Les 94
Leer en Verbonden 88:118–141
Inleiding
Dit is de laatste van vier lessen over Leer en Verbonden 88. De openbaring is ontvangen tijdens een conferentie voor hogepriesters op 27–28 december 1832 (de verzen 1–126) en 3 januari 1833 (de verzen 127–141). Deze les gaat over Leer en Verbonden 88:118–141. In dit gedeelte van de openbaring zegt de Heer dat een groep priesterschapsdragers onder leiding van Joseph Smith de school der profeten moet oprichten. Wie naar deze school gingen, moesten gezamenlijk door studie en geloof leren, en liefdevol en vriendelijk met elkaar omgaan.
Lessuggesties
Leer en Verbonden 88:118–126
De Heer beschrijft een leerpatroon
Begin met een bespreking van de volgende vragen:
-
Wat leren jullie nu op school? Thuis? Op je werk? In de kerk?
-
In welke opzichten is het leren van schoolvakken, zoals wiskunde of natuurkunde, anders dan het evangelie leren? In welke opzichten is dat hetzelfde?
Leg uit dat een groep priesterschapsdragers in Kirtland (Ohio) in januari 1833 het gebod van de Heer opvolgde om zich samen in de school der profeten voor te bereiden om het evangelie in de hele wereld te verkondigen. Toen ze bij elkaar waren, leerde de Heer de broeders hoe ze bij hun gezamenlijke studie door de Geest opgebouwd konden worden. Laat de cursisten in Leer en Verbonden 88:118–141 onderwijsbeginselen opzoeken.
Vraag een cursist Leer en Verbonden 88:118 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe de cursisten op de school der profeten moesten studeren.
-
Hoe moesten deze broeders studeren?
-
Wat betekent het om ‘door studie en ook door geloof’ kennis te zoeken?
Om de cursisten te laten begrijpen wat het betekent om door geloof te leren, laat u een van hen het volgende citaat van ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:
‘Leren door geloof vereist geestelijke, mentale en fysieke inspanning en niet slechts passief luisteren. […]
‘Leren door geloof kan niet van de docent op de cursist worden overgebracht door een lezing, een demonstratie of een experimentele oefening; het is eerder de cursist die geloof moet oefenen en moet handelen om zich die kennis eigen te maken.’ (‘Seek Learning by Faith’, Ensign, september 2007, 64.)
Leg uit dat we door geloof leren als we actief en met een gebed in ons hart studeren en het geleerde vervolgens in praktijk brengen. We leren als we door gehoorzaamheid ons geloof oefenen.
-
Let op dat de Heer aan het begin van vers 118 aangeeft dat niet iedereen geloof heeft. Hoe kunnen we volgens dit vers ons geloof vergroten? (De cursisten moeten een beginsel als het volgende vinden: als we door studie en geloof actief leren, zullen we meer geloof in Jezus Christus krijgen. U kunt dit beginsel op het bord zetten.)
Om ervoor te zorgen dat de cursisten enkele omstandigheden herkennen waarin zij dit beginsel kunnen toepassen, leest u de volgende situaties voor. Nadat u elke situatie hebt voorgelezen, laat u de cursisten uitleggen hoe de persoon actief kan proberen door studie en geloof te leren. Laat ze ook uitleggen hoe de persoon op die manier zijn of haar geloof kan versterken.
-
Een jonge vrouw leest geregeld in de Schriften maar neemt niet de tijd om na te denken over wat ze leest. Ze vindt dat ze niet veel aan haar Schriftstudie heeft.
-
Een jonge man gaat naar de kerk en neemt actief aan de klasbesprekingen deel. Soms krijgt hij het gevoel dat hij veranderingen in zijn leven moet aanbrengen, maar hij geeft meestal geen gehoor aan die ingevingen.
Als de klas deze situaties heeft besproken, stelt u de volgende vragen:
-
Wanneer heb je gemerkt dat je geloof toenam omdat je actief door studie en geloof probeerde te leren? In welke opzichten is je geloof door die handelingen toegenomen?
Laat de cursisten Leer en Verbonden 88:119–120 doorlezen en opzoeken wat de heiligen van de Heer moesten doen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
Leg uit dat de heiligen als reactie op het gebod in vers 119 om het huis te bouwen, uiteindelijk de Kirtlandtempel bouwden. Toen de tempel gebouwd werd, kwam de school der profeten in de bovenkamer van de winkel van Newel K. Whitney in Kirtland bij elkaar.
-
Hoe kan de raad in vers 119 van toepassing zijn op de plek waar de broeders met de school der profeten bijeenkwamen? En op ons gezin? En op onze studie op school? (De school der profeten was gesticht volgens de beginselen die in dit vers staan vermeld. Ons thuis kan ook een plek van gebed, vasten, geloof, leren en orde zijn.)
