Les 72
Leer en Verbonden 66
Inleiding
Na zijn doop in de zomer van 1831 aanvaardt William E. McLellin een zendingsoproep. In oktober reist hij naar Ohio voor een conferentie van de kerk. Daar ontmoet hij de profeet Joseph Smith en op 29 oktober 1831 vraagt hij Joseph Smith om namens hem navraag te doen bij de Heer. Als antwoord geeft de Heer Joseph Smith de openbaring in Leer en Verbonden 66. Deze openbaring bevat specifieke raad aangaande de geestelijke status van broeder McLellin, zijn roeping om het evangelie te prediken en de grote zegeningen die mogelijk voor hem zijn weggelegd.
Lessuggesties
Leer en Verbonden 66:1–3
De Heer zegt dat William E. McLellin is gezegend omdat hij het evangelie heeft ontvangen
Zet vóór de les dit lijnschema op het bord.
Laat de cursisten bij het begin van de les het schema op het bord bestuderen. Laat ze bedenken waar zij zich in het diagram bevinden. Laat ze ook nadenken over de richting die ze uitgaan: dichter naar God of verder van Hem weg. Laat een cursist het volgende citaat van president Henry B. Eyring van het Eerste Presidium voorlezen. Laat de klas opletten hoe we dichter tot God kunnen naderen.
‘Als u een goede band wilt met iemand die u na stond, maar met wie u geen contact meer hebt, dan weet u wat u moet doen. U vindt wel een manier om die persoon te spreken te krijgen en naar hem of haar te luisteren. Ook ontdekt u manieren om iets voor elkaar te doen. Hoe vaker dat gebeurt, hoe langer het duurt, hoe sterker de liefdesband. Als er veel tijd voorbijgaat zonder elkaar te spreken, naar elkaar te luisteren en iets voor elkaar te doen, verzwakt die band.
‘God is volmaakt en almachtig. U en ik zijn sterfelijk. Maar Hij is onze Vader en Hij heeft ons lief. Hij biedt ons dezelfde mogelijkheid om een band met Hem te krijgen als met een liefhebbende vriend. En u doet dat op soortgelijke wijze: spreken, luisteren en doen.’ (‘To Draw Closer to God’, Ensign, mei 1991, 66.)
-
Hoe kunnen we volgens president Eyring dichter tot God naderen? Wat betekent het volgens jullie om te spreken, te luisteren en te doen?
Leg uit dat William E. McLellin in de begintijd van de kerk dichter tot God naderde toen hij over het herstelde evangelie hoorde. Hij liet zich op 20 augustus 1831 dopen. Kort daarna werd hij tot ouderling geordend en ging hij enkele weken met Hyrum Smith mee op zending. In oktober 1831 reisde hij naar Ohio voor een conferentie van de kerk. Daar ontmoette hij de profeet Joseph Smith. Op 29 oktober ging broeder McLellin in gebed en vroeg hij de Heer om aan Joseph Smith het antwoord op vijf vragen te openbaren. Broeder McLellin vroeg Joseph Smith om een openbaring zonder hem te vertellen welke vragen hij had gesteld. Toen de profeet de openbaring in Leer en Verbonden 66 ontving, merkte broeder McLellin dat al zijn vragen waren beantwoord. De Heer gaf hem instructies en waarschuwingen om trouw te blijven en uiteindelijk het eeuwige leven te ontvangen.
Laat een cursist Leer en Verbonden 66:1–2 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan waarom de Heer broeder McLellin ten tijde van deze openbaring zegende.
-
Waarom had broeder McLellin zegeningen van de Heer ontvangen? (Omdat hij zich van zijn zonden had afgewend, de waarheden van de Heer had ontvangen en de volheid van het evangelie had aanvaard.)
