Seminarie en instituut
Les 30: Leer en Verbonden 22–23


Les 30

Leer en Verbonden 22–23

Inleiding

Tijdens de grote afval zijn de verordeningen van de kerk van Jezus Christus veranderd, verdwenen of zonder de juiste bevoegdheid verricht. In de openbaring in Leer en Verbonden 22 bevestigt de Heer dat de verordening van de doop verricht moet worden door iemand met de juiste bevoegdheid om anderen lidmaatschap in de kerk en toegang tot het koninkrijk van God te verlenen. In afdeling 23 van de Leer en Verbonden staat een openbaring die Joseph Smith heeft ontvangen ten behoeve van vijf mannen die oprecht Gods wil voor hen wilden weten: Oliver Cowdery, Hyrum Smith, Samuel Smith, Joseph Smith sr. en Joseph Knight.

Lessuggesties

Leer en Verbonden 22

De doop mag alleen verricht worden door iemand die de juiste bevoegdheid heeft.

Laat drie cursisten aan een rollenspel deelnemen. Laat een cursist de rol spelen van een onderzoeker die gelooft dat de kerk waar is. De onderzoeker is in een andere kerk door onderdompeling gedoopt en begrijpt niet waarom hij of zij opnieuw gedoopt moet worden. Laat de twee andere cursisten de rol van zendelingen spelen die de vraag van de onderzoeker proberen te beantwoorden. Laat de klas overwegen hoe zij zouden reageren als ze zich in die situatie bevonden.

Na het rollenspel legt u uit dat de openbaring in Leer en Verbonden 22 door een soortgelijke situatie tot stand kwam. Veel mensen die lid van de kerk wilden worden, hadden zich al in hun vorige kerk laten dopen. Ze vroegen zich af waarom ze opnieuw gedoopt moesten worden.

Joseph Smith legde die vraag aan de Heer voor. Als antwoord openbaarde de Heer een belangrijke leer van de herstelling van het evangelie. Vraag een cursist Leer en Verbonden 22:1 voor te lezen. Laat de klas meelezen en een zinsnede opzoeken die betrekking heeft op de herstelling van het evangelie.

  • Welke zinsnede in dit vers heeft betrekking op de herstelling van het evangelie? (‘Een nieuw en eeuwigdurend verbond.’)

Om er zeker van te zijn dat de cursisten deze zinsnede begrijpen, laat u een van hen de volgende uitspraak voorlezen.

President Joseph Fielding Smith

Het nieuw en eeuwigdurend verbond is de volheid van het evangelie. [Zie LV 66:2.] Het bestaat uit ‘alle verbonden, overeenkomsten, verbintenissen, verplichtingen, eden, geloften, voltrekkingen, betrekkingen, verenigingen of beloften, die door de Heilige Geest van de belofte, ofwel de Heilige Geest, op de leden van de kerk verzegeld worden, door middel van het gezag van de president van de kerk die de sleutels draagt. [Zie LV 132:7.] De president van de kerk bezit de sleutels van het Melchizedeks priesterschap. Hij delegeert die bevoegdheid aan anderen zodat zij die heilige verordeningen van het evangelie kunnen verrichten.

Het eeuwig huwelijk is een nieuw en eeuwigdurend verbond. De doop is ook een nieuw en eeuwigdurend verbond [zie LV 132:22], evenals de ordening tot het priesterschap, en elk ander verbond is eeuwigdurend en maakt deel uit van het nieuw en eeuwigdurend verbond, wat alles omvat.’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–1966], deel 1, 65.)

Laat de cursisten in hun eigen woorden de betekenis van het nieuw en eeuwigdurend verbond samenvatten.

  • In welk opzicht is kennis van het nieuw en eeuwigdurend verbond nuttig voor mensen die wel zijn gedoopt, maar niet door iemand met het juiste gezag?

  • Door welk gezag worden verordeningen onder het nieuw en eeuwigdurend verbond verricht? (Het gezag van het priesterschap.)

Zet deze leerstelling op het bord: De doop moet worden verricht door iemand met het gezag van God.

Laat een cursist Leer en Verbonden 22:2–4 voorlezen. Laat de klas meelezen en zinsneden opzoeken waaruit blijkt dat de Heer geen dopen erkent die niet door het gezag van het priesterschap zijn verricht. In deze openbaring verwijst de Heer naar de verordening van de doop als het ‘ingaan door de enge poort’ (zie LV 22:2). Laat de cursisten vertellen wat ze hebben gevonden.

