Seminarie en instituut
Les 41: Leer en Verbonden 36–37


Les 41

Leer en Verbonden 36–37

Inleiding

Op 9 december 1830, twee dagen voordat Edward Partridge zich laat dopen, geeft de Heer hem bij monde van de profeet Joseph Smith een openbaring. In deze openbaring, die nu in Leer en Verbonden 36 staat, vergeeft de Heer Edward Partridge zijn zonden en roept Hij hem om het evangelie te prediken. De Heer laat ook een gebod naar alle priesterschapsdragers uitgaan om het evangelie te prediken. Kort na deze openbaring ontvangt Joseph Smith de openbaring in Leer en Verbonden 37. Daarin gebiedt de Heer de heiligen uit New York te vertrekken en zich in Ohio te vergaderen.

Lessuggesties

Leer en Verbonden 36:1–3

De Heer vergeeft Edward Partridge zijn zonden en roept hem om het evangelie te prediken

Neem een koffer (of rugzak) mee naar de les met spullen die een zendeling in het zendingsveld zoal nodig heeft. U zou er bijvoorbeeld de standaardwerken, witte overhemden, stropdassen, nette schoenen en een exemplaar van Predik mijn evangelie in kunnen stoppen. Laat de cursisten de koffer zien en zich voorstellen dat die is gepakt voor een zendeling die op weg naar het zendingsveld is. Vraag wat er volgens hen in de koffer zou zitten. Doe de koffer dan open en laat de inhoud zien. (U kunt de cursisten ook in koppels een lijst of tekeningen laten maken van spullen die zendelingen op hun zending zoal nodig hebben.)

Leg uit dat zendelingen ook andere dingen nodig hebben die niet altijd in een koffer (of rugzak) mee te nemen zijn. De Heer noemde enkele van die dingen in een openbaring voor Edward Partridge. Die openbaring is nu in Leer en Verbonden 36 opgenomen. Laat de cursisten bij hun studie van deze openbaring opletten wat een zendeling nodig heeft voordat hij of zij klaar is om op zending te gaan. (Zet wat de cursisten tijdens deze les ontdekken desgewenst op strookjes papier. Plak of speld de strookjes zichtbaar voor de cursisten op de buitenkant van de koffer of rugzak. U kunt ze ook gewoon op het bord schrijven.)

Vraag een cursist de volgende achtergrondinformatie over Leer en Verbonden 36 voor te lezen. Laat de klas opletten wat Edward Partridge deed besluiten om zich te laten dopen.

Veel mensen hadden zich binnen enkele weken na de aankomst van ouderling Oliver Cowdery en zijn metgezellen in het noordoosten van Ohio in de herstelde Kerk van Jezus Christus laten dopen. Hoewel de vrouw van Edward Partridge, Lydia, zich ook onder de bekeerlingen en dopelingen van de zendelingen bevond, was Edward nog steeds niet helemaal overtuigd. Hij wilde graag de profeet Joseph Smith ontmoeten voordat hij een besluit nam. Hij en Sidney Rigdon kwamen in Waterloo (New York) aan terwijl Joseph Smith een redevoering aan het houden was. Nadat de profeet uitgesproken was, stond Edward op om iets te zeggen. Hij vertelde dat hij op weg naar Waterloo nabij de boerderij van de familie Smith in Manchester met de buren over het karakter van de familie Smith gesproken had. Edward was daardoor gerustgesteld en vroeg of Joseph hem wilde dopen. (Zie Documents, Volume 1: July 1828–June 1831, deel 1 van de reeks Documents van The Joseph Smith Papers [2013], 197, 199, 224.)

Laat de cursisten Leer en Verbonden 36:1 doorlezen en opletten wat de Heer Edward Partridge na zijn doop te kennen gaf.

  • Welke zegening ontving Edward Partridge na zijn doop? (De Heer vergaf zijn zonden.)

  • Welke taak zou Edward na zijn doop krijgen?

  • Waarom is het volgens jullie belangrijk dat wie geroepen zijn om het evangelie te prediken zich bekeren en vergeving van hun zonden ontvangen?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. U verduidelijkt hiermee waarom toekomstige zendelingen zich van hun zonden dienen te bekeren. (Leg eventueel uit dat ouderling Holland de strijd tussen goed en kwaad aan de hand van de zinsneden ‘voor de tegenstander spelen’ en ‘je bij het team van de Heiland aansluiten’ met een sportwedstrijd vergelijkt.) Maak desgewenst voor iedere cursist een uitreikblad met dit citaat.