Laat de cursisten Leer en Verbonden 66:3 in stilte doornemen en nagaan wat broeder McLellin van de Heer nog moest doen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
-
Wat denk je dat het betekent als je ‘rein bent, maar niet geheel’? (Leg eventueel uit dat broeder McLellin veel vooruitgang had gemaakt en voor zijn inspanningen werd gezegend, maar dat hij zich nog steeds van enkele zonden moest bekeren.)
-
Wat kunnen we uit de raad van de Heer in vers 3 afleiden? (De cursisten dienen de volgende leerstelling te vinden: Wij moeten ons van al onze zonden bekeren. Zet deze leerstelling op het bord.)
-
Waarom is het belangrijk om ons van al onze zonden te bekeren, en niet slechts van enkele?
Laat de cursisten vers 3 opnieuw in stilte doornemen en nagaan hoe de Heer William E. McLellin zou helpen om zich van al zijn zonden te bekeren.
-
Wat kunnen we uit dit vers leren over hoe de Heer ons bij onze bekering zal helpen? (Maak de cursisten het volgende beginsel duidelijk: De Heer zal ons tonen waarvan we ons dienen te bekeren. Zet dit op het bord.)
-
Op welke manieren kan de Heer ons tonen waarvan we ons moeten bekeren?
Laat een cursist de volgende woorden van president Henry B. Eyring voorlezen. Laat de cursisten opletten hoe we de Heer om hulp kunnen vragen bij onze bekering.
‘Een van de vragen die we onze hemelse Vader in onze persoonlijke gebeden moeten stellen, is: “Wat heb ik vandaag gedaan, of niet gedaan, waardoor U ontevreden bent? Als ik dat maar weet, dan zal ik mij direct met heel mijn hart bekeren.” Dat nederige gebed zal beantwoord worden.’ (Zie ‘Stel niet uit’, Liahona, januari 2000, 40.)
Laat de cursisten bedenken welke zegeningen zij hebben ontvangen toen ze zich van hun zonden afkeerden en het evangelie aanvaardden. Moedig hen aan om zich af te vragen waarvan ze zich moeten bekeren om nog grotere zegeningen te ontvangen.
Leer en Verbonden 66:4–13
De Heer gebiedt William E. McLellin om het evangelie te verkondigen, alle ongerechtigheid te verzaken en trouw tot het einde te volharden
Vestig de aandacht nogmaals op de belofte van de Heer om William E. McLellin te tonen van welke zonden hij zich moest bekeren. Laat een cursist Leer en Verbonden 66:4 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat de Heer nog meer aan broeder McLellin zou tonen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
-
Waarom is het een zegening als wij weten wat de wil van God voor ons is?
Verdeel de klas in groepjes van twee. Laat de koppels Leer en Verbonden 66:5–9 lezen en opletten wat de Heer van broeder McLellin verlangde. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
-
Welke zegeningen zou broeder McLellin volgens de verzen 8–9 ontvangen als hij trouw de wil van de Heer deed? (De Heer zou met hem meegaan en hem de macht geven de getrouwen te sterken en de zieken te genezen.)
-
Wat kunnen wij uit deze verzen leren over de zegeningen die we kunnen ontvangen als we doen wat de Heer van ons verlangt? (De cursisten dienen het volgende beginsel te noemen: als wij trouw doen wat de Heer van ons verlangt, zal Hij bij ons zijn en ons zegenen zodat wij kunnen volbrengen wat Hij van ons verlangt.) Zet dit beginsel op het bord.)
Leg uit dat de Heer niet alleen instructies aan broeder McLelling gaf maar hem ook waarschuwde. Laat een cursist de eerste twee zinnen van Leer en Verbonden 66:10 voorlezen. Wijs eerst op het woord overbelast in de eerste zin. Leg uit dat wij overbelast raken als wij te veel willen doen, waardoor het moeilijk wordt een taak te volbrengen.
-
De Heer gebood broeder McLellin om ‘alle ongerechtigheid’ te verzaken. In welk opzicht zou ongerechtigheid of zonde de zending van broeder McLellin overbelasten? In welk opzicht is ongerechtigheid voor ons een geestelijke overbelasting?
