Seminarie en instituut
Les 89: Leer en Verbonden 85–86


Les 89

Leer en Verbonden 85–86

Inleiding

Tegen het einde van november 1832 verhuizen sommige heiligen naar Zion, maar zij wijden hun bezittingen niet toe zoals de Heer had geboden. Omdat zij hun bezittingen niet toewijden, krijgen ze geen erfdeel volgens de vastgestelde orde van de kerk. De profeet Joseph Smith stelt dit aan de orde in een geïnspireerde brief aan William W. Phelps, die op 27 november 1832 is gedateerd. Een deel van die brief staat in Leer en Verbonden 85. Later, op 6 december 1832, krijgt Joseph Smith de openbaring die in Leer en Verbonden 86 staat, terwijl hij aan de geïnspireerde vertaling van de Bijbel werkt. Deze openbaring bevat verdere uitleg van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe, en de rol die de priesterschap speelt bij het vergaderen van de rechtvaardigen in de laatste dagen.

Lessuggesties

Leer en Verbonden 85

De klerk van de Heer moet het verslag van het volk van God bijhouden

Laat de cursisten zich voorstellen dat ze zojuist een basisplaats in een sportploeg hebben verdiend. (U kunt een bekende sport noemen en een bekende ploeg die deze sport beoefent.) Als ze enkele dagen voor die ploeg hebben gespeeld, merken ze dat een van de spelers erg egoïstisch is, dat sommige spelers niet op hun positie spelen en dat anderen de coach negeren.

  • Waarom zou het voor die ploeg moeilijk zijn om te winnen? Wat zou er moeten veranderen zodat het team beter kan spelen?

Leg uit dat er in 1832 een soortgelijke situatie ontstond toen er steeds meer heiligen in Missouri aankwamen. Uit eerdere openbaringen was gebleken dat de stad Zion in Jackson County (Missouri) gebouwd zou worden, volgens de wetten van de Heer en onder leiding van de priesterschap. Volgens deze wetten mochten de leden van de kerk niet zonder certificaat van de kerkleiders naar Zion reizen. Als ze daar aankwamen, moesten ze al hun geld en bezittingen aan de kerk toewijden en zouden ze van de bisschop een erfdeel krijgen. Daarnaast moesten ze alle geboden van God onderhouden. (Zie LV 64:34–35; 72:15–19, 24–26.)

Om de cursisten begrip bij te brengen van de context van de openbaring in Leer en Verbonden 85, legt u uit dat veel heiligen in Missouri in Harmony woonden, met de wetten die de Heer voor de opbouw van Zion had gegeven. Maar sommige kerkleden waren ongehoorzaam aan het gebod van de Heer om hun bezittingen toe te wijden en reisden naar Zion zonder een certificaat van hun leiders. Daarom kregen ze geen erfdeel.

  • Waarom zou het moeilijk zijn geweest om in die omstandigheden de stad Zion te vestigen?

Leg uit dat Joseph Smith vanwege die moeilijkheden in Missouri een brief naar William W. Phelps stuurde, een kerkleider die op dat moment in Independence woonde (zie de inleiding tot Leer en Verbonden 85).

Leg uit dat de brief van de profeet instructies bevatte voor de klerk van de Heer, John Whitmer, die in Missouri woonde. Laat een cursist Leer en Verbonden 85:1–2 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de klerk van de kerk in Missouri van de Heer moest doen.

  • Wat moest de klerk vastleggen?

Laat een cursist Leer en Verbonden 85:3–5 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken van wie de namen volgens de Heer niet in de verslagen van de kerk mochten worden opgenomen.

  • Van wie mochten de namen niet in de verslagen van de kerk worden opgenomen?

Leg uit dat er tegenwoordig ook verslagen van de kerk worden bijgehouden. Een van de doelen daarvan is een verslag bij te houden van de namen van de getrouwe leden en de werken die zij verrichten.