Ouderling Jeffrey R. Holland

In deze strijd tussen goed en kwaad kun je niet steeds bij iedere verleiding voor de tegenstander spelen en je dan weer bij het team van de Heiland willen aansluiten in de tempel of op zending alsof er niets is gebeurd. […] God laat niet met Zich spotten. […]

‘De Heer heeft lijnen van waardigheid getrokken voor wie geroepen zijn om met Hem dit werk te verrichten. Geen zendeling kan zonder wroeging een seksuele overtreding begaan, grove taal uitslaan of zich aan pornografie overgeven en dan denken anderen te kunnen oproepen om zich van diezelfde zaken te bekeren! […] De Geest zal niet bij je zijn en de woorden zullen niet over je lippen komen als je ze probeert uit te spreken. Je kunt niet afdwalen op wat Lehi “verboden paden” noemt [1 Nephi 8:28] en verwachten anderen naar het “enge en smalle pad” te leiden [2 Nephi 31:18] – dat gaat gewoonweg niet.’ (‘Moedig doen wij mee’, Liahona, november 2011, 45.)

Vraag een cursist de volgende uitnodiging tot bekering voor te lezen, eveneens van ouderling Holland, om de cursisten duidelijk te maken wat ze nu kunnen doen om het zendingsveld rein te betreden:

Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Wie je ook bent en wat je ook hebt gedaan, je kunt vergeving ontvangen. Iedere jongeman [of jonge vrouw] onder jullie kan [elke] overtreding waarmee je worstelt achter zich laten. Dat is het wonder der vergeving, dat is het wonder van de verzoening van de Heer Jezus Christus. Maar dat lukt je niet zonder actieve toewijding aan het evangelie. Je kunt het ook niet zonder bekering waar dat nodig is. Ik vraag jullie […] om actief en rein te zijn. Indien nodig, vraag ik je: word actief en word rein.’ (‘Moedig doen wij mee’, 45.)

Leg uit dat Edward Partridge vóór deze openbaring weliswaar gedoopt was, maar dat hij de gave van de Geest nog niet ontvangen had. Laat de cursisten Leer en Verbonden 36:2–3 doorlezen en opletten wat de Heer Edward over de gave van de Heilige Geest vertelde. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Waarom moeten zendelingen volgens de woorden van de Heer tegen Edward Partridge de Heilige Geest bij zich hebben?

  • Wat zou de Heilige Geest Edward Partridge volgens vers 2 leren? Wat houdt het in om ‘de vredige dingen van het koninkrijk’ te leren? (Laat de cursisten Leer en Verbonden 42:61 lezen om deze vraag te kunnen beantwoorden.)

U kunt cursisten desgewenst naar hun ervaringen vragen toen de Heilige Geest ze de vredige dingen van het koninkrijk leerde. (Herinner de cursisten eraan dat sommige ervaringen te heilig of persoonlijk zijn om over te praten.)

Leer en Verbonden 36:4–8

De Heer geeft een gebod voor wie geroepen zijn het evangelie te prediken

Laat een cursist Leer en Verbonden 36:4–5, 7 voorlezen. Wijs er voordat de cursist gaat voorlezen op dat de Heer in deze verzen tot ‘de ouderlingen van [zijn] kerk’ spreekt (LV 36:7). Laat de klas meelezen en opletten welke taak de Heer priesterschapsdragers gaf.

  • Welke taak gaf de Heer priesterschapsdragers? (Zet na de antwoorden van de cursisten het volgende op het bord: Priesterschapsdragers zijn geroepen om het evangelie te prediken.)

Maak de cursisten het belang hiervan duidelijk en hoe dit in deze tijd van toepassing is. Laat daartoe een cursist het volgende citaat van president Thomas S. Monson voorlezen.

President Thomas S. Monson

‘Ik herhaal de boodschap van eerdere profeten: iedere waardige jongeman die daartoe in staat is, dient zich op een zending voor te bereiden. Een zending is een priesterschapsplicht – een verplichting aan de Heer, die ons zo veel heeft gegeven.’ (‘Nu we elkaar weerzien’, Liahona, november 2010, 5–6.)