Deel de klas op in tweetallen. Laat de cursisten met hun partner Leer en Verbonden 88:121–126 bestuderen en opzoeken hoe de broeders zich volgens de Heer in de school der profeten moesten gedragen. Laat ze hun bevindingen desgewenst markeren. Wanneer de cursisten deze verzen bestuderen, zet u de volgende instructies op het bord die elk groepje moet volgen nadat ze de teksten hebben gelezen:
Als de cursisten voldoende tijd hebben gehad om de raad van de Heer te lezen en te bespreken, laat u enkele cursisten uitleggen wat ze gedurende hun bespreking hebben geleerd. U kunt bij het geven van hun antwoorden eventueel de volgende vragen en uitleggingen gebruiken om ze meer over de raad van de Heer te leren:
-
Wat betekent volgens jullie ‘houdt op met al uw lichtzinnig gepraat, met alle gelach […] en lichtzinnigheid’ (vers 121)? Waarom is het nuttig als we die dingen niet in een geestelijke omgeving doen, wanneer we heilige zaken proberen te leren?
Leg uit dat de bijeenkomsten in de school der profeten heilig waren. Deze instructies over lachen en lichtzinnig gepraat waren een aanwijzing voor de deelnemers aan de school der profeten om eerbiedig te zijn. Deze bijeenkomsten zouden uiteindelijk in de tempel worden gehouden.
-
Let op de herhaling van het woord allen in vers 122. Wat voor invloed kan het op een klas hebben als alle cursisten aan de les deelnemen en van elkaar leren?
-
Wat voor invloed zou ‘langer te slapen dan nodig is’ op ons vermogen hebben om te leren of de Geest te voelen? In welke opzichten kunnen een goede hoeveelheid slaap en op tijd opstaan aan ons leerproces bijdragen?
-
Hoe zouden jullie de raad over leren samenvatten, die in Leer en Verbonden 88:118–126 is te vinden? (De cursisten kunnen uiteenlopende beginselen noemen. Als ze antwoord hebben gegeven, zet u het volgende beginsel op het bord: Als we rechtschapen handelen en geen onrechtschapen gedrag vertonen, kunnen we leren en opgebouwd worden.)
-
Met welke van de in deze verzen genoemde gedragingen kunnen wij als seminarieklas beginnen of ophouden, zodat we het evangelie kunnen leren en opgebouwd kunnen worden?
Laat de cursisten opnieuw Leer en Verbonden 88:121–126 doorlezen en zich afvragen welke raad zij beter moeten toepassen. Moedig ze aan om te noteren hoe ze het geleerde gaan toepassen.
Leer en Verbonden 88:127–141
De Heer geeft de orde van de school der profeten aan
Laat enkele cursisten naar het bord komen en noteren waar zij het evangelie bestuderen. (Mogelijke antwoorden: zondagsschool, jongevrouwen of priesterschapsquorum, seminarie en thuis.) Laat de cursisten zich afvragen of er in die omgeving mensen zijn die zij niet goed kennen of met wie ze niet kunnen omgaan. Laat de cursisten bij hun studie van Leer en Verbonden 88:127–141 over een van die mensen nadenken. Laat ze over de volgende vraag nadenken:
-
Wat voor invloed heeft mijn relatie met de mensen met wie ik het evangelie bestudeer op mijn vermogen om te leren en door de Geest opgebouwd te worden?
Leg uit dat de Heer van de cursisten van de school der profeten verwachtte dat ze een goede relatie met elkaar hadden. Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Leer en Verbonden 88:128–134 voor te lezen. Laat de klas meelezen en de rol van de leerkracht opzoeken bij het scheppen van een geestelijke leeromgeving op de school der profeten.
-
Hoe moest de leerkracht op de school der profeten een geestelijke leeromgeving scheppen? (U wilt misschien uitleggen dat de leerkracht de aanwezigen bij binnenkomst moest begroeten. Dat was een bijzondere begroeting op de school der profeten.)
-
Wat valt je op aan de begroeting in vers 133?
Laat een cursist Leer en Verbonden 88:135–137 voorlezen. Laat de klas meelezen en de rol van de cursist opzoeken bij het scheppen van een goede leeromgeving.
-
Wat voor relatie moesten de cursisten op de school der profeten met elkaar hebben?
-
Wat beloofde de Heer volgens vers 137 als de cursisten op de school der profeten zijn instructies zouden opvolgen? (De school zou een heiligdom worden waar de Geest kon vertoeven.)
-
Wat kan er in de kerk en bij ons thuis gebeuren als we de instructies in de verzen 128–137 opvolgen? (De cursisten kunnen verschillende beginselen noemen, maar leg nadruk op het volgende: als we vriendelijk en aardig voor elkaar zijn, kan de Geest bij ons zijn wanneer we samen het evangelie bestuderen.)
Laat de cursisten opnieuw naar de begroeting in Leer en Verbonden 88:133 kijken.
-
Hoe kunnen we ‘een voornemen [tonen] dat vast, onwrikbaar en onveranderlijk is’ om vriendelijk te zijn voor andere cursisten of familieleden die we niet goed kennen of waar we moeite mee hebben?
-
Wanneer hebben jullie een evangelische leeromgeving ervaren waar iedereen vastbesloten was om vriendelijk te zijn? (Vertel desgewenst iets over een eigen ervaring.)
Laat de cursisten zich afvragen hoe ze de vastbeslotenheid kunnen ontwikkelen om hun medecursisten lief te hebben. Moedig ze aan om gehoor te geven aan ingevingen om hun klasgenoten en familieleden vriendelijker en liefdevoller te behandelen. Getuig dat de Heer hen zal helpen als zij hun best doen om anderen lief te hebben.