Les 57
Leer en Verbonden 50
Inleiding
Joseph Smith merkt bij aankomst in Kirtland (Ohio) dat er ‘enkele vreemde denkbeelden en valse geesten’ onder sommige heiligen geslopen zijn. Hij begint ‘omzichtig en […] met wijsheid’ te onderwijzen en met die dingen af te rekenen. (Zie History of the Church, deel 1, 146.) Ouderling Parley P. Pratt keert van een zending terug en merkt hetzelfde gedrag in gemeenten van de kerk buiten Kirtland op. Hij gaat met andere ouderlingen naar Joseph Smith om aanwijzingen te ontvangen. (Zie History of the Church, deel 1, 170.) In mei 1831 doet de profeet navraag bij de Heer en ontvangt hij de openbaring die in Leer en Verbonden 50 opgetekend is. In deze openbaring geeft de Heer de heiligen te kennen dat zij het evangelie door de Geest van waarheid behoren te prediken en te ontvangen.
Lessuggesties
Leer en Verbonden 50:1–9
De Heer waarschuwt de ouderlingen van de kerk voor valse geesten
Laat de cursisten zich een avondmaalsdienst voorstellen waarin sommige volwassen kerkleden op stoelen of banken luid gaan staan spreken, terwijl anderen over de vloer rollen.
-
Hoe zouden jullie je voelen? Wat denk je dat er in zo’n situatie met de Geest gebeurt? (Waak ervoor dat deze bespreking in kritiek uitmondt op godsdiensten waarin deze taferelen zich afspelen.)
Leg uit dat Joseph Smith bij zijn aankomst in Kirtland zag dat sommige heiligen misleid waren in een periode zonder degelijk leiderschap. Als gevolg daarvan waren er ‘enkele vreemde denkbeelden en valse geesten’ onder hen geslopen. (History of the Church, deel 1, 146.) De nieuwe leden in Kirtland en omgeving hadden vreemde, luidruchtige en verwarrende elementen in hun erediensten opgenomen. De emoties van mensen werden ermee opgewekt, maar ze waren niet opbouwend. Sommige ouderlingen van de kerk begrepen niet wat er aan de hand was en vroegen de profeet om raad. Hij deed navraag bij de Heer en ontving een openbaring die de heiligen ertoe zou bewegen elkaar door hun evangelieonderricht op te bouwen.
Laat een cursist Leer en Verbonden 50:1–3 voorlezen. Laat de klas meelezen en op de bron van deze invloed onder de heiligen letten.
-
Wat was de bron van deze invloed?
-
Waarom wilde Satan de heiligen volgens vers 3 misleiden?
Laat de cursisten Leer en Verbonden 50:4–9 doorlezen en letten op de waarschuwing van de Heer voor sommige kerkleden in Ohio.
-
Met welke woorden beschreef de Heer sommige leden van de kerk in die periode?
-
Wat is een huichelaar? Hoe kan huichelarij de tegenstander macht geven?
-
Wat zou er volgens de Heer met huichelaars gebeuren? (Zie LV 50:6, 8.)
Leer en Verbonden 50:10–36
Priesterschapsdragers krijgen instructies hoe ze door de Geest moeten onderwijzen en leren
Zet de volgende vragen op het bord:
Laat de cursisten die vragen beantwoorden. Noteer hun hoofdpunten onder de betreffende vraag op het bord. Deel de klas vervolgens in twee groepen op. Laat één groep Leer en Verbonden 50:13–20 doorlezen en op antwoorden op de eerste vraag letten. Laat de andere groep Leer en Verbonden 50:13–20 doorlezen en op antwoorden op de tweede vraag letten. Vraag meerdere cursisten na verloop van tijd naar hun bevindingen.
-
Welk element van evangelieonderricht wordt in deze verzen herhaald? (De behoefte aan de Geest.)
-
Welke rollen van de Heilige Geest worden in Leer en Verbonden 50:14 genoemd? (De cursisten dienen te verwoorden dat de Heilige Geest de Trooster is en dat de Heilige Geest in de waarheid onderwijst.)