  • In welk opzicht zijn onbevoegde dopen ‘dode werken’? (Ze bieden geen eeuwige zegeningen.)

  • Wat deed de Heer volgens Leer en Verbonden 22:3 vanwege de dode werken die toen werden verricht? (Zijn verbond en de kerk opnieuw vestigen.)

  • Hoe zijn jullie gezegend omdat je lid bent van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen – de enige kerk met de bevoegdheid om eeuwige verordeningen te verrichten?

Leer en Verbonden 23

Er worden vijf mannen geroepen om de kerk te versterken

Laat de cursisten zich afvragen wanneer iemand ze de nodige woorden van aanmoediging of leiding heeft gegeven. U kunt enkele cursisten iets over hun ervaring laten vertellen.

Laat de cursisten in de inleiding tot Leer en Verbonden 23 de namen van de vijf mannen opzoeken die in deze afdeling worden toegesproken. Leg uit dat al deze mannen in deze openbaring instructies van de Heer kregen. Moedig de cursisten aan om zich af te vragen wat zij van de woorden van de Heer tot deze mannen kunnen leren. De volgende biografische gegevens kunnen aan de context van Leer en Verbonden 23 bijdragen.

Hyrum Smith, een oudere broer van de profeet hielp met de publicatie van het Boek van Mormon door met de drukker samen te werken. Hij was president van de eerste gemeente van de kerk in Colesville (New York). Hyrum bleef de Heer en de kerk zijn hele leven trouw.

Samuel Smith, een jongere broer van de profeet liet zich in mei 1829 dopen. In juni 1830 ging hij op zending en gaf een boek-van-Mormon uit dat uiteindelijk tot de bekering van Brigham Young en veel van zijn familieleden zou leiden. Samuel bleef zijn familie en de kerk zijn hele leven trouw. Toen deze openbaring werd ontvangen, was Samuel nog niet voldoende voorbereid om het evangelie te prediken, maar twee maanden later ging hij op zending.

Joseph Smith sr., de vader van de profeet, liet zich op de dag van de oprichting van de kerk dopen. De volgende zomer ging hij met zijn zoon Don Carlos op zending naar verre familieleden in New York. Hij werd hogepriester en de eerste patriarch van de kerk. Joseph Smith jr., beschrijft zijn vader als ‘een man die God en de kerk in alle situaties en omstandigheden trouw is.’ (History of the Church, deel 4, 192.)

Joseph Knight sr. was een goede vriend van Joseph Smith jr. en was heel goed voor de profeet geweest. Hij voorzag de profeet van benodigdheden toen hij met de vertaling van het Boek van Mormon bezig was. Hij had een sterk verlangen om zich samen met anderen op de dag van de oprichting van de kerk te laten dopen, maar hij bedacht zich omdat hij het Boek van Mormon verder wilde bestuderen. Later schreef hij: ‘Ik had me beter gevoeld als ik me had laten dopen.’ (Geciteerd in Larry Porter, ‘The Joseph Knight Family’, Ensign, oktober 1978, 40.)

Laat een cursist Leer en Verbonden 23:1–2 voorlezen. Laat de klas meelezen en de waarschuwing opzoeken die de Heer aan Oliver Cowdery gaf.

  • Waarvoor waarschuwde de Heer Oliver Cowdery? Hoe kan hoogmoed tot verleiding leiden?

  • Hoe kunnen we gevoelens van hoogmoed vermijden die tot verleiding leiden?

  • Wat voor zegening zou Oliver volgens vers 2 ontvangen? (Het vermogen om ‘de waarheid te prediken’.)

Laat een cursist Leer en Verbonden 23:3–5 voorlezen. Laat de klas meelezen en overeenkomsten opzoeken in de instructies die de Heer aan Hyrum Smith, Samuel Smith, en Joseph Smith sr. gaf.

  • Wat waren de overeenkomsten tussen de instructies aan deze mannen? (Ze werden allemaal geroepen om aan te sporen en de kerk te versterken.) U wilt wellicht uitleggen dat met de roeping om aan te sporen de taak wordt bedoeld om anderen in het evangelie te onderwijzen.)

Vraag drie cursisten de beknopte biografieën van Hyrum Smith, Samuel Smith en Joseph Smith sr. voor te lezen. Voordat ze beginnen, vraagt u de klas om goed op te letten hoe deze mannen hun roeping grootmaakten om aan te sporen en de kerk te versterken. Na elke beschrijving vraagt u de cursisten wat ze geleerd hebben.

  • Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de instructies aan Hyrum Smith en Samuel Smith?

  • Hoe kunnen wij de aansporen en de kerk versterken?

Laat een cursist de beknopte biografie van Joseph Knight sr. voorlezen. Vraag daarna aan een andere cursist Leer en Verbonden 23:6–7 voor te lezen. Daar staat de raad van de Heer aan Joseph Knight sr. Vraag de klas om mee te lezen en vast te stellen wat de Heer hem gebood te doen.

  • Wat moest Joseph Knight doen? (Overluid en in het verborgene bidden, met familieleden en vrienden en ten overstaan van de wereld bidden; zich bij de ware kerk aansluiten; en anderen aansporen.)

  • Welk bewijs zie je in Leer en Verbonden 23:7 dat de Heer Joseph Knight sr. wilde zegenen?

Leg uit dat Joseph Knight sr. zich korte tijd na deze openbaring liet dopen. Hij bleef de kerk zijn hele leven toegewijd. Hij verdedigde de profeet Joseph Smith in het openbaar en in het verborgene. De profeet heeft Joseph Knight sr. later beschreven als ‘trouw en gelovig […], en evenwichtig en voorbeeldig, en deugdzaam en minzaam, zonder naar links of naar rechts af te wijken.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 497.)

Vraag de cursisten naar een beginsel dat ze bij hun studie van Leer en Verbonden 23 hebben geleerd. De cursisten kunnen beginselen als de volgende noemen:

Als we het verlangen hebben om de Heer te dienen, kunnen we persoonlijke leiding van Hem ontvangen.

De Heer zal ons zegenen als we zijn raad opvolgen.

Laat de cursisten nadenken over de leiding die zij door middel van de Heilige Geest, de woorden van de hedendaagse profeten of de Schriften van de Heer hebben ontvangen. Geef ze enkele minuten de tijd om zich af te vragen hoe zij de raad die zij hebben ontvangen, zullen gehoorzamen. U kunt ze aanmoedigen om de indrukken die zij hebben ontvangen in hun aantekenschrift of Schriftendagboek te noteren. Verzeker ze ervan dat ze met hulp en leiding van de Heer gezegend zullen worden als ze doen wat Hij van hen verwacht.

Toelichting en achtergrondinformatie

Leer en Verbonden 22:1. ‘Namelijk datgene wat vanaf het begin heeft bestaan’

In Leer en Verbonden 22:1, is de zinsnede ‘namelijk datgene wat vanaf het begin heeft bestaan’ letterlijk waar: het evangelie werd al aan Adam en Eva verkondigd, en zij lieten zich dopen (zie Mozes 5:58–59; 6:52–68); Henoch werd geboden om de volgelingen van de Heer te dopen (zie Mozes 7:11); en Noach zei dat de mensen zich net als hun vaderen in de naam van Jezus Christus moesten laten dopen (zie Mozes 8:24). De doop werd ook al vóór de komst van Christus in het Boek van Mormon gepredikt. In een artikel in de Ensign van september 1974 staat dat de doop ook onder de Joden vanouds gebruikelijk was:

‘Hoewel het in de geschiedenis en de Schriften niet helemaal duidelijk is of de Joden elkaar [in de tijd van Christus] doopten, was het wel een gebruik om de heidenen te dopen die zich tot het jodendom bekeerden. […]

‘We zien dat toen Johannes zich onder de mensen begaf, ze hem niet vroegen wat voor nieuwe verordening hij verrichtte, maar dat ze hem vroegen wie hij was. Ze zetten geen vraagtekens bij de verordening.’ (Robert J. Matthews, ‘I Have a Question’, Ensign, september 1974, 16.)

Leer en Verbonden 22:2. ‘U kunt door de wet van Mozes niet ingaan door de enge poort’

De wet van Mozes, met zijn wereldse geboden, ceremoniën, rituelen en symbolen, werd ingesteld om de Israëlieten te helpen God te gedenken en vooruit te kijken naar de verzoening van Jezus Christus. De Heiland vervulde die wet door de verzoening (zie Alma 34:13–14). Tijdens zijn aardse bediening probeerden Jezus Christus en zijn apostelen de Joden bij te brengen dat het eeuwig heil niet alleen door gehoorzaamheid aan de wet wordt verkregen, maar door de verlossende kracht van de verzoening. Zoals in Leer en Verbonden 22:2 staat beschreven, vergeleek de Heer iemand die niet met de juiste bevoegdheid was gedoopt met iemand die zonder geloof in Jezus Christus op de wet van Mozes vertrouwde. Deze vergelijking onderstreept de noodzaak om de ‘dode’ godsdienstige praktijken los te laten waardoor wij niet verlost kunnen worden, en het nieuw en eeuwigdurend verbond van het evangelie te aanvaarden, net als de joodse bekeerlingen vanouds moesten doen toen ze zich tot het christendom bekeerden.