  • Wat zijn enkele dingen die wij moeten doen zodat we als getrouwe leden van de kerk te boek staan?

Als de cursisten geantwoord hebben, zet u dit beginsel op het bord: Als we de wetten van God naleven, worden we als trouwe leden in de verslagen van de kerk opgenomen. Leg uit dat het gedrag van de trouwen dat hier op aarde wordt vastgelegd, ook in de hemel in het boek des levens wordt vastgelegd (zie LV 128:6–7). Laat de cursisten in Leer en Verbonden 85:5, 9, 11 andere titels opzoeken die gebruikt worden om het verslag te beschrijven dat op aarde van de trouwen wordt bijgehouden. Vraag ze naar hun bevindingen.

Om duidelijk te maken hoe belangrijk het beginsel op het bord is, laat u de cursisten zich voorstellen dat ze van plan zijn een prestigieus evenement bij te wonen. Vraag ze hoe ze zich zouden voelen als ze niet naar binnen mochten omdat hun lijst niet op de gastenlijst voorkwam.

Laat de cursisten Leer en Verbonden 85:9–11 doorlezen en zich voorstellen hoe ze zich zouden voelen als hun naam niet in het gedenkboek van de Heer voorkomt.

  • Wat betekent het volgens jullie dat zij van wie de namen niet zijn ingeschreven, ‘geen erfdeel ontvangen’ onder de heiligen? (Zij krijgen niet de zegeningen die de getrouwen ontvangen.)

  • Waardoor kunnen de namen van de kerkleden volgens vers 11 uit het boek van de wet worden verwijderd?

  • Hoe zouden jullie samenvatten hoe belangrijk het is dat je naam als trouw lid van de kerk is vastgelegd?

Geef uw getuigenis dat er zowel op aarde als in de hemel verslagen worden bijgehouden. We moeten allemaal verantwoording afleggen voor ons gedrag en onze gehoorzaamheid aan de wetten van God. Laat de cursisten over hun gedrag en hun gehoorzaamheid aan de wetten van God nadenken.

Leer en Verbonden 86

De Heiland legt de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe uit

Laat een cursist vóór de les Mattheüs 13:24–30 doorlezen en zich voorbereiden om in de klas een samenvatting van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe te geven. Zet de volgende woorden op het bord: tarwe, onkruid, akker, zaaiers van het zaad, de vijand.

Als de cursist de gelijkenis heeft samengevat, stelt u de volgende vragen:

  • Waar zijn de tarwe en het onkruid een symbool van? (Het tarwe stelt de rechtvaardigen voor, en het onkruid stelt de goddelozen voor [zie Mattheüs 13:38].)

  • Waarom wilde de man in de gelijkenis wachten om het onkruid te verwijderen?

wheat and tares

Laat de bijgaande afbeelding van tarwe en onkruid zien, of maak er op het bord een tekening van. Leg uit dat het onkruid giftig was. Bij het ontkiemen, zien tarwe en onkruid er hetzelfde uit, maar als ze groeien, kun je het verschil zien. (Als de maaiers het onkruid eruit zouden trekken voordat het tarwe en het onkruid volgroeid waren, zouden ze er veel graan mee uittrekken.

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Leer en Verbonden 86:1–6 voor te lezen. Laat de klas meelezen en de betekenis van de akker, de zaaiers en de vijand opzoeken. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Hoe zouden jullie de betekenis van de gelijkenis aan de hand van de uitleg van de Heer samenvatten?

Leg uit dat Joseph Smith met de geïnspireerde versie van de Bijbel (de Bijbelvertaling van Joseph Smith) bezig was toen hij deze openbaring ontving. De openbaring in Leer en Verbonden 86 gaat dieper in op de gelijkenis die in Mattheüs 13:24–30 staat. In Leer en Verbonden 86 lezen we bijvoorbeeld dat de zaaiers in de gelijkenis de apostelen van de Heer voorstellen (zie vers 2) en dat het onkruid de tarwe verstikt en de kerk de wildernis in drijft (zie vers 3). We lezen ook dat er ‘in de laatste dagen’ nieuwe tarwe zal uitspruiten (zie vers 4). Het zaaien van het onkruid kan de afval voorstellen, en het uitspruiten van de nieuwe tarwe kan de herstelling voorstellen.

