Seminarie en instituut
Les 48: Leer en Verbonden 42:30–42


Les 48

Leer en Verbonden 42:30–42

Inleiding

Begin 1831 trekken de meeste heiligen in New York, onder wie Joseph Smith, naar Ohio om zich daar bij een grote groep pasgedoopte bekeerlingen te voegen. De kerkleiders zoeken naar leiding van de Heer inzake de groeiende kerk. De profeet Joseph Smith ontvangt in het bijzijn van twaalf ouderlingen een openbaring, die nu in Leer en Verbonden 42:1–73 opgetekend is. In die openbaring draagt de Heer stoffelijke, economische en geestelijke wetten aan. De kerkleden krijgen aanwijzingen om de armen hulp te bieden, diverse kerkelijke activiteiten te financieren en andere heiligen bij te staan die naar Ohio komen.

Lessuggesties

Leer en Verbonden 42:30–42

De Heer zet de wet van toewijding uiteen

Zet voor de les met een stift of plakband een streep op zes schone glazen. Breng de streep op elk glas op een verschillende hoogte aan. Neem de glazen mee naar de klas. Neem ook kan mee met meer dan genoeg water om alle glazen tot aan de streep te vullen. (Geef het water desgewenst een kleur zodat de cursisten het duidelijk kunnen zien.)

Laat aan het begin van de les de kan zien. Zeg tegen de cursisten dat het water alle rijkdommen en middelen van een gemeenschap voorstelt.

Leg uit dat de leden van de kerk in Kirtland (Ohio) in februari 1831 voor de armen moesten zorgen. Ze moesten ook nieuwe kolonisten bijstaan die veel opofferden om zich in Ohio te vergaderen en financieel aan kerkelijke activiteiten bijdragen.

Laat een cursist Leer en Verbonden 42:30 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de Heer aangaande de armen openbaarde.

  • Wat betekent ‘aan de armen denken’ volgens jullie?

Wijs erop dat de Heer de heiligen gebood hun bezittingen toe te wijden om de armen te steunen. Zet het woord toewijden op het bord. Laat de cursisten over de volgende vraag nadenken:

  • Wat betekent toewijden volgens jullie?

Zet de volgende definitie van het woord toewijden door ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen op het bord. Laat de cursisten deze betekenis desgewenst in de kantlijn van hun Schriften naast vers 30 noteren.

Ouderling D. Todd Christofferson

‘Toewijden is iets opdragen of wijden aan God, in dienst stellen van heilige doeleinden.’ (‘Bespiegelingen over een toegewijd leven’, Liahona, november 2010, 16.)

  • Wat heeft deze definitie met iets aan behoeftigen geven te maken?

  • Hoe zou je het gebod van de Heer aangaande de armen in vers 30 samenvatten? (De strekking van het antwoord van de cursisten dient de volgende leerstelling te omvatten: de Heer gebiedt ons om voor de armen en behoeftigen te zorgen. Laat de cursisten bij deze bespreking eventueel Leer en Verbonden 38:16, 34–36 lezen.)

Leg uit dat Leer en Verbonden 42 beginselen van de zogeheten wet van toewijding bevat. Om de cursisten meer begrip van deze fundamentele beginselen te geven, laat u een cursist de volgende uitleg van president Marion G. Romney van het Eerste Presidium voorlezen:

President Marion G. Romney

‘Het fundamentele beginsel van de rechtvaardiging voor de wet van toewijding “is dat al onze bezittingen van de Heer zijn. Daarom kan de Heer alles wat wij hebben, opeisen, omdat het Hem toebehoort. […] (LV 104:14–17, 54–57).” (J. Reuben Clark, jr., in Conference Report, oktober 1942, 55.)’ (‘Living the Principles of the Law of Consecration’, Ensign, februari 1979, 3.)

Noot: het volgende aanschouwelijke onderwijs is een vereenvoudiging van de wet van toewijding zoals die tot omstreeks 1833 in de kerk bestond. Nadien is de kerk er anders mee omgegaan. Er waren diverse stadia in de toepassing van de wet van toewijding en aanpassingen in de daaropvolgende jaren.

Laat zes cursisten naar voren komen. Geef ieder van hen een leeg glas. Vul de glazen met het water uit de kan. Vul één glas tot aan de streep die u hebt gezet, drie glazen met water tot boven de streep en twee glazen tot onder de streep. Leg uit dat elk glas een gezin voorstelt en de streep op elk glas de behoeften en rechtschapen verlangens van dat gezin. De glazen met water tot onder de streep stellen gezinnen voor die niet genoeg geld of goederen hebben om in hun behoeften te voorzien.

Laat een cursist Leer en Verbonden 42:31 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de eerste stap die deze heiligen moesten zetten om de wet van toewijding na te leven.