-
Wat zou het betekenen om het evangelie ‘door de Geest’ te prediken? (LV 50:14.) Wat zou het betekenen om het evangelie ‘op een andere wijze’ te prediken? (LV 50:17.)
Laat de cursisten denken aan mogelijkheden die ze hebben om in het evangelie te onderwijzen. Dat kan onderwijzen thuis, onder hun vrienden, in het seminarie, in de kerk of als huisonderwijzer zijn. Vraag enkele cursisten naar een ervaring waarin zij de leiding van de Geest voelden terwijl zij in het evangelie onderwezen of hun getuigenis gaven.
-
Wat zou het betekenen om ‘het woord van waarheid […] door de Geest van de waarheid’ te ontvangen? (LV 50:19.) Wat zou het betekenen om het ‘op een andere wijze’ te ontvangen? (LV 50:19.)
-
Wat kun je doen om het evangelie beter te ontvangen wanneer het door de Geest gepredikt wordt?
Laat een cursist het volgende verhaal van ouderling Jack H. Goaslind van de Zeventig voorlezen. Laat de klas opletten hoe we het woord van waarheid door de Geest beter kunnen ontvangen.
‘Hoevelen van jullie hebben wel eens de “ik-verveel-me-dood-houding” aangenomen tijdens de avondmaalsdienst? Je weet wel: voorovergebogen, kin op de handen steunend, ellebogen op de knieën, afwezig naar de vloer starend. Heb je er weleens bij stilgestaan dat het jouw keuze is of de dienst interessant is of niet? […]
‘President Spencer W. Kimball heeft gezegd dat aanbidding “ieders eigen verantwoordelijkheid is, ongeacht wat er vanaf het spreekgestoelte gezegd wordt. Als iemand de Heer in geest en in waarheid wil aanbidden, dan kan hij dat. […] Als de dienst een teleurstelling is, dan hebt u gefaald. Niemand kan voor u aanbidden; u moet zelf de Heer verwachten.” (Ensign, januari 1978, 5.)
‘Een jongeman beschreef eens hoe hij de geest van aanbidding voor het eerst ervaren had. Hij was in zijn AP-jaren niet echt actief. Wanneer hij de avondmaalsdienst bijwoonde, zat hij meestal bij zijn vrienden achterin, waar hij beslist geen toonbeeld van eerbied was. Maar op een dag kwam hij wat laat binnen en was er geen zitplaats bij zijn vrienden meer. Hij ging ergens alleen zitten en voor het eerst in zijn leven sloot hij zijn ogen tijdens de gebeden, zong hij de lofzangen mee, luisterde hij naar de avondmaalsgebeden en schonk hij aandacht aan de sprekers. Ongeveer halverwege de eerste toespraak merkte hij dat er tranen in zijn ogen kwamen. Enigszins in verlegenheid gebracht, keek hij stilletjes om zich heen. Niemand anders leek aangedaan. Hij wist niet wat er precies met hem gebeurde, maar die ervaring veranderde hem. Tijdens die dienst begon hij zijn geestelijke voorbereiding op zijn zending werkelijk. Hij voelde iets en gelukkig deed hij er wat mee, waardoor hij die gevoelens versterkte.’ (‘Yagottawanna’, Ensign, mei 1991, 46.)
Vraag de cursisten welke elementen van dit verhaal indruk op ze maakt. Laat ze daarna desgewenst één verbeterpunt opschrijven om door de Geest te leren.
Laat de cursisten overdenken hoe ze kunnen bepalen of ze door de Geest onderwijzen en leren. Laat een cursist vervolgens Leer en Verbonden 50:21–22 voorlezen. Laat de klas letten op de instructie van de Heer in dit opzicht.
-
Wat gebeurt er als we door de Geest onderwijzen en leren?
-
Wat denk je dat ‘beiden worden opgebouwd en verblijden zich tezamen’ betekent? Wanneer heb je dat ondervonden?