Bespreek dat de Heer in de gelijkenis zijn dienstknechten opdracht geeft om eerst het onkruid te verzamelen en het te verbranden en vervolgens het tarwe in zijn schuur bijeen te brengen (zie Mattheüs 13:27–30). Laat de cursisten Leer en Verbonden 86:7 doorlezen en ontdekken dat deze openbaring de volgorde van de vergadering verduidelijkt.

  • Wat leren we van vers 7 over de volgorde van de vergadering?

  • Wat zal er volgens deze gelijkenis in de laatste dagen met de rechtvaardigen en de goddelozen gebeuren? (De cursisten moeten de volgende leerstelling weergeven: de Heer zal in de laatste dagen de rechtvaardigen vergaderen en bij zijn wederkomst de goddelozen vernietigen.)

Laat de platen Zendelingen: ouderlingen en Zendelingen: zusters zien (Evangelieplatenboek [2009], nummers 109 en 110; zie ook LDS.org).

missionaries, elders
missionaries, sisters
  • Wat hebben deze platen met de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe te maken? Zorg ervoor dat de cursisten begrijpen dat wij aan de vergadering van de rechtvaardigen kunnen bijdragen door anderen over het evangelie te vertellen.)

Leg uit dat als we ons bewust zijn van de vele manieren waarop we als leden van de kerk gezegend worden, ons verlangen kan toenemen om anderen in die zegeningen te laten delen. Laat een cursist Leer en Verbonden 86:8–10 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken in welke opzichten wij als leden van de kerk van de Heer worden gezegend.

  • Wat zijn volgens de verzen 8–10 enkele manieren waarop wij als leden van de kerk van de Heer worden gezegend?

Wijs op de zinsnede ‘u bent wettige erfgenamen’ in vers 9. Leg uit dat dit betekent dat de leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen deel uitmaken van het verbond dat God met Abraham heeft gesloten, waardoor Abraham de belofte kreeg dat zijn nakomelingen de zegeningen van het priesterschap zouden ontvangen en anderen in die zegeningen zouden laten delen (zie Abraham 2:9–11).

  • Hoe worden jullie door het priesterschap gezegend?

Laat een cursist Leer en Verbonden 86:11 voorlezen, en laat de klas opzoeken hoe wij anderen moeten helpen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen. Zet het volgende beginsel op het bord: Wij kunnen anderen het eeuwig heil bieden door ze aan te moedigen om de zegeningen van het priesterschap te ontvangen.

Laat de cursisten iets over een ervaring vertellen waarbij ze een rechtschapen voorbeeld voor een ander konden zijn, of iemand konden aanmoedigen om de zegeningen van het priesterschap te ontvangen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Leer en Verbonden 85:7–8. Wie is degene ‘die machtig en sterk is’?

De verwijzing naar degene die ‘machtig en sterk is’ (LV 85:7), die ‘het huis van God in orde [zal] brengen’ en de verwijzing naar degene die ‘zijn hand uitstrekt om de ark Gods te steunen’ (LV 85:8), zijn door veel afvalligen gebruikt om hun afval van de kerk te rechtvaardigen. Zij beweren dat verscheidene presidenten van de kerk bij God uit de gunst zijn gevallen en zijn verworpen, en dat zij, de afvalligen, de persoon zijn ‘die machtig en sterk is’, geroepen om het huis van God in orde te brengen. Dergelijke beweringen staan lijnrecht tegenover de betekenis van de Schriften. In een officiële uitspraak uit 1905 heeft het Eerste Presidium (Joseph F. Smith, John R. Winder en Anthon H. Lund) de omstandigheden uitgelegd waaruit de openbaring in Leer en Verbonden 85:7–8 is voortgekomen en op wie deze twee zinsneden van toepassing zijn:

