Seminarie en instituut
Les 28: Leer en Verbonden 20:37, 68–84


Les 28

Leer en Verbonden 20:37, 68–84

Inleiding

In dit gedeelte van afdeling 20 geeft de Heer instructies over het bestuur van zijn kerk, waaronder de vereisten voor de doop en bevestiging en de juiste manier om de verordeningen van de doop, bevestiging en het avondmaal te verrichten.

Lessuggesties

Leer en Verbonden 20:37, 68–74

De Heer openbaart de vereisten waaraan iemand vóór en na de doop moet voldoen

Laat de cursisten zich afvragen wat ze in de volgende situatie zouden zeggen:

Een vriendin die lid van een andere kerk is, krijgt een getuigenis van het herstelde evangelie. Ze vraagt jou: ‘Wat moet ik doen om me te laten dopen en lid van jouw kerk te worden?’

Laat de cursisten hun antwoord in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren. Laat ze vervolgens Leer en Verbonden 20:37 lezen en de vereisten opzoeken waaraan iemand moet voldoen die zich wil laten dopen. U kunt de cursisten de genoemde vereisten laten markeren. Om de cursisten een beter begrip van dit vers bij te brengen, kunt u uitleggen dat mensen met een ‘gebroken hart en een verslagen geest’ nederig en ontvankelijk voor de wil van God zijn. Zij zijn diep bedroefd om hun zonden en hebben een oprecht verlangen om zich te bekeren.

Zet de volgende onvolledige uitspraak op het bord: Voordat mensen zich kunnen laten dopen, moeten ze …

Laat een cursist naar voren komen om op het bord te schrijven. Stel de klas de volgende vragen:

  • Waar moet iemand volgens Leer en Verbonden 20:37 blijk van geven voordat hij of zij zich kan laten dopen? (Terwijl de cursisten antwoorden, laat u de cursist de uitspraak op het bord afmaken. De cursist kan iets als het volgende opschrijven: Voordat iemand zich kan laten dopen, moet hij nederig en berouwvol zijn, gewillig om de naam van Jezus Christus op zich te nemen en vastberaden om Hem tot het einde te dienen.)

  • Waarom denk je dat iemand aan die vereisten moet voldoen voordat hij of zij zich kan laten dopen?

Leg uit dat in Leer en Verbonden 20:37 ook het verbond staat beschreven dat we bij de doop hebben gesloten. Laat de cursisten zich afvragen wat zij doen om hun doopverbond na te leven.

Laat de cursisten zich voorstellen dat een vriend(in) vraagt wat er gebeurt als iemand zich laat dopen. Als enkele cursisten antwoord hebben gegeven, laat u een cursist Leer en Verbonden 20:72–74 voorlezen. U kunt de cursisten de manier van dopen laten markeren die de Heer beschrijft.

  • Hoe moet een doop volgens de Heer in de verzen 72–74 worden verricht? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende te omvatten: de doop moet verricht worden door iemand die het juiste gezag heeft. Zet dit beginsel onder het vorige beginsel op het bord.)

Laat de cursisten Leer en Verbonden 20:68–69 doorlezen en de verwachtingen opzoeken die de Heer van ieder van ons na de doop heeft. U kunt de cursisten die verwachtingen laten markeren.

  • Wat verwacht de Heer van ons als we ons hebben laten dopen?

Noot: de cursisten kunnen iets vragen over de vereiste in vers 68 dat pasgedoopte leden door de ouderlingen onderwezen moeten worden voordat ze bevestigd kunnen worden. Leg uit dat de zendelingenlessen tegenwoordig vóór de doop gegeven worden, zodat mensen vlak na de doop bevestigd kunnen worden en de gave van de Heilige Geest kunnen ontvangen.

  • Wat leren we van vers 69 over de manier waarop we de Heer na de doop tonen dat we waardig zijn? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: na de doop tonen we de Heer door een godvruchtige wandel en omgang dat we waardig zijn. Zet die onder de vorige twee beginselen op het bord.)

  • Wat betekent het om ‘een godvruchtige wandel en omgang [te] tonen’? (U moet wellicht uitleggen dat iemand ‘een godvruchtige wandel en omgang’ toont als zijn of haar gedrag, houding en taalgebruik in overeenstemming met God zijn.)

Afhankelijk van de behoeften van uw cursisten kunt u ze vragen een deel uit Voor de kracht van de jeugd op te slaan voor meer advies over de manier waarop jongeren een ‘godvruchtige wandel en omgang’ kunnen tonen.

  • ‘Hebben jullie weleens gezien dat anderen ‘een godvruchtige wandel en omgang’ tonen? Wat voor invloed zou dat op de mensen om hen heen hebben?