Leer en Verbonden 22:1–4. Het belang van de herstelling van het priesterschap

Ouderling James E. Talmage van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

Ouderling James E. Talmage

‘Toen de Heer zijn kerk op dit werelddeel onder de Nephieten vestigde, zei Hij tegen hen die gekozen en geordend waren, en die de bevoegdheid hadden ontvangen, hoe ze de verordening van de doop moesten verrichten. Ze moesten zeggen: “Met het gezag mij door Jezus Christus verleend, doop ik u in de naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest.” Maar dat geeft ons in deze tijd nog geen goddelijk gezag. De woorden die Christus tegen zijn apostelen vanouds sprak, geven ons geen gezag, noch andere ouderlingen van de kerk. Ik herhaal: de woorden die Hij, de Heer, tegen zijn discipelen sprak die uit de Nephieten gekozen waren, geven ons geen gezag. Maar in deze tijd heeft Hij opnieuw gesproken, en heeft Hij ons datzelfde gezag en die bevoegdheid verleend om in zijn naam te handelen en de verordeningen van het evangelie te verrichten, volgens het voorbeeld dat Hij heeft gegeven. Als de ouderlingen en priesters kandidaten hebben die zich door hun geloof en bekering van hun zonden willen laten dopen, kunnen zij verklaren dat zij het juiste gezag hebben ontvangen. En omdat zij van Jezus Christus het gezag hebben ontvangen, dopen zij in de naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest.’ (Conference Report, april 1924, 68; zie ook Doctrine and Covenants Student Manual, 2e editie [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 46.)

Sommige bekeerlingen in de begintijd van de kerk begrepen niet dat de Heer geen doop aanvaardt die niet door iemand met het priesterschap is verricht. President Joseph Fielding Smith heeft uitgelegd:

President Joseph Fielding Smith

‘Meteen nadat de kerk was opgericht, kwamen er bekeerlingen. Sommigen van hen waren afkomstig van kerken die ook door onderdompeling doopten. Veel vroege bekeerlingen tot de kerk waren van mening dat het de juiste manier was om te dopen. Maar de kwestie van de juiste bevoegdheid was ze niet helemaal duidelijk. Toen ze lid van de kerk wilden worden, en een getuigenis hadden ontvangen dat Joseph Smith [een waar profeet was], vroegen ze zich af waarom ze opnieuw gedoopt moesten worden. Ze hadden zich ten slotte al door onderdompeling laten dopen.’ (Church History and Modern Revelation [1953], deel 1, 109.)

Leer en Verbonden 22:4. ‘Gaat in door de poort’

De doop is de poort, ofwel de vereiste, voor toegang tot het celestiale koninkrijk voor iedereen die de leeftijd van verantwoordelijkheid heeft bereikt (zie 2 Nephi 31:15–21). De verordening van de doop, die essentieel is, is alleen geldig als die gepaard gaat met een verandering van hart, die tot een nieuw leven leidt.

Ouderling John A. Widtsoe van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft zo’n verandering beschreven:

Ouderling John A. Widtsoe

‘Ik herinner me nog de man die mij heeft gedoopt, een gewone, eenvoudige man […] die twee of drie keer per dag een glas bier dronk, gevolgd door een glas whisky, […] bijna de hele dag door tabak gebruikte, en naast drie maaltijden per dag te nuttigen en zijn vleselijke lusten te botvieren eigenlijk een nutteloos, doelloos leven leidde. Hij hoordde het evangelie en aanvaardde het. Dat was goed. Dat was iets waarnaar hij verlangd had. De man groeide in macht en status in de kerk. Ik geloof dat hij vijf of zes zendingen heeft vervuld en een van de zendingsgebieden van de kerk heeft gepresideerd. Hij was dezelfde man, met dezelfde armen, dezelfde voeten, hetzelfde lichaam, hetzelfde verstand, maar veranderd door de Geest die hij bij zijn aanvaarding van de eeuwige waarheid had ontvangen.’ (Conference Report, april 1952, 34; zie ook Doctrine and Covenants Student Manual, 2e uitgave [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 46–47.)