Seminarie en instituut
Les 156: Organisaties en programma’s van de kerk


Les 156

Organisaties en programma’s van de kerk

Inleiding

Met de groei van de kerk heeft de Heer kerkleiders en leden geïnspireerd om organisaties en programma’s binnen de kerk in te stellen om de heiligen tot zegen te zijn. Sommige van deze organisaties en programma’s waren aanvankelijk niet onontbeerlijk, maar zijn met de groei van de kerk cruciaal geworden in het werk van de Heer voor het heil van zijn kinderen.

Lessuggesties

Organisaties en programma’s van de kerk helpen ons bij onze voorbereiding op weg naar het eeuwige leven

Laat de cursisten zich aan het begin van de les voorstellen dat een vriendin niet meer naar haar bijeenkomsten en activiteiten van de jongevrouwen wil gaan. Ze zegt dat ze saai en zonde van haar tijd zijn.

Vraag de cursisten aan de hand van dit voorbeeld na te denken wat ze tegen die vriendin kunnen zeggen om haar het doel van de bijeenkomsten en activiteiten van de jongevrouwen duidelijk te maken.

  • Wat is volgens jou het doel van de jongemannen- en jongevrouwenorganisatie?

  • Hoe kan kennis van het doel van een organisatie de deelnemers ervan helpen?

Laat de cursisten Mozes 1:39 doorlezen en het doel van onze hemelse Vader opzoeken in alles wat Hij doet. Vraag de cursisten naar hun bevindingen. Herinner de cursisten er zo nodig aan dat onsterfelijkheid betekent dat we voor altijd in een herrezen staat verder leven. Dankzij de verzoening van Jezus Christus zullen alle mensen opstaan, ongeacht hun goddeloosheid of rechtschapenheid in dit leven.Eeuwig leven betekent eeuwig in gezinsverband in de tegenwoordigheid van God leven en worden zoals Hij is. Net als de onsterfelijkheid wordt ook het eeuwige leven mogelijk gemaakt door de verzoening van Jezus Christus. Daarvoor is echter ook onze ‘gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie’ vereist (Geloofsartikelen 1:3).

  • Als het doel van onze hemelse Vader is de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van zijn kinderen tot stand te brengen, wat is dan het doel van de kerk?

Zet na de antwoorden van de cursisten de volgende waarheid op het bord: De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen helpt onze hemelse Vader om het eeuwige leven van zijn kinderen tot stand te brengen. Vraag dan:

  • Welke bijdragen levert de kerk zoal om de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de kinderen van onze hemelse Vader tot stand te brengen?

Leg uit dat de kerk diverse organisaties – hulporganisaties van de priesterschap genoemd – en andere programma’s heeft die ons helpen op onze weg naar het eeuwige leven. Vraag de cursisten er enkele van te noemen. (Mogelijke antwoorden: zustershulpvereniging, jongemannen, jongevrouwen, jeugdwerk en zondagsschool, plus programma’s zoals de gezinsavond en seminaries en instituten voor godsdienstonderwijs.)

Maak de cursisten duidelijk hoe de organisaties en programma’s van de kerk ons helpen om in het evangelie te leren en te groeien zodat we het eeuwig leven kunnen ontvangen. Laat daartoe een cursist het volgende citaat van president Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Leg uit dat dit citaat over het seminarie- en instituutsprogramma gaat, maar dat het achterliggende beginsel ook voor de andere hulporganisaties en programma’s van de kerk gelden.

Afbeelding
President Boyd K. Packer

‘De kerk is met deze programma’s begonnen in een tijd waarin ze als leuk werden ervaren, maar niet als strikt noodzakelijk. Ze kregen de tijd om tot wasdom te komen en zich te ontpoppen als een bolwerk voor de kerk. Nu blijken ze een geschenk uit de hemel te zijn voor het heil van het hedendaagse Israël in een penibele tijd.’ (‘Teach the Scriptures’ [toespraak tot leerkrachten van de kerkelijke onderwijsinstellingen, 14 oktober 1977], 3, LDS.org.)

  • Hoe heeft het seminarie je geholpen om je op enkele moeilijkheden van het leven voor te bereiden?

Leg uit dat de Heer de vele programma’s en organisaties van de kerk heeft geïnspireerd om ons op de moeilijkheden van het leven voor te bereiden en ons te helpen op onze weg naar het eeuwige leven. Deel de klas op in zes groepen zodat de cursisten de hulp die ze van sommige organisaties en programma’s van de kerk ontvangen, kunnen bespreken. Geef elke groep een kopie van de volgende vragen (of zet ze op het bord) en een van de volgende historische samenvattingen. Laat de cursisten de samenvattingen in hun groep bestuderen en zich voorbereiden op het beantwoorden van de volgende vragen.