  • Wat moeten priesterschapsdragers volgens Leer en Verbonden 36:5 doen voordat ze geordend en uitgezonden worden om het evangelie te prediken?

  • Hoe kan een jongeman aan de Heer laten blijken dat hij het gebod om het evangelie te verkondigen aanvaardt?

  • Ken je iemand die het gebod om het evangelie te verkondigen aanvaard heeft? Welke invloed heeft het voorbeeld van die persoon op je gehad?

Leg eventueel uit dat een voltijdzending weliswaar een priesterschapsplicht is, maar dat jonge vrouwen ook op zending kunnen gaan. President Thomas S. Monson heeft gezegd:

President Thomas S. Monson

‘Nu enkele woorden tot de jonge zusters. Hoewel jullie niet dezelfde priesterschapsplicht hebben als de jongemannen om een voltijdzending te vervullen, is jullie bijdrage in het zendingsveld waardevol en van harte welkom.’ (‘Nu we elkaar weerzien’, 6.)

Laat de cursisten Leer en Verbonden 36:6 doorlezen en letten op de kernboodschap die de Heer zijn zendelingen wil laten verkondigen. Licht de zinsnede ‘klederen die door het vlees zijn bevlekt’ als volgt toe: in het oude Israël werd kleding die met een ziekte besmet was, verbrand om verspreiding van de ziekte tegen te gaan. In dit vers vergelijkt de Heer ziekte met zonde. Hij gebiedt ons dus alles te mijden wat met zonde te maken heeft. (Zie Bruce R. McConkie, Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 3, 428.)

Laat een cursist Leer en Verbonden 36:7 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de wijze waarop priesterschapsdragers hun roeping dienen te aanvaarden.

  • Hoe kan een priesterschapsdrager zijn roeping ‘met eenvoud van hart’ aanvaarden? (Mogelijke antwoorden: toegewijd zijn aan zijn roeping en oprecht en integer dienen.)

Als u een zending vervuld hebt, vertel dan eventueel hoe u de oproep om het evangelie te verkondigen aanvaard hebt.

Leer en Verbonden 37

De Heer gebiedt zijn kerk zich in Ohio te vergaderen

Leg uit dat de vervolging van de heiligen in New York toenam terwijl Sidney Rigdon en Edward Partridge de kerk in Ohio aan het onderzoeken waren. In sommige gevallen werden kerkleiders met de dood bedreigd. Hun vijanden kwamen heimelijk bijeen om hun ondergang te beramen (zie LV 38:13, 28–29). Eind december 1830, een paar weken nadat Sidney Rigdon en Edward Partridge in New York aangekomen waren, ontving Joseph Smith een openbaring. Daarin gebood de Heer de heiligen naar Ohio te gaan om aan hun vijanden te ontkomen.

Vraag drie cursisten beurtelings een vers uit Leer en Verbonden 37:2–4 voor te lezen. Laat de klas meelezen en letten op de voorbereidingen die de Heer Joseph wilde laten treffen voordat hij naar Ohio ging. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Waarom gebood de Heer Joseph Smith naar de heiligen in Colesville te gaan?

  • Welke beginselen kunnen we uit deze verzen over gebed leren? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende beginselen te omvatten: als wij in geloof bidden, zal de Heer onze gebeden verhoren. De Heer gebruikt vaak anderen om onze gebeden te verhoren.)

  • Wanneer is je gebed door iemand anders verhoord?

Getuig op aanwijzing van de Geest van de leerstellingen en beginselen in deze les. Vraag de cursisten te handelen naar wat ze bij hun studie van deze openbaringen gevoeld hebben.