-
Hoe zou je de leringen van de Heer in Leer en Verbonden 50:13–22 samenvatten? (De cursisten dienen het volgende beginsel te noemen: als we door de Geest onderwijzen en leren, begrijpen we elkaar, worden we allemaal opgebouwd en verblijden we ons tezamen. Zet dit beginsel op het bord.)
Laat de cursisten Leer en Verbonden 50:23–25 doorlezen. Vraag ze op het contrast te letten tussen wat er gebeurt als mensen door de Geest onderwijzen en wat er gebeurt als mensen ‘op een andere wijze’ onderwijzen en leren (LV 50:17). Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
-
Hoe beschreef de Heer onderricht dat niet opbouwt?
-
Hoe beschreef de Heer onderricht dat ‘van God is’? (LV 50:24.) Hoe worden we volgens Hem gezegend als we dergelijk onderricht ontvangen?
-
Welke leer spreekt uit deze verzen? (De cursisten dienen de volgende leerstelling te noemen: wat van God komt, geeft licht en bouwt op; wat niet uit God is, zorgt voor verwarring en duisternis. Zet dit op het bord.)
-
Wanneer heb je gevoeld dat iets wat je hoorde, zag of meemaakte niet van God was? Hoe heeft de Heilige Geest je dat laten inzien?
Leg aan de cursisten uit dat ze boodschappen zullen horen en zien die hun geloof beogen te ondermijnen. De beginselen die ze vandaag leren, kunnen ze tegen die boodschappen wapenen. U kunt eventueel uit eigen ervaring vertellen wanneer de Geest u hielp onderscheiden dat een boodschap niet van God was.
Vat Leer en Verbonden 50:26–36 samen. Leg uit dat de Heer priesterschapsdragers raad inzake de bij hun ordening horende macht en verantwoordelijkheden gaf. Hij zei dat priesterschapsdragers anderen behoren te dienen en zichzelf rein moeten houden. Op die manier zal de Heer ze macht geven om met valse geesten af te rekenen, zoals die ten tijde van deze openbaring onder de heiligen voorkwamen.
Leer en Verbonden 50:37–46
De Heer moedigt de heiligen aan om in genade en waarheid toe te nemen, en Hij verzekert ze dat Hij in hun midden is
Laat de plaat Gezinsgebed zien. (Evangelieplatenboek [2009], nr. 112; zie ook LDS.org.) Wijs op het kleinste jongetje en stel de volgende vragen:
-
Kun je dit jongetje op oudere leeftijd op voltijdzending voor je zien? Wat geeft je in deze plaat het idee dat hij voorbereid is om te dienen?
-
In welke opzichten lijken we op dit jongetje wat het werk betreft dat de Heer voor ieder van ons in petto heeft?
Wijs erop dat Leer en Verbonden 50:37–40 de raad van de Heer aan enkele ouderlingen bevat die op het moment van deze openbaring aanwezig waren. Laat een cursist vers 40 voorlezen. Laat de klas meelezen en op de raad van de Heer aan die ouderlingen letten.
-
Waarom sprak de Heer die priesterschapsdragers volgens vers 40 met ‘kinderkens’ aan? In welke opzichten zijn wij net als kleine kinderen?
-
Wat betekent ‘toenemen in genade’? Wat betekent het om ‘in kennis van de waarheid’ toe te nemen?
-
Wat leren we uit dit vers over de zegeningen die de Heiland voor ons bestemd heeft? (De cursisten dienen het volgende beginsel te noemen: de Heiland wil dat we in genade en in kennis van de waarheid toenemen.)
Laat een cursist Leer en Verbonden 50:41–46 voorlezen. Laat de klas op troostende en geruststellende woorden van de Heer aan deze ouderlingen en aan ons letten.
-
Wat vind je ervan dat de Heer zegt: ‘U bent de mijnen’? Hoe kan die verzekering ons helpen niet te vrezen? (Zie LV 50:41.)
-
Welke andere beloften in deze verzen vind je belangrijk?
Geef tot slot uw getuigenis van de beginselen die in de les van vandaag besproken zijn. Moedig de cursisten aan om nog meer door de Geest te onderwijzen en te leren.