Om ze dit beginsel te laten toepassen, laat u ze zich afvragen hoe ze de komende dagen ‘een godvruchtige wandel en omgang’ kunnen tonen. Als er cursisten zijn die willen vertellen hoe ze dat gaan doen, kunt u ze dat laten doen. U kunt dat zelf ook doen. Geef uw getuigenis van de zegeningen die we kunnen ontvangen als we ons doopverbond naleven.

Leer en Verbonden 20:75–79

De Heer geeft instructies voor het avondmaal

Laat twee cursisten voor de klas komen. Laat een van die cursisten een vriend(in) spelen die voor het eerst naar de avondmaalsdienst komt en vraagt waarom er brood en water wordt rondgediend. Laat de andere cursist de verordening van het avondmaal aan zijn of haar vriend(in) uitleggen. Als de cursist dat heeft gedaan, laat u de klas teksten opzoeken die de uitleg van de cursist bekrachtigen en die ze bij het bestuderen van de volgende verzen meer ideeën kunnen geven om het avondmaal uit te leggen.

Laat een cursist Leer en Verbonden 20:75 voorlezen terwijl de klas meeleest. (U wilt wellicht uitleggen dat we tegenwoordig water in plaats van wijn gebruiken. Zie LV 27:1–2.)

  • Waarom zouden we opdracht hebben gekregen om geregeld samen aan het avondmaal deel te nemen?

Laat een cursist als onderdeel van deze bespreking de volgende uitspraak van ouderling Melvin J. Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen: (U moet wellicht uitleggen dat toen ouderling Ballard over ‘aan de avondmaalstafel verschijnen’ sprak, hij eenvoudigweg aan het avondmaal deelnemen bedoelde.)

Ouderling Melvin J. Ballard

‘Het enige dat voor de veiligheid van iedere man en vrouw zou zorgen, is elke sabbatdag aan de avondmaalstafel verschijnen. We zouden in een week niet ver afdwalen – niet zo ver dat we, door zelfonderzoek, onze fouten niet konden rechtzetten. […] Het pad naar de avondmaalstafel is het veilige pad voor de Heiligen der Laatste Dagen.’ (Bryant S. Hinckley, Sermons and Missionary Services of Melvin Joseph Ballard [1949], 151.)

Zet de volgende kopjes op het bord:

Wat wij beloven Wat de Heer belooft

Laat de helft van de klas Leer en Verbonden 20:77–79 lezen en opzoeken wat wij beloven als we aan het avondmaal deelnemen. Laat de andere helft dezelfde verzen lezen en opzoeken wat de Heer belooft. Als de cursisten voldoende tijd hebben gehad, laat u ze vertellen wat ze hebben gevonden. Laat een cursist hun bevindingen onder de desbetreffende kopjes op het bord zetten. Als de cursisten deze lijsten afmaken, zullen ze de volgende beginselen leren:

Als we aan het avondmaal deelnemen, betuigen we dat we gewillig zijn de naam van Jezus Christus op ons te nemen, Hem altijd indachtig te zijn en zijn geboden te onderhouden.

Als wij trouw zijn aan de beloften die we tijdens het avondmaal doen, kunnen we altijd de Geest bij ons hebben.

U kunt de cursisten in overweging geven om die beginselen in hun Schriften te markeren.

  • Als je de lijsten op het bord met Leer en Verbonden 20:37 vergelijkt, welke overeenkomsten zie je dan in de beloften die bij het avondmaal en het verbond van de doop worden gedaan?

Leg uit dat als we aan het avondmaal deelnemen, we het verbond vernieuwen dat we bij onze doop en bevestiging hebben gesloten.

  • Hoe kunnen we laten zien dat we bereid zijn de naam van Jezus Christus op ons te nemen? (Mogelijke antwoorden: pal staan voor het goede, tegen anderen zeggen dat we lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zijn, over ons geloof in Hem vertellen en aan zijn werk deelnemen.)

  • Hoe kunnen we de Heiland altijd indachtig zijn?

  • Hoe tonen we door deelname aan het avondmaal ‘een godvruchtige wandel en omgang’?

Om er zeker van te zijn dat de cursisten begrijpen hoe belangrijk het is om de Geest bij ons te hebben, laat u een cursist het volgende citaat uit Trouw aan het geloof voorlezen. Laat de klas op de zegeningen letten die we ontvangen als we ons doopverbond vernieuwen.

‘Als u zich houdt aan uw doopverbond, ontvangt u grote zegeningen. Wanneer u dat verbond hernieuwt, hernieuwt de Heer de beloofde vergiffenis van uw zonden. Gereinigd van zonden kunt u “zijn Geest altijd bij [u] hebben” (LV 20:77). Het gezelschap van de Geest is een van de grootste gaven die u in dit leven kunt krijgen. De Geest zal u voorgaan op de paden van gerechtigheid en vrede, en u naar het eeuwige leven met uw Vader in de hemel en Jezus Christus leiden.’ (Trouw aan het geloof: evangeliewijzer [2004], 11.)

