Les 135
Leer en Verbonden 128:12–25
Inleiding
Deze les behandelt de rest van de brief die Joseph Smith begin september 1842 aan de heiligen schreef. In dit deel van de brief onderwijst de profeet in het heil van de levenden en de doden. Hij spoort de heiligen aan om hun werk voor de doden getrouw uit te voeren en uit zijn blijdschap over de herstelling van het evangelie.
Lessuggesties
Leer en Verbonden 128:12–18
Joseph Smith onderwijst in het heil van de levenden en de doden
Toon een afbeelding van een doopvont in de tempel. (Bijvoorbeeld: ‘Doopvont in de tempel’, Evangelieplatenboek [2009], nr. 121; zie ook LDS.org.) Laat de cursisten zich inbeelden dat ze een open dag van een tempel bijwonen met een vriend die geen lid van de kerk is. Ze bezoeken de doopruimte en hij vraagt hun: ‘Waarom gaan jullie kopje-onder als jullie je laten dopen?’ Hij vraagt ook: ‘Waarom laten jullie je voor de doden dopen?’
Herinner de cursisten eraan dat Joseph Smith een brief aan de heiligen schreef toen hij zich schuilhield voor de mensen die hem onwettig wilden arresteren. In die brief onderwees hij hun in de doop voor de doden. Laat een cursist Leer en Verbonden 128:12–13 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en na te gaan wat Joseph Smith over de symboliek van de doop zei.
-
Hoe kun je iemand aan de hand van de leerstellingen in de verzen 12–13 duidelijk maken waarom we door onderdompeling dopen?
Laat een cursist Leer en Verbonden 128:15 voorlezen. Vraag de klas bij het meelezen te zoeken naar redenen waarom we dopen voor de doden verrichten.
-
Waarom willen onze voorouders volgens deze verzen dat we doop voor de doden doen? (Wijs de cursisten zo nodig op de woorden ‘dat zij zonder ons niet tot volmaking kunnen komen’. Help de cursisten om deze leerstelling te vinden: onze voorouders die zonder het evangelie zijn gestorven, kunnen geen vooruitgang tot volmaking maken totdat de heilsverordeningen van het evangelie voor hen zijn verricht.)
Als de cursisten de vraag niet meteen kunnen beantwoorden, laat u een van hen dit citaat voorlezen:
‘Uw overleden voorouders verblijven in de geestenwereld. Ze krijgen