‘We moeten allereerst begrijpen dat het onderwerp van deze hele brief [de brief van de profeet aan William W. Phelps], waaronder het gedeelte dat als openbaring is geaccepteerd, betrekking heeft op de aangelegenheden van de kerk in Missouri, de vergadering van de heiligen in dat gebied en het verkrijgen van een erfdeel onder de wet van toewijding en rentmeesterschap. De profeet schrijft vooral over wat er zal gebeuren met de mensen die geen erfdeel van hun bisschop ontvangen. […]

‘Bisschop Partridge was een van de broeders die – hoewel een waardig man, iemand die de liefde van Heer genoot, en die door de profeet “een voorbeeld van vroomheid” werd genoemd en, “een van de grote dienstknechten van de Heer” – in de begindagen soms tegen de profeet in opstand kwam en hem probeerde te corrigeren in de zaken van de kerk. Met andere woorden, hij strekte “zijn hand uit[…] om de ark Gods te steunen”. […]

‘In die omstandigheden van opstandigheid, jaloezie, hoogmoed, ongeloof en verstoktheid van hart onder de broeders in Zion – Jackson County (Missouri) – waar bisschop Partridge deel van uitmaakte, werden de woorden van openbaring uit de brief aan William W. Phelps van 27 november 1832 opgeschreven. De “man, die door God [was] geroepen en aangewezen” om de heiligen hun “erfdeel” toe te wijzen – Edward Partridge —ging op dat moment zijn boekje te buiten, hij verwaarloosde zijn taak en strekte zijn hand uit om “de ark Gods te steunen”. Daarom werd hij voor het op handen zijnde oordeel van God gewaarschuwd. En de voorspelling werd gedaan dat een ander, “die machtig en sterk” was, zijn plaats als bisschop zou innemen – iemand die de Geest en kracht van dat hoge ambt had, waardoor hij de kracht zou hebben “om het huis van God in orde te brengen, en om het erfdeel van de heiligen in kavels te verdelen”. Met andere woorden, iemand die het werk zou verrichten dat bisschop Partridge had moeten doen, maar daartoe niet in staat was. […]

‘En hoewel bisschop Edward Partridge door zijn bekering, offers en lijden ongetwijfeld verzachting van het oordeel ontving omdat hij was gevallen “door de schicht des doods, zoals een boom die getroffen wordt door de felle bliksemschicht”, kan zijn vervanging door een ander – “iemand die machtig en sterk is […] om het huis van God in orde te brengen, en om het erfdeel van de heiligen in kavels te verdelen” – beschouwd worden als iets wat voorbij was gegaan en het hele voorval van profetie was gesloten.’ (James R. Clark, Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 6 delen [1965–1975], deel 4, 112, 113, 115, 117; zie ook Doctrine and Covenants Student Manual, 2e uitgave [lesboek voor de cursist, kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 186–187.)

Leer en Verbonden 85:8. Wat houdt het in om ‘de ark Gods te steunen’?