Hoe is deze organisatie of dit programma begonnen?

Hoe worden we erdoor voorbereid op de beproevingen en moeilijkheden van deze tijd?

Hoe worden we erdoor geholpen op onze weg naar het eeuwige leven?

Zondagsschool

In 1849 merkte een kerklid met de naam Richard Ballantyne dat de kinderen een plek nodig hadden om op de sabbatdag het evangelie te leren. Heiligen in Groot-Brittannië hielden al zondagsschoolklassen en broeder Ballantyne begon in december 1849 met de eerste zondagsschoolklas in Utah, in zijn wijk in Salt Lake City. Al snel begonnen andere wijken dat ook te doen, elk met hun eigen lesmateriaal. In 1867 richtten de kerkleiders de Deseret Sunday School Union op om de uniformiteit van het lesmateriaal te bevorderen. In 1870 waren er meer dan tweehonderd zondagsschoolklassen gevormd. Tegenwoordig hebben wijken en gemeenten meerdere zondagsschoolklassen.

Jongevrouwen

President Brigham Young riep op 28 november 1869 zijn dochters thuis bijeen en vroeg hun het voortouw te nemen om hun leeftijdsgenoten te helpen een getuigenis van het evangelie te krijgen, zich fatsoenlijk te kleden en te gedragen, en wereldse trends en gedragingen te mijden. In 1870 werd een formele organisatie van jongevrouwen opgericht om die doelstellingen te bevorderen. Die organisatie kreeg uiteindelijk bekendheid als de Young Women’s Mutual Improvement Association (YWMIA), later veranderd in jongevrouwen. Aan het begin van de jaren 1970 werd het programma Persoonlijke vooruitgang geïntroduceerd. In 1985 werden de waarden en het thema voor de jongevrouwen geïntroduceerd.

Jongemannen

De Young Men’s Mutual Improvement Association (YMMIA) werd op 10 juni 1875 op aanwijzing van president Brigham Young georganiseerd. Deze organisatie was bedoeld om jongemannen te helpen zich geestelijk en intellectueel te ontwikkelen, en in recreatieve activiteiten te voorzien. In 1913 ging de kerk in de Verenigde Staten een samenwerkingsverband met de Boy Scouts of America aan. Ook op internationaal vlak is er waar mogelijk samenwerking gezocht met andere scoutingprogramma’s. De naam van de organisatie heeft eveneens veranderingen ondergaan: van Aäronische priesterschap–OOV iaar Aäronische priesterschap en nu jongemannen. In 2001 introduceerden kerkleiders het programma Plicht jegens God.

Jeugdwerk

In 1877 had Aurelia Spencer Rogers ‘sterk het gevoel dat er iets moest worden gedaan aan het gedrag van de jongens uit de buurt die overdag en ’s avonds ongehinderd door de stad dwaalden. Ze merkte dat veel van die kinderen niet [om ze voor te bereiden] in de fundamentele beginselen en waarden werden onderricht , in de kennis of het gedrag om het evangelie voort te stuwen, of om goede ouders of burgers te worden.’ (‘History of Primary’, lds.org/callings/primary/getting-started/history-of-primary.) Ze sprak met Eliza R. Snow, die toen algemeen ZHV-presidente was, en ze kregen toestemming van president John Taylor om onder toezicht van bisschop John Hess een jeugdwerk in Farmington (Utah) te organiseren. De eerste bijeenkomst van het jeugdwerk werd op 25 augustus 1878 gehouden, waarbij 224 jongens en meisjes aanwezig waren. In 1880 werd er een algemeen jeugdwerkpresidente geroepen, waarna er in veel wijken jeugdwerkklassen werden georganiseerd.

Seminaries en instituten voor godsdienstonderwijs

In 1888 richtte de kerk een algemene onderwijsraad en scholen op, en stelde godsdienstlessen in als geestelijk fundament voor seculier onderwijs voor wie niet naar een school van de kerk ging. In 1912 stelde Joseph F. Merrill, docent en lid van de kerk, een plan voor om leerlingen en studenten op openbare scholen godsdienstlessen te laten volgen als onderdeel van hun schooldag. Dit werd het seminarie genoemd en de eerste lessen werden gegeven in de buurt van de Granite High School in Salt Lake City (Utah), met zeventig ingeschreven leerlingen. Toen het seminarieprogramma zich uitbreidde, werd er een soortgelijk programma voor jongvolwassenen opgezet. Dit kreeg de naam Instituut voor godsdienstonderwijs en de eerste instituutslessen van de kerk begonnen in 1926 in Moscow (Idaho). In het begin van de jaren 1950 werd er in Californië een ochtendseminarieprogramma opgestart, in de jaren 1960 begon het thuisseminarieprogramma en sindsdien zijn er overal ter wereld seminaries en instituten voor godsdienstonderwijs opgezet.

