hoe was het mogelijk dat de Heer in slechts drie dagen het evangelie aan alle mensen in de gevangenis in de geestenwereld kon prediken?)
Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:29–32 voor te lezen. Laat de klas het antwoord opzoeken dat president Smith toen ontving.
-
Hoe predikte de Heiland het evangelie in zo’n korte tijd aan de mensen in de gevangenis in de geestenwereld?
Laat de cursisten aan de hand van de verzen 29–32 een beginsel weergeven over de manier waarop het evangelie in de geestenwereld wordt gepredikt. Dat beginsel ziet er ongeveer als volgt uit: In opdracht van Jezus Christus verkondigen rechtschapen boodschappers het evangelie aan wie zich in de gevangenis in de geestenwereld bevinden. U kunt de cursisten vragen om de zinsneden in vers 30 te markeren waaruit dit beginsel blijkt.
Teken in het diagram op het bord een pijl van het paradijs naar de gevangenis in de geestenwereld om de rechtschapen boodschappers van de Heer voor te stellen die het evangelie in de gevangenis prediken.
Vraag een cursist om Leer en Verbonden 138:33–34 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de rechtschapen boodschappers van de Heer in de gevangenis in de geestenwereld predikten. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
-
Hoe zijn die leringen te vergelijken met wat de mensen leren die zich in dit leven op de doop voorbereiden?
-
Wat is ‘plaatsvervangende doop’?
-
Waarom moeten deze beginselen van het evangelie volgens vers 34 aan de geesten in de gevangenis gepredikt worden? (U moet wellicht uitleggen dat ‘geoordeeld te worden naar de mens in het vlees’ betekent dat al Gods kinderen, zowel de levenden als de doden, de kans krijgen om het evangelie te leren kennen en te aanvaarden, zodat ze allemaal volgens dezelfde normen geoordeeld kunnen worden.)
Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:35–37 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoeveel geesten de kans zullen krijgen om het evangelie van Jezus Christus te aanvaarden.
-
Waarom is het volgens jullie belangrijk dat alle kinderen van onze hemelse Vader de kans krijgen om het evangelie van Jezus Christus te horen en te aanvaarden?
Om er zeker van te zijn dat de cursisten begrijpen dat iedereen het evangelie zal horen, legt u uit dat hoewel de Heiland na zijn dood slechts korte tijd het evangelie in de geestenwereld predikte, Hij de rechtvaardige geesten organiseerde om het evangelie aan de geesten in de gevangenis te prediken. Dat werk vindt nog steeds plaats. Als mensen overlijden die het evangelie in dit leven niet hebben gehoord of aanvaard, krijgen zij de kans om het evangelie in de geestenwereld te horen en te aanvaarden.
Leer en Verbonden 138:38–60
President Smith ziet de edele en grote geesten die het evangelie in de geestenwereld prediken
Laat de cursisten aan hun rechtschapen familieleden of voorouders denken die zijn overleden.
-
Hebben jullie je ooit afgevraagd wat ze in de geestenwereld doen?
Herinner de cursisten eraan dat president Joseph F. Smith in Leer en Verbonden 138:38–49 de namen noemt van de grote en machtige geesten die hij in de geestenwereld zag en die na de dood van de Heiland aan het kruis op zijn komst wachtten. Sommige van de geesten die de Heiland bezocht, waren profeten uit het Oude Testament en het Boek van Mormon. Vanaf vers 53 lezen we dat president Smith ook de uitverkoren geesten zag die in de laatste dagen zouden voortkomen, zoals de profeet Joseph Smith (zijn oom) en Hyrum Smith (zijn vader).
Vraag een cursist om Leer en Verbonden 138:53–56 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe deze personen, terwijl zij op aarde waren, bijdroegen aan het heil van de mensen in de gevangenis in de geestenwereld.
-
Wat hebben de kerkleiders in de laatste dagen gedaan om de geesten in de gevangenis te helpen?
Als de cursisten ontdekken dat profeten in de laatste dagen door tempelbouw en het verrichten van tempelverordeningen voor de doden aan de verlossing van de doden hebben bijgedragen, hang of plaats dan een afbeelding van een tempel naast het diagram op het bord.
-
Wanneer begonnen deze leiders zich volgens de verzen 55–56 al voor te bereiden op het werk dat ze hier op aarde zouden verrichten?
Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:57 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat getrouwe ouderlingen na hun dood zullen blijven doen.
-
Wat zullen getrouwe ouderlingen na hun dood blijven doen?
Om te verduidelijken dat het werk in de geestenwereld niet beperkt is tot Melchizedeks-priesterschapsdragers, laat u een cursist het volgende citaat van president Joseph F. Smith voorlezen. Laat de klas opletten wat getrouwe vrouwen in de geestenwereld doen:
‘Deze goede zusters, die tot het werk zijn aangesteld en geordend, […] zullen de volledige bevoegdheid hebben om het evangelie aan de vrouwen te prediken en hen te dienen terwijl de ouderlingen en profeten het aan de mannen verkondigen.’ (Gospel Doctrine, 5e editie [1939], 461.)
U kunt de cursisten aanmoedigen om de zinsneden in vers 57 te markeren waaruit het volgende beginsel blijkt: na het aardse leven zullen getrouwe heiligen het evangelie blijven verkondigen.
Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:58–59 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de doden moeten doen om verlost te worden. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
-
Wat zal er gebeuren met wie zich in de geestenwereld bekeren? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende leerstelling te omvatten: de geesten die zich bekeren, worden verlost door gehoorzaamheid aan de verordeningen van de tempel, worden gereinigd door de verzoening en zullen hun beloning ontvangen.)
-
Hoe kunnen we aan het verlossingswerk voor de doden bijdragen terwijl we hier op aarde zijn? (We kunnen familiehistorisch werk doen en aan tempelverordeningen voor de doden deelnemen.)
Als onderdeel van deze bespreking kunt u een cursist het volgende citaat van ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen laten voorlezen:
‘Elk werk dat u in de tempel doet is goed bestede tijd, maar plaatsvervangend verordeningen ondergaan voor een van uw eigen voorouders maakt de tijd in de tempel nog heiliger, waaruit nog meer zegeningen zullen voortvloeien.’ (‘De vreugdevolle verlossing van de doden’, Liahona, november 2012, 93–94.)
Wijs naar de afbeelding van de tempel op het bord. Getuig dat als we naar de tempel gaan om verordeningen voor de doden te verrichten – en zij die verordeningen aanvaarden – we ze helpen om uit de gevangenis in de geestenwereld verlost te worden en zich bij de rechtvaardige geesten in het paradijs te voegen.
Teken in het diagram op het bord een pijl van de gevangenis naar het paradijs om de verlossing van de geesten uit de gevangenis weer te geven.
-
Hoe kan deze kennis onze ervaringen met tempelwerk en familiegeschiedenis beïnvloeden?
-
In welke opzichten zijn jullie door je deelname aan tempelwerk en familiegeschiedenis gezegend? (U kunt ook iets uit eigen ervaring vertellen.)
Laat een cursist Leer en Verbonden 138:60 voorlezen. Laat de klas meelezen en op het getuigenis letten dat president Joseph F. Smith van die leringen heeft opgeschreven.
Moedig de cursisten aan om een tijd vast te stellen waarop ze de komende weken familiehistorisch of tempelwerk gaan verrichten.
Geef tot slot uw getuigenis van de Heer Jezus Christus en van de zegeningen van de verzoening voor de levenden en de doden.