Seminarie en instituut
Les 55: Leer en Verbonden 47–48


Les 55

Leer en Verbonden 47–48

Inleiding

De profeet Joseph Smith ontvangt in maart 1831, bijna een jaar na het stichten van de kerk, de openbaringen die nu in Leer en Verbonden 47 en 48 opgetekend zijn. Tot aan dat tijdstip heeft Oliver Cowdery als historicus en schrijver voor de kerk gefungeerd. In die rol houdt hij een verslag bij van de openbaringen die de profeet ontvangt. Oliver Cowdery is echter sinds oktober 1830 op zending en kan daardoor niet als historicus en schrijver aanblijven. De Heer roep in de openbaring in Leer en Verbonden 47 John Whitmer om de positie van Oliver in te nemen. In die periode zoeken de heiligen in Ohio ook naar aanwijzingen hoe ze de kerkleden vanuit New York tot steun moeten zijn. De Heer draagt de heiligen in de openbaring in Leer en Verbonden 48 op hun land met anderen in nood te delen en zich erop voor te bereiden om Zion te grondvesten.

Lessuggesties

Leer en Verbonden 47

De Heer wijst John Whitmer aan om een verslag van de geschiedenis van de kerk bij te houden

Vraag de cursisten aan een geestelijk betekenisvolle gebeurtenis te denken die zij het onthouden waard vinden. (Ze kunnen bijvoorbeeld aan een tempelinwijding of kerkelijke bijeenkomst denken. Of terugdenken aan een antwoord op gebed of een moment waarop ze de aanwezigheid van de Heilige Geest gevoeld hebben.) Laat een paar cursisten over die gebeurtenis vertellen. Stel die cursisten de volgende vragen:

  • Waarom was die gebeurtenis van betekenis voor je?

  • Waarom denk je dat het belangrijk is om die gebeurtenis te onthouden?

  • Hoe kan een verslag van die gebeurtenis je nageslacht tot zegen zijn?

Laat een cursist de inleiding van Leer en Verbonden 47 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten waartoe de Heer John Whitmer riep. Laat de cursisten vervolgens Leer en Verbonden 47:1–3 doorlezen en meer details over John Whitmers roeping ontdekken. Vraag de cursisten naar hun bevindingen. (U zou de cursisten eraan kunnen herinneren dat de Heer in een vorige openbaring zei: ‘Er zal onder u een verslag worden bijgehouden’ [LV 21:1]. Leg uit dat het Eerste Presidium tegenwoordig een kerkhistoricus en schrijver in de kerk roept [doorgaans de kerkhistoricus genoemd] en zijn naam ter steunverlening voorlegt.)

  • Waarom zou het belangrijk zijn om de geschiedenis van de kerk vast te leggen?

  • Welke verhalen uit de kerkgeschiedenis vind je vooral inspirerend?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Marlin K. Jensen van de Zeventig, die van 2005 tot 2012 kerkhistoricus was, voorlezen:

Ouderling Marlin K. Jensen

‘Er zijn ook andere geweldige verhalen in onze geschiedenis die het waard zijn om te leren kennen en in de kerk en thuis te vertellen. De lessen van Kirtland, de beproevingen van Missouri, de triomfen en uiteindelijke verdrijving van de heiligen uit Nauvoo, en de westwaartse trek van de pioniers zijn verhalen die Heiligen der Laatste Dagen in alle landen en in alle talen inspireren. Maar er zijn net zulke ontroerende verhalen over de opkomst en voortgang van de kerk en de uitwerking van het evangelie op gewone leden in elk land waar het herstelde evangelie voet aan de grond krijgt. Die verhalen moeten goed opgetekend en geconserveerd worden.

‘[…] Veel van de mooiste verhalen van de kerk staan in individuele en familiegeschiedenissen en maken deel uit van ons persoonlijke en familie-erfgoed.’ (Zie ‘Er zal onder u een verslag worden bijgehouden’, Liahona, december 2007, 29.)

  • Waarom doen individuele en familiegeschiedenissen er volgens jullie toe?

Verwijs naar de gebeurtenissen waar de cursisten aan het begin van de les aan dachten. Laat ze zich voorstellen dat hun kinderen en kleinkinderen hun eigen verslag van die gebeurtenissen lezen. Laat iedere cursist over de volgende vragen nadenken:

  • Welk aspect van de gebeurtenis zou je beklemtonen? Wat zou je willen dat je familie door het lezen van je verslag voelt en te weten komt?

Leg uit dat de beginselen die John Whitmer als kerkhistoricus en schrijver volgde ook op onze individuele en familiegeschiedenissen van toepassing kunnen zijn. Laat de cursisten in Leer en Verbonden 47:4 lezen wat de Heer beloofde als John Whitmer zijn taak getrouw zou vervullen.