Gezinsavond

President Joseph F. Smith heeft gezegd dat kerkelijke programma’s ‘een aanvulling op het onderwijs en de opvoeding thuis zijn. Niet één kind op de honderd zal afdwalen als het gezinsleven, het voorbeeld en de opvoeding in overeenstemming met de waarheid van het evangelie van Christus zijn.’ (‘Worship in the Home’, Improvement Era, december 1903, 138.) In 1909 begon de ring Granite in Salt Lake City (Utah) met een wekelijks gezinsavondprogramma, dat volgens president Smith geïnspireerd was. In 1915 adviseerde het Eerste Presidium om overal in de kerk een maandelijkse gezinsavond in te voeren. Het Eerste Presidium deed de belofte: ‘We beloven grote zegeningen aan de heiligen die deze raad [om gezinsavond te houden] gehoorzamen. De liefde thuis en de gehoorzaamheid aan de ouders zullen toenemen. Het geloof in het hart van de jongeren in Israël zal toenemen en zij zullen de kracht krijgen om kwade invloeden en verleidingen op hun pad te weerstaan.’ (James R. Clark, Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 6 delen [1965–1975], deel 4, 339.) Vijftig jaar later publiceerde de kerk handleidingen die gezinnen bij hun wekelijkse evangelieonderricht konden gebruiken. In 1970 wezen de kerkleiders de maandagavond als vaste gezinsavond aan en kondigden aan dat er die avond geen andere kerkactiviteiten gehouden mochten worden.

Laat de cursisten in elke groep na voldoende tijd de geschiedenis van de desbetreffende organisatie of het programma samenvatten en hun antwoorden op de besproken vragen toelichten.

Leg uit dat alle organisaties en programma’s van de kerk aanvankelijk los van elkaar opereerden. Toen de kerk in de jaren 1950 fors begon te groeien, zagen de leiders zich genoodzaakt te evalueren hoe de organisaties van de kerk aan de doelstellingen van de kerk bijdroegen. Zij besloten alle organisaties en programma’s van de kerk zowel in bestuurlijk opzicht als in lesmateriaal uniform op elkaar af te stemmen. Door die veranderingen waren de organisaties en programma’s beter toegerust om aan de complexe behoeften van de groeiende kerk tegemoet te komen en het gezin te sterken. Volgens dit coördinatiebeginsel functioneren alle kerkorganisaties op aanwijzing van priesterschapsleiders, die de sleutels om te presideren bezitten.

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Bruce R. McConkie

‘Coördinatie is het systeem van kerkbestuur waarbij we alle programma’s van de kerk samenvoegen, ze in één pakket verzamelen, ze als één programma uitvoeren en alle leden van de kerk erbij betrekken – en dat allemaal onder leiding van de priesterschap.’ (Let Every Man Learn His Duty [brochure, 1976], 2.)

Zet het volgende beginsel op het bord: Als we deelnemen aan de organisaties en programma’s van de kerk, ontvangen we de zegeningen daarvan. Zet de volgende vragen op het bord en laat de cursisten ze in hun aantekenschrift of Schriftendagboek beantwoorden.

Hoe zijn de organisaties en programma’s van de kerk je tot zegen? Hoe is Plicht jegens God of Persoonlijke vooruitgang je tot zegen?

In welke opzichten ga je meer meedoen bij de jongemannen of de jongevrouwen? In de zondagsschool? Op de gezinsavond? Op het seminarie?

Vraag enkele cursisten na verloop van tijd wat ze hebben opgeschreven. U kunt ook uw eigen gedachten uiten over de zegeningen die u door de organisaties van de kerk ontvangt, en hoe u en uw gezin er op weg naar het eeuwige leven door geholpen worden.

Toelichting en achtergrondinformatie

Het belang van het seminarie

President Thomas S. Monson heeft over het belang van het seminarie gezegd:

Afbeelding
President Thomas S. Monson

‘Als je naast je zondagsdiensten en doordeweekse activiteiten de kans hebt om aan het seminarie deel te nemen (of het nu ochtendseminarie of schooltijdseminarie is) doe dan je voordeel met die kans. Velen van jullie nemen al aan het seminarie deel. Zoals met alles het geval is, hangt veel van wat je aan het seminarie hebt af van je houding en gewilligheid om te leren. Mogen jullie een nederige houding en het verlangen hebben om te leren. Ik ben heel dankbaar dat ik als tiener de kans had om aan het ochtendseminarie deel te nemen, want het speelde een essentiële rol in de ontwikkeling van mijn getuigenis. Het seminarie kan je leven veranderen.’ (Zie ‘Geloven, gehoorzamen, volharden’, Liahona, mei 2012, 128.)

Afdrukken