  • Wat was de eerste stap die deze heiligen moesten zetten om de wet van toewijding na te leven? (Hun bezit moest ‘worden voorgelegd aan de bisschop van [de] kerk en zijn raadgevers’. Zij moesten dus hun bereidheid tonen om hun geld en bezittingen aan de kerk toe te wijden.)

  • Wie vertegenwoordigt de bisschop? (De Heer.)

Vraag de zes cursisten het water in hun glas in de kan te schenken, wat voorstelt dat de kerkleden hun bezittingen aan de kerk toewijden. Laat een cursist Leer en Verbonden 42:32 voorlezen. Vraag de klas te letten op de tweede stap die deze heiligen moesten zetten om de wet van toewijding na te leven.

Leg uit dat elk gezin in overleg met de bisschop een zogeheten ‘rentmeesterschap’ ontving (LV 42:72). Dat houdt in dat aan elk gezin bezittingen en middelen van de Heer werden toevertrouwd. De gezinnen konden naar eigen keuze over de ontvangen eigendommen en middelen beschikken en aldus hun rentmeesterschap uitoefenen. Als rentmeesters van de eigendommen en middelen van de Heer waren ze Hem verantwoording verschuldigd en volledig verantwoordelijk voor wat Hij aan hen toevertrouwde.

Vul alle glazen met het water uit de kan tot aan de streep.

Laat een cursist Leer en Verbonden 51:3 voorlezen om de cursisten duidelijk te maken hoe de bisschop middelen aan gezinnen toewees. Laat de klas meelezen en opletten hoe de bisschop (in dit geval Edward Partridge) elk gezin een deel toewees. Laat de cursisten desgewenst LV 51:3 naast Leer en Verbonden 42:33 in hun Schriften noteren.

  • Hoe wees de bisschop elk gezin een deel toe? (De toewijzing van elk deel was op de omstandigheden, noden en behoeften van elk gezin gebaseerd.)

Laat een andere cursist Leer en Verbonden 82:17 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de Heer over iemands noden en behoeften zegt. Laat de cursisten desgewenst LV 82:17 naast Leer en Verbonden 42:33 in hun Schriften noteren.

  • Welke eis stelde de Heer volgens dit vers aan mensen die hun noden en behoeften aan de bisschop kenbaar maakten? (Ze moesten rechtvaardig zijn, oftewel eerlijk en oprecht.)

Laat de cursisten zien hoeveel water er nog in de kan zit. Laat een cursist Leer en Verbonden 42:33–36 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de Heer de heiligen opdroeg om met het overschot aan toegewijde bezittingen te doen nadat de rentmeesterschappen toegewezen waren.

  • Wat moesten de heiligen van de Heer met het ‘overschot’ aan bezittingen doen? (Dat was bestemd voor de armen, de financiering van kerkgebouwen en de bijstand van leden in nood.) Wat stelt de kan in deze verzen volgens jullie voor? (Het voorraadhuis.)

  • Hoe kon toewijding aan de zorg voor armen en behoeftigen bijdragen?

  • Hoe kon de wet van toewijding een zegen voor de kerk zijn?

  • Wat kan naleving van de wet van toewijding bemoeilijken?

Laat een cursist Leer en Verbonden 42:38 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op een beginsel dat de Heer over het goeddoen aan anderen noemt.

  • Welk beginsel noemde de Heer over het goeddoen aan anderen? (Uit de antwoorden van de cursisten dient te blijken dat we goeddoen aan de Heer als we goeddoen aan anderen. Zet dit beginsel op het bord.)

  • Hoe zouden de heiligen door dat beginsel meer bereid zijn geweest om hun bezittingen toe te wijden? Wat kunnen jullie eraan hebben om dit in gedachte te houden?

  • Wanneer heb je gevoeld dat je de Heer diende toen je iets voor een ander deed?

Laat een cursist Leer en Verbonden 42:40–42 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de eigenschappen die iemand moet hebben om de wet van toewijding na te leven. (Leg de cursisten indien nodig uit dat vers 40 niet impliceert dat de Heer verwacht dat we onze kleding zelf maken. Hij wil echter wel dat we er netjes en schoon uitzien.)

  • In Leer en Verbonden 42:42 wordt over luiheid gesproken. Waarom kan het voor een luiaard moeilijk zijn om de wet van toewijding na te leven?

Deel de klas op in groepjes van twee of drie cursisten. Leg uit dat er van ons niet verwacht wordt dat wij de wet van toewijding net zoals de heiligen vroeger naleven, maar dat die wet nog wel van kracht is. Laat elk groepje het volgende citaat van president Spencer W. Kimball lezen. Laat ze opletten wat het tegenwoordig voor ons inhoudt om de wet van toewijding na te leven. Laat elk groepje vervolgens de antwoorden op de vragen na het citaat bespreken. (Laat de cursisten dit citaat desgewenst in de kantlijn van hun Schriften bij vers 30 noteren.)