Toelichting en achtergrondinformatie

Leer en Verbonden 36. Edward Partridge

Edward Partridge hoorde in oktober 1830 voor het eerst over het herstelde evangelie van zendelingen die naar de Lamanieten uitgezonden waren en onderweg naar Missouri Kirtland (Ohio) aandeden (zie LV 28:8; 32:2–3). Hij liet zich echter pas zo’n twee maanden later dopen. Lucy Mack Smith, de moeder van de profeet, heeft het volgende geschreven over het besluit van Edward Partridge om zich te laten dopen: ‘In december van dat jaar [1830] hield Joseph een bijeenkomst bij ons thuis. Terwijl hij aan het prediken was, kwamen Sidney Rigdon en Edward Partridge binnen en gingen tussen de andere aanwezigen zitten. Joseph gaf na zijn redevoering ieder die iets te zeggen had daartoe de gelegenheid. Daarop stond de heer Partridge op. Hij verklaarde dat hij in Manchester was geweest om meer informatie over de leer te verkrijgen die we predikten. Hij wist ons echter niet te vinden en had bij onze buren navraag over ons karakter gedaan. Volgens hen was dat altijd onberispelijk geweest, totdat Joseph ons [hen] in verband met het Boek van Mormon misleidde. Hij zei ook dat hij onze boerderij verkend had en de orde en ijver die ervan uitstraalde opgemerkt had. Hij zag wat we ten behoeve van ons geloof opgeofferd hadden en, nu hij gehoord had dat onze integriteit op geen enkel ander punt dan dat van ons geloof in twijfel getrokken werd, geloofde hij ons getuigenis. Hij was bereid zich te laten dopen, zei hij, “als broeder Joseph me wil dopen”.’ (History of Joseph Smith by His Mother, red. Preston Nibley [1958], 191–192.) Edward Partridge liet zich op 11 december 1830 door Joseph Smith dopen.

Edward Partridge werd later de eerste bisschop van de kerk en kreeg in Missouri veel vervolging te verduren. Hij overleed in 1840 in Nauvoo (Illinois) als trouw lid van de kerk. Hij was toen 47 jaar. (Zie voor meer informatie over Edward Partridge Leer en Verbonden 36:1–7; 41:9–11; 42:10; 50:39; 51:1–4, 18; 52:24; 57:7; 58:14–16, 24–25, 61–62; 60:10; 64:17; 124:19; zie ook De geschiedenis van de kerk in de volheid der tijden 2e uitgave [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2003], 82; Doctrine and Covenants Student Manual, 2e uitgave [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 72.)

Leer en Verbonden 36:4–8. Iedere jongeman behoort op zending te gaan

President Ezra Taft Benson heeft gezegd:

President Ezra Taft Benson

‘De volgende vraag wordt vaak gesteld: Behoort iedere jongeman op zending te gaan? Het antwoord op die vraag is door de Heer gegeven. Het is ja.Iedere jongeman behoort op zending te gaan.

‘Hoewel iedere jongeman op zending behoort te gaan, beseffen we dat niet iedere jongeman daar lichamelijk, emotioneel of moreel op voorbereid is. Daardoor zullen sommigen wellicht geen zending kunnen vervullen. Maar ieder dient zich voor te bereiden om te gaan – om waardig te zijn de Heer te dienen.’ (‘Our Commission to Take the Gospel to All the World’, Ensign, mei 1984, 45.)

President Spencer W. Kimball heeft gezegd:

President Spencer W. Kimball

‘De vraag is vaak gesteld: Is er in het zendingsprogramma sprake van dwang? Het antwoord is uiteraard nee. Iedereen heeft keuzevrijheid gekregen. De vraag wordt gesteld: Behoort iedere jongeman op zending te gaan? En het antwoord van de kerk en van de Heer is ja. Om hier verder op in te gaan: Inderdaad behoort ieder mannelijk lid van de kerk een zending te vervullen, net als hij tiende behoort te betalen, naar de kerk behoort te gaan, een rein leven vrij van het wereldse kwaad behoort te leiden en zich op een celestiaal huwelijk in de tempel van de Heer behoort voor te bereiden.’ (‘Planning for a Full and Abundant Life’, Ensign, mei 1974, 87.)

Leer en Verbonden 36:4–8. Zendelingzusters

De Heer heeft alle leden van zijn kerk geboden om het evangelie uit te dragen. Sommige jonge vrouwen geven gehoor aan dat gebod door een zending te vervullen, ook al hebben ze daartoe niet dezelfde verplichting als de jonge mannen.

President Ezra Taft Benson heeft gezegd:

President Ezra Taft Benson

‘Weet, jongevrouwen, dat ook jullie een voltijdzending kunnen vervullen. […] Enkele van onze beste zendelingen zijn jonge zusters.’ (‘To the Young Women of the Church’, Ensign, november 1986, 83.)

President Gordon B. Hinckley heeft gezegd:

President Gordon B. Hinckley

‘Wij hebben een aantal jonge vrouwen nodig. Zij doen fantastisch werk. Zij bezoeken mensen die geen mannelijke zendelingen willen binnenlaten.