Nadat de cursisten geantwoord hebben, schrijft u het volgende beginsel op het bord: De Heer wil dat wij alles verzaken wat onze geestelijke vooruitgang kan belemmeren.
Laat de cursisten bedenken of er iets is wat hen tegenhoudt.
Lees de derde zin van Leer en Verbonden 66:10 voor en laat de klas nagaan waar de Heer broeder McLellin specifiek voor waarschuwde.
-
Met welke verleiding worstelde broeder McLellin volgens vers 10?
-
Wat kunnen we uit vers 10 opmaken over wat de Heer van ons weet? (Maak de cursisten duidelijk dat de Heer onze beproevingen en verleidingen kent, net zoals Hij die van broeder McLellin kende. De cursisten kunnen dit naast vers 10 noteren.)
-
Waarom zou het belangrijk zijn om te begrijpen dat de Heer onze beproevingen en verleidingen kent?
Wijs erop dat de Heer niet alleen onze beproevingen en verleidingen kent, maar ook onze talenten en vaardigheden. Hij weet alles van ieder van ons. Als we begrijpen dat Hij van ons houdt, en ons door en door kent, kunnen wij met vertrouwen en geloof zijn wil voor ons uitzoeken en volgen.
Laat een cursist Leer en Verbonden 66:11–13 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan welke raad de Heer William McLellin nog meer gaf. Laat de klas eveneens nagaan welke zegening de Heer beloofde als broeder McLellin deze raad gehoorzaamde. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
-
Wat moeten we volgens vers 12 doen om het eeuwige leven te ontvangen? (Maak de cursisten duidelijk dat wij het eeuwige leven zullen ontvangen als wij trouw tot het einde volharden.) Zet dit beginsel op het bord.)
-
Wat houdt het in om getrouw tot het einde te volharden?
Leg uit dat broeder McLellin ten tijde van deze openbaring een getuigenis van het herstelde evangelie had ontvangen. Nadat deze openbaring was gegeven, getuigde hij van de profetische roeping van Joseph Smith. Hij zei: ‘Joseph Smith is een ware profeet […] van de Heer en […] hij heeft de macht om openbaringen van God te ontvangen, en dat doet hij ook.’ (Brief van William E. McLellin aan zijn verwanten, 4 augustus 1832, archieven van de RLDS, 4; geciteerd in M. Russell Ballard, ‘What Came from Kirtland’ [CES-devotional voor jongvolwassenen, 6 november 1994], 8, speeches.byu.edu.) Broeder McLellin was ettelijke jaren trouw werkzaam en werd als een van de eerste leden van het Quorum der Twaalf Apostelen in deze bedeling geroepen. Hij volhardde echter niet trouw tot het einde. Hij keerde zich zelfs tegen de profeet Joseph Smith en werd in 1838 geëxcommuniceerd. Lees de volgende alinea voor:
‘Toen Joseph in Richmond (Missouri) in de gevangenis zat, ging McLellin, een groot en sterk man, naar de sheriff en vroeg hij of hij de profeet mocht geselen. Hij kreeg die toestemming op voorwaarde dat Joseph zich mocht verdedigen. De sheriff maakte […] het officiële verzoek van McLellin bekend, waarop Joseph toestemde op voorwaarde dat zijn boeien werden losgemaakt. Vervolgens weigerde McLellin te vechten tenzij hij een knuppel mocht gebruiken, maar de sheriff liet een dergelijk ongelijk gevecht niet toe.’ (‘History of Brigham Young’, Millennial Star, 17 december 1864, 808.)
Vestig de aandacht van de cursisten op het lijnschema op het bord en laat hen nog een keer bedenken waar ze zich op het schema bevinden. Laat ze over de volgende vraag nadenken:
-
Wat kun je doen om dichter tot God te naderen en trouw tot het einde te volharden?
Getuig van de leerstellingen en beginselen die aan bod zijn gekomen en moedig de cursisten aan om ze toe te passen.