President Spencer W. Kimball

‘Toewijding is uw tijd, talenten en middelen geven voor behoeftigen – geestelijk of materieel – en het koninkrijk van de Heer opbouwen.’ (‘Welfare Services: The Gospel in Action’, Ensign, november 1977, 78.)

  • Noem enkele manieren waarop iemand om je heen behoeftig kan zijn (niet alleen financieel).

  • Welke tijd, talenten en middelen heb je waarmee je de behoeftigen van dienst kunt zijn?

  • Wanneer heeft iemand van zijn tijd, talenten of middelen gegeven om je te helpen?

Geef tot slot uw getuigenis van de beginselen die in deze les zijn besproken.

Toelichting en achtergrondinformatie

Leer en Verbonden 42:30–34. De wet van toewijding

President Joseph Fielding Smith

President Joseph Fielding Smith heeft uitgelegd dat ‘de Verenigde Orde, of wet van toewijding, er niet in voorziet dat wie lui is van de arbeider het brood zal eten. Hoewel ieder in al het gemeenschappelijke zal delen en niemand meer zal bezitten dan een ander, moet ieder zich ten gunste van allen inzetten en arbeiden.’ (Church History and Modern Revelation, 2 delen [1953], deel 1, 205.)

Leer en Verbonden 42:30–34. De wet van toewijding van de Heer versus socialistische programma’s

Sommigen hebben geopperd dat de wet van toewijding en het systeem van de Verenigde Orde niet meer dan een religieuze variant van het socialisme of communisme zijn. Anderen beweren dat de economische filosofieën uit de tijd van Joseph Smith eraan ten grondslag lagen of dat de nieuwe godsdienst met communevormen wilde experimenteren. Die aannames zijn onjuist. President Marion G. Romney van het Eerste Presidium heeft het geopenbaarde systeem van de Verenigde Orde later als volgt gekenschetst:

President Marion G. Romney

‘(1) De hoeksteen van de Verenigde Orde is geloof in God en het aannemen van Hem als Heer van de aarde en de grondlegger van de Verenigde Orde. […]

‘(2) De Verenigde Orde wordt door de vrijwillige daden van mensen ten uitvoer gebracht, wat uit de toewijding van al hun bezittingen aan de kerk van God blijkt. […]

‘(3) […] De Verenigde Orde werkt volgens het beginsel van privébezit en individueel beheer. […]

‘(4) De Verenigde Orde staat los van politiek. […]

‘(5) Een rechtschapen volk is een voorwaarde voor de Verenigde Orde. […]

‘De Verenigde Orde verheft de armen en verootmoedigt de rijken. Daardoor worden beiden geheiligd. De armen, die uit slavernij en van de vernederende beperkingen van armoede worden verlost, krijgen de kans om als vrije mensen hun volledige potentieel te bereiken, zowel in materieel als in geestelijk opzicht. De rijken geven, door toewijding en het schenken van hun overvloed ten behoeve van de armen, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, blijk van de naastenliefde die Mormon “de reine liefde van Christus” noemt. (Moroni 7:47).’ (Conference Report, april 1966, 97).

President J. Reuben Clark

President J. Reuben Clark jr. van het Eerste Presidium heeft gezegd: ‘Er heerst algemeen onbegrip over de Verenigde Orde. […] [Het] ging niet om een communesysteem. […] De Verenigde Orde en het communisme zijn niet synoniem.’ (In Conference Report, oktober 1943, 11.)

President Romney heeft uitgelegd dat we de persoonlijke plicht hebben om voor de armen en behoeftigen te zorgen: ‘In deze moderne wereld, geplaagd door vervalsingen van het plan van de Heer, moeten we ons niet op de verkeerde gedachte laten brengen dat we onze plichten jegens de armen en behoeftigen naar een overheidsinstelling of ander openbaar instituut kunnen overhevelen. Alleen door vrijwillig te geven uit overvloedige liefde voor onze medemensen kunnen we die naastenliefde ontwikkelen die Mormon kenmerkt als “de reine liefde van Christus”. (Moroni 7:47).’ (‘Caring for the Poor and Needy’, Ensign, januari 1973, 98.)

President Clark heeft het volgende over overheidssteun zonder tegenprestatie gezegd:

President J. Reuben Clark

‘De verstrekking van die grote hoeveelheden steun heeft bij honderdduizenden, zo niet miljoenen, mensen […] luiheid in de hand gewerkt, het idee dat de wereld in hun onderhoud moet voorzien. Het heeft een voedingsbodem gekweekt voor sommige uiterst destructieve politieke doctrines die ooit wortel hebben kunnen schieten. […] Ik denk dat we erdoor in ernstige politieke problemen komen.’ (Geciteerd in Marion G. Romney, ‘Church Welfare Services’ Basic Principles’, Ensign, mei 1976, 121.)