  • Wat beloofde de Heer aan John Whitmer? (De Heer beloofde dat de Trooster – de Heilige Geest – hem bij zou staan om de geschiedenis van de kerk te schrijven.)

  • Hoe kan die belofte ook van kracht zijn als we onze individuele en familiegeschiedenis proberen bij te houden? (Maak de cursisten het volgende beginsel duidelijk: als we onze individuele en familiegeschiedenis getrouw proberen bij te houden, zal de Heilige Geest ons bijstaan. U kunt dit beginsel eventueel op het bord zetten.)

  • Hoe kan de Heilige Geest iemand bijstaan terwijl hij of zij een individuele of familiegeschiedenis bijhoudt?

Maak de cursisten bij het bespreken van deze vraag duidelijk dat de Heilige Geest ons dingen in herinnering kan brengen (zie Johannes 14:26). Hij kan ons ook helpen om zo over gebeurtenissen en situaties te schrijven dat onze familieleden en anderen er baat bij hebben.

Moedig de cursisten aan om de hulp van de Heilige Geest te vragen wanneer ze hun individuele en familiegeschiedenis bijhouden.

Leer en Verbonden 48

De Heer draagt de heiligen in Ohio op de heiligen bij te staan die uit New York komen

Laat de cursisten zich voorstellen dat heiligen in een afgelegen gebied geëvacueerd moeten worden. De leiders van de kerk hebben de families van de cursisten gevraagd om de ontheemde gezinnen van voedsel en onderdak te voorzien.

  • Wat voor vragen en zorgen zouden jullie en je familie over dat verzoek kunnen hebben?

  • Met wat voor vragen en gevoelens zouden de mensen zitten die bij jullie intrekken?

Laat de cursisten in hun Schriften Kaart 3 (‘Gebied New York, Pennsylvania en Ohio in de Verenigde Staten’) in het gedeelte met kaarten met betrekking tot de geschiedenis van de kerk opzoeken. Vraag ze de afstand tussen de plaats Fayette (New York) en Kirtland (Ohio) bij benadering te bepalen (circa 400 kilometer). Herinner de cursisten eraan dat de Heer de heiligen in New York in december 1830 gebood om naar Ohio te verhuizen (zie LV 37:3).

Laat een cursist Leer en Verbonden 48:1–3 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de heiligen in Ohio van de Heer moesten doen voor de kerkleden die in hun omgeving kwamen wonen. Vraag de cursisten vervolgens naar hun bevindingen.

  • Wat droeg de Heer de heiligen in Ohio op? (Hij gebood de mensen met land om het met de heiligen te delen die onder hen kwamen wonen.) Welk beginsel kunnen we uit dit gebod leren? De strekking van het antwoord van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: de Heer gebiedt de heiligen om hun bezittingen met de behoeftigen te delen. Wijs er eventueel op dat niet alle heiligen in Ohio land hadden om te delen. Ook waren er leden uit New York die hun eigen land moesten kopen.)

  • Hoe kunnen we onze bezittingen met anderen delen?

Vraag de cursisten naar hun ervaringen toen ze zagen dat mensen bezittingen met behoeftigen deelden. Laat de cursisten eventueel ook beschrijven hoe zij ooit door de gulheid en bijstand van anderen geholpen zijn.

U kunt als voorbeeld van anderen in nood helpen een cursist de volgende ervaring van president Thomas S. Monson met zijn jeugdwerkklas laten voorlezen:

President Thomas S. Monson

‘We begonnen een project om stuivers en dubbeltjes te sparen voor wat een groot kerstfeest moest worden. Zuster Gertsch hield het totaalbedrag nauwkeurig bij. Jongens in de groei eigen, vertaalden we de geldtotalen in gedachte in cakes, koekjes, taarten en ijs. Het moest een geweldig evenement worden. Nog nooit had een van onze leerkrachten zo’n gezellige avond voorgesteld als deze moest worden.

‘De zomermaanden verstreken en het werd herfst. Herfst werd winter. Ons feestdoel was bereikt. De klas was gegroeid. Er heerste een goede geest.

‘Geen van ons zal die duistere zondagochtend vergeten dat onze geliefde lerares ons mededeelde dat de moeder van een van onze klasgenoten was heengegaan. We dachten aan onze eigen moeder en hoeveel zij voor ons betekende. We hadden oprecht verdriet om het grote verlies van Billy Devenport.