‘[…] Het Eerste Presidium en de Raad der Twaalf zeggen gezamenlijk tegen onze jonge zusters dat ze niet verplicht zijn op zending te gaan. Ik hoop dat ik kan zeggen wat ik moet zeggen op een manier die niemand zal kwetsen. Jongevrouwen moeten niet het gevoel hebben dat ze een plicht hebben die vergelijkbaar is met die van de jongemannen. Sommigen zullen heel graag op zending willen. Als dat het geval is, moeten ze met hun bisschop en hun ouders praten.’ (‘Some Thoughts on Temples, Retention of Converts, and Missionary Service’, Ensign, november 1997, 52.)

Leer en Verbonden 36:6. Wat is een ‘weerspannig geslacht’?

Het woord weerspannig betekent opstandig en moeilijk handelbaar. Weerspannige mensen zijn dus opstandige, rebelse mensen die zich niet tot de Heer gewend hebben. President Joseph Fielding Smith heeft aangaande de mensen in de laatste dagen gezegd: ‘Dit is een weerspannig [of verkeerd] geslacht dat in geestelijke duisternis wandelt.’ (Church History and Modern Revelation, 2 delen [1953], deel 1, 163.) Deze uitdrukking staat ook in Handelingen 2:40. (Zie ook Doctrine and Covenants Student Manual, 2e uitgave [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 73.)

Leer en Verbonden 36:6. Wat betekent ‘komt voort uit het vuur, afkerig zelfs van de klederen die door het vlees zijn bevlekt’?

Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft met betrekking tot Judas 1:23, waarin soortgelijke bewoordingen als die van de Heer in Leer en Verbonden 36:6 staan, het volgende geschreven: ‘Om de verspreiding van ziekte in het oude Israël tegen te gaan, werd met besmettelijke ziekten bevlekte kleding verbrand. (Leviticus 13:47–59; 15:4–17.) Zo is het ook met zonde in de kerk: de heiligen moeten elk contact ermee mijden. Als het ware moeten de klederen van de zondaren zelf verbrand worden, ofwel alles wat met de verontreinigingen van de goddelozen in aanraking is geweest, moet gemeden worden. Dat geldt ook voor wie nog in de wereld zijn en uitgenodigd worden om tot het koninkrijk toe te treden.’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 3, 428.) (Zie ook Doctrine and Covenants Student Manual, 2e uitgave [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 73.)

Leer en Verbonden 37:1. ‘Niet […] nog meer vertaalt’

Leer en Verbonden 37:1 slaat op de Bijbelvertaling van Joseph Smith. De profeet Joseph had de vertaling van het Boek van Mormon al voltooid. Hoewel zijn werk aan de Bijbel van groot belang was, prevaleerde de noodzaak om ‘wegens de vijand’ naar Ohio te gaan (LV 37:1). Hij zette het werk aan de herziening van de Bijbel later in Ohio voort. (Zie ook Doctrine and Covenants Student Manual, 2e uitgave [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 74.)

Leer en Verbonden 37:3. In Ohio vergaderen tot Oliver Cowdery terugkeert

Oliver Cowdery was sinds half oktober 1830 op zending (zie LV 30:5–6; 32:2). Op die zending trokken hij en zijn metgezellen 2200 kilometer door New York, Indiana, Illinois en Ohio naar Missouri. Daar zouden zij tot de indianen prediken die langs de westelijke grens van Missouri woonden en de plek aanduiden waar de tempel en het nieuwe Jeruzalem gebouwd zouden worden. (Zie ‘Covenant of Oliver Cowdery and Others, 17 October 1830’, in Documents, Volume 1: July 1828–June 1831, deel 1 van de reeks Documents van The Joseph Smith Papers [2013], 202–205.) De heiligen kregen het gebod om naar Ohio te gaan en Oliver Cowdery’s terugkeer af te wachten. Deze verhuizing naar Ohio was ter voorbereiding op het ontvangen van verdere instructies aangaande de vestiging van Zion (zie LV 38:31–33). Uiteindelijk keerde Oliver Cowdery niet terug, maar stuurde hij Parley P. Pratt in zijn plaats. (Zie ook Doctrine and Covenants Student Manual, 2e uitgave [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 74.)