President J. Reuben Clark

‘De maatschappij is niemand een lui leven verschuldigd, ongeacht zijn leeftijd. Ik heb geen regel in de Heilige Schrift kunnen vinden die daarvoor pleit, of die dat zelfs maar toestaat. In het verleden is geen enkele vrije samenleving in staat geweest om grote groepen in hun luiheid te steunen en vrij te leven.’ (In Conference Report, april 1938, 107.)

Leer en Verbonden 42:30–34, 54–55. Vroege communesystemen die aan de openbaring van de wet van toewijding voorafgingen

In de tijd van Joseph Smith probeerden sommige groepen mensen een communesysteem op te zetten waarin de groep alle rijkdom en middelen tot gemeenschappelijk bezit had. Vóór de openbaring van de wet van toewijding hadden sommige leden van de kerk in Ohio een dergelijke groep gevestigd. Sommige praktijken van de groep zorgden voor problemen:

‘Toen [Joseph Smith] in Ohio aankwam, ontdekte [hij] een groep van om en nabij vijftig mensen. Zij hadden een coöperatie gevestigd op basis van hun interpretatie van uitlatingen in het boek Handelingen aangaande de vroege heiligen die alle dingen gemeenschappelijk hadden (zie Handelingen 2:44–45; 4:32). Deze groep, “de familie” genoemd, […] bestond uit leden van de kerk die op Isaac Morley’s boerderij in de buurt van het plaatsje Kirtland woonden. Toen John Whitmer halverwege januari aankwam, merkte hij dat ze door hun doen en laten voor veel problemen zorgden. Heman Bassett pakte bijvoorbeeld eens een zakhorloge dat aan Levi Hancock toebehoorde en verkocht het. Toen ze hem vroegen waarom, antwoordde Herman: “O, ik dacht dat het van de hele familie was.” Levi zei dat hij dergelijke “familiezaken” niet op prijs stelde en ze niet langer duldde. [Levi W. Hancock, ‘Levi Hancock Journal’, afdeling kerkgeschiedenis, Salt Lake City, 81.]’

‘De profeet Joseph […] zag de noodzaak van een perfecter systeem in om in de toenemende economische behoeften van de kerk te voorzien. Er waren geldmiddelen vereist om diverse kerkelijke activiteiten te financieren, zoals de publicatie van openbaringen en zendingsbrochures. […] Er waren geld, goederen en bezittingen nodig om de armen te helpen en immigranten bij te staan die veel opofferden om zich in Ohio te vergaderen, zodat Joseph bij de Heer navraag deed.’ (Zie De geschiedenis van de kerk in de volheid der tijden, 2e uitgave [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2003], 95.)

De openbaring in Leer en Verbonden 42 over de wet van toewijding was een van de openbaringen die de Heer als antwoord op Josephs navraag gaf.

Leer en Verbonden 42:34, 55. Het voorraadhuis voor bisschoppen

‘In 1831 openbaarde de Heer aan Joseph Smith dat de leden van de kerk “van [hun] bezit […] aan de armen” dienen te geven, “en het moet worden voorgelegd aan de bisschop [en] in mijn voorraadhuis worden bewaard om de armen en de behoeftigen te helpen” (LV 42:31, 34).

‘Ruim 180 jaar later kunnen bisschoppen overal ter wereld nog steeds op voorraadhuizen voor bisschoppen terugvallen en aan de oproep voldoen: “Wees getrouw; handel in het ambt waartoe [de Heer u heeft] aangewezen; kom de zwakken te hulp, verhef de handen die slap neerhangen en sterk de knikkende knieën” (LV 81:5).

‘Of het nu een gebouw met voedsel en andere voorraden of een reeks hulpbronnen in de wijk is waar de bisschop uit kan putten, voorraadhuizen voor bisschoppen voorzien in de zorg van wie in nood verkeren.

‘In de kerkbrochure Basic Principles of Welfare and Self-Reliance (2009) staat: “Het voorraadhuis van de Heer staat iedere bisschop ter beschikking en bevindt zich in elke wijk. Het voorraadhuis van de Heer is niet, zoals velen denken, beperkt tot een gebouw of een magazijn gevuld met goederen om te worden verstrekt.”

‘Indien er ter plekke geen fysiek voorraadhuis is, kunnen bisschoppen benodigde goederen met gebruik van de vastengave bij plaatselijke leveranciers aanschaffen.’ (‘Bishops’ Storehouse Opens the Windows of Heaven’, Church News and Events, 20 mei 2011, LDS.org.)