‘De les was die zondag ontleend aan het boek Handelingen, hoofdstuk 20, vers 35: “[U moet] zich de woorden van de Here Jezus herinneren, die zelf gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen.” Aan het eind van de goed voorbereide les, zei Lucy Gertsch nog wat over de economische situatie van Billy’s familie. Het was in de crisisjaren en geld was schaars. Met een schittering in haar ogen vroeg ze: “Hoe zouden jullie het vinden om deze lering van onze Heer te volgen? Hoe zouden jullie het vinden om met zijn allen ons feestfonds mee te nemen naar de Devenports en het hun te geven als uiting van onze liefde?” De beslissing was unaniem. We telden het geld nauwkeurig en deden het totaal in een grote envelop. We kochten een mooie kaart en zetten daar onze naam in.

‘Door die eenvoudige daad van naastenliefde kregen we een sterk gevoel van saamhorigheid.’ (‘Uw persoonlijke invloed’, Liahona, mei 2004, 21–22.)

  • Wat kunnen we van dat verhaal leren? Hoe kunnen vriendelijkheid en dienstbetoon zowel de gever als de ontvanger tot zegen zijn?

Vraag de cursisten naar een ervaring toen ze mensen in nood hielpen (of anderen dat zagen doen). Moedig de cursisten aan om na te gaan hoe ze de komende week iemand van dienst kunnen zijn.

Vat Leer en Verbonden 48:4–6 samen. Leg uit dat de Heer wilde dat de heiligen zich gereedmaakten om land te kopen wanneer Hij de locatie van de stad Zion, of het nieuwe Jeruzalem, zou openbaren. De Heer gebood de heiligen om zoveel mogelijk geld te sparen ter voorbereiding op het grondvesten van die stad (zie LV 48:4–6). Vertel de cursisten dat ze in toekomstige lessen meer zullen leren over de pogingen van de heiligen om de stad Zion te vestigen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Leer en Verbonden 47:1. Houd ‘een officiële geschiedenis’ bij

De profeet Joseph Smith heeft beschreven wat het resultaat is als we belangrijke gebeurtenissen in onze kerkgeschiedenis niet bijhouden:

Profeet Joseph Smith

‘Het volgende is een feit: als ik nu elke beslissing over belangrijke kwesties inzake de leer en plichten in bezit had sinds dit werk begonnen is, zou ik er voor geen geld afstand van doen. Maar we hebben verzuimd om notulen van dergelijke zaken te maken, wellicht met het idee dat we er later toch niets meer aan zouden hebben. Toch is het zo dat ze vrijwel elk omstreden leerstellig punt afdoende zouden beslissen als we erover beschikten. Maar we hebben dit verzuimd. Nu kunnen we niet meer met diezelfde macht en dat gezag tot de kerk en tot de wereld van de grote en heerlijke manifestaties aan ons getuigen als wanneer we die zaken wel hadden om overal bekend te maken.’ (In History of the Church, deel 2, 198–199.) (Zie ook Doctrine and Covenants Student Manual, 2e uitgave [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 103.)

Leer en Verbonden 47. Wat is de roeping van de kerkhistoricus en schrijver?

Ouderling Marlin K. Jensen van de Zeventig, die van 2005 tot 2012 als kerkhistoricus en schrijver werkzaam was, heeft uitgelegd:

Ouderling Marlin K. Jensen

‘Het werk van de kerkhistoricus en schrijver bestaat grotendeels uit het bijhouden van verslagen. Het houdt het vergaren en conserveren van bronnen met kerkhistorische gegevens in, het registreren van verordeningen en het verzamelen van notulen. De Schriften duiden ook aan dat er een verantwoordelijk is om te zorgen dat de verslagen gebruikt worden “voor het welzijn van de kerk en voor de opkomende geslachten” (LV 69:8).

‘De rollen van historicus en griffier vullen elkaar aan en zijn soms zelfs moeilijk van elkaar te onderscheiden. Ik denk dat er daarom in de begintijd van de kerk soms een griffier werd aangesteld en soms een historicus, en dat die rollen mettertijd in één roeping zijn gecombineerd.’ (Zie ‘Er zal onder u een verslag worden bijgehouden’, Liahona, december 2007, 26.)

Leer en Verbonden 48:6. ‘Door het presidium en de bisschop van de kerk’

Leer en Verbonden 48:6 bevat de zinsnede ‘door het presidium en de bisschop van de kerk’. Toen de openbaring gegeven werd, was het Eerste Presidium echter niet ingesteld. Het vroegste manuscript van deze openbaring bevat de zinsnede ‘door de bisschop & ouderlingen van de kerk’. (Zie Documents, Volume 1: July 1828–June 1831, deel 1 van de serie Documents van The Joseph Smith Papers [2013], 288.) De bewoording werd aangepast nadat het Eerste Presidium ingesteld was. Dergelijke wijzigingen zijn zo nu en dan met de groei van de kerk en uitbreiding van de organisatie van de priesterschap volgens openbaring aangebracht.