De zinsnede ‘de ark Gods te steunen’ verwijst naar een ‘gebeurtenis tijdens het bewind van koning David in het oude Israël. De Filistijnen hadden de ark des verbonds veroverd, maar hadden die teruggegeven toen ze door plagen getroffen werden (zie 1 Samuël 4–6). David en het volk brachten de ark later in een ossenwagen naar Jeruzalem, gedreven door Uzza en Ahio. “Maar toen zij bij de dorsvloer van Nachon kwamen, strekte Uzza zijn hand uit naar de ark van God en greep die, omdat de runderen struikelden. Toen ontbrandde de toorn van de Heere tegen Uzza, en God strafte hem daar om deze onbedachtzaamheid, en hij stierf daar bij de ark van God’ (2 Samuël 6:6–7; zie vss. 1–11). De ark was het symbool van Gods tegenwoordigheid, heerlijkheid en grootsheid. Toen de ark voor het eerst aan Israël was gegeven, werd hij in het heilige der heiligen in de tabernakel geplaatst. Zelfs de priester mocht er niet te dichtbij komen. Alleen de hogepriester, een zinnebeeld van Christus, mocht erbij komen, maar alleen na een uitgebreid ritueel van persoonlijke reiniging en verzoening voor zijn zonden. […]

‘Maar Uzza deed met goede bedoeling wat alleen onder strikte voorwaarden gedaan mocht worden. Hij had geen geloof in Gods macht. Hij veronderstelde dat de ark in gevaar was, maar vergat dat de ark een stoffelijk symbool was van de God die alle macht heeft. We mogen niet veronderstellen dat we God en zijn koninkrijk door onze inspanningen kunnen redden.

‘“De overtreding van Uzza bestond uit het feit dat hij de ark met ontheiligde gevoelens had aangeraakt, maar met de goede bedoeling om te voorkomen dat de ark van de wagen zou vallen. Het aanraken van de ark, de troon van de goddelijke heerlijkheid en het zichtbare symbool van de onzichtbare aanwezigheid van de Heer, was een overtreding van de grootsheid van de heilige God. “Uzza was daarom een symbool van iedereen die zich, met goede bedoelingen, menselijk gesproken, maar met een ongeheiligd verstand, met de zaken van het koninkrijk van God bemoeit, in de veronderstelling dat ze in gevaar zijn, en met de hoop ze te redden.” (O. V. Gerlach.)’ (Keil and Delitzsch, Commentary, bk. 2: Joshua, Judges, Ruth, 1 and 2 Samuel, “Second Book of Samuel,” p. 333.)’ (Doctrine and Covenants Student Manual, 2e uitgave [lesboek voor de cursist, kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 188.)

De Heer verwijst in hedendaagse openbaring naar deze gebeurtenis om het beginsel duidelijk te maken dat we niet uit onszelf de verantwoordelijkheid op ons nemen om onze priesterschapsleiders en anderen die God heeft geroepen en aangewezen advies te geven (‘om de ark te steunen’). (Zie LV 85:8.) Toch zijn er mensen die menen dat de ark wankelt en steun nodig heeft. Sommige leden van de kerk zien misschien problemen en zijn gefrustreerd door de manier waarop hun leiders met die problemen omgaan. Ze hebben misschien het gevoel dat ze zonder de nodige bevoegdheid toch de koers van hun wijk of zelfs de kerk moeten corrigeren. Maar goede bedoelingen rechtvaardigen zo’n inmenging in de kerk van de Heer niet.

President David O. McKay heeft gezegd:

President David O. McKay

‘Het kan gevaarlijk zijn als we buiten ons eigen gebied, zonder de nodige bevoegdheid, de inspanningen van een broeder proberen te beïnvloeden. Denk maar aan Uzza die zijn hand uitstrekte om de ark te steunen. [Zie 1 Kronieken 13:7–10. Toen de ossen struikelden, leek het rechtvaardig om zijn hand uit te strekken en dat symbool van het verbond te steunen. Tegenwoordig vinden we die straf erg zwaar. Maar van dat voorval kunnen we een levensles leren. Laten we om ons heen kijken en zien hoe snel de mens die zonder de nodige bevoegdheid de ark steunt, geestelijk sterft. Hun ziel verbittert, hun gedachten vervormen, hun oordeelkundigheid faalt en hun geest wordt depressief. Dat zijn de erbarmelijke omstandigheden van mensen die hun eigen taken veronachtzamen en bij anderen fouten zoeken.’ (Conference Report, april 1936, 60.)