Laat de cursisten zich afvragen (of opschrijven) hoe ze zich deze week op het avondmaal gaan voorbereiden. U wilt wellicht uw getuigenis geven hoe belangrijk het is om wekelijks ons doopverbond te hernieuwen.

Leer en Verbonden 20:80–84

De Heer geeft de kerkleiders de instructie om een nauwkeurige ledenadministratie bij te houden

Vat Leer en Verbonden 20:81–84 samen door uit te leggen dat de priesterschapsdragers in de begintijd van de kerk de opdracht kregen om de namen van nieuwe leden vast te leggen. Die namen werden in een boek opgeschreven. En de namen van de mensen die van de kerk afvielen, werden uit het boek verwijderd. Daarnaast moesten de leden die verhuisden een certificaat van lidmaatschap meenemen en aan hun nieuwe priesterschapsleider geven. In onze tijd houden de kerkleiders ook de ledenadministratie bij, maar dat wordt nu veel efficiënter gedaan.

U kunt tot slot uw getuigenis geven van de leerstellingen en beginselen die in deze les zijn besproken.

Toelichting en achtergrondinformatie

Leer en Verbonden 20:37, 68–74. Vreugde bij de doop van dierbaren

Op 6 april 1830, als onderdeel van de bijeenkomst om de herstelde kerk van Jezus Christus te stichten, bevestigden Joseph Smith en Oliver Cowdery de mensen die voorheen gedoopt waren en verleenden hun de gave van de Heilige Geest. (Zie History of the Church, deel 1, 61.)

De ouders van Joseph Smith werden op die dag gedoopt en bevestigd. Dit was een gelukkige tijd voor de profeet, die uitriep: ‘Geloofd zij mijn God! Dat ik de dag mag meemaken waarop mijn eigen vader zich in de ware kerk van Jezus Christus laat dopen!’ (Lucy Mack Smith, History of Joseph Smith by His Mother, samengesteld door Preston Nibley [1958], 168; zie ook History of the Church, deel 1, 79).

Leer en Verbonden 20:77. ‘Hem altijd indachtig zijn’

Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat we door gebed en Schriftstudie ons doopverbond kunnen naleven om de Heer altijd indachtig te zijn.

Ouderling David A. Bednar

Overdenk waarom we bidden en Schriftstudie doen. […] Deze heilige gewoonten [zijn] hoofdzakelijk middelen waarmee we onze hemelse Vader en zijn geliefde Zoon altijd indachtig zijn. Het zijn voorwaarden voor het voortdurende gezelschap van de Heilige Geest.’ (‘Ontvang de Heilige Geest’, Liahona, november 2010, 96.)

Leer en Verbonden 20:77, 79. ‘Opdat zij zijn Geest altijd bij zich mogen hebben’

Door de volgende uitspraak van president James E. Faust van het Eerste Presidium gaan we beter begrijpen hoe belangrijk het is om de Heilige Geest bij ons te hebben:

President James E. Faust

‘De doop door onderdompeling “is de inleidende verordening van het evangelie en moet worden gevolgd door de doop met de Geest om volledig te zijn.” [Bible Dictionary, ‘Baptism’, 618.] […]

‘Als degenen die deze geestelijke gave bezitten die ook waardig zijn, kunnen ze meer begrip, verrijking en leiding ontvangen bij alles wat ze op geestelijk en stoffelijk gebied doen. De Heilige Geest getuigt van de waarheid en doordringt onze ziel zo diep met de realiteit van God de Vader en zijn Zoon Jezus Christus dat geen enkele aardse macht of bevoegdheid ons van die kennis kan afzonderen. [Zie 2 Nephi 31:18.] Als we de gave van de Heilige Geest niet hebben, kunnen we dat vergelijken met een lichaam zonder immuunsysteem. […]

‘Wie na zijn doop en bevestiging de gave van de Heilige Geest bezit, kan meer licht en getuigenis ontvangen. Dat komt doordat de gave van de Heilige Geest “een permanent getuigenis en een hogere begiftiging [is] dan de gewone manifestatie van de Heilige Geest.” [In: James R. Clark, samensteller, Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 6 delen (1965–1975) 5:4.] Het is een hogere begiftiging omdat de gave van de Heilige Geest kan werken als een “reinigend instrument om iemand te zuiveren en hem van alle zonden te verlossen.” [Bible Dictionary, ‘Holy Ghost’, 704.]’ (‘Born Again’, Ensign, mei 2001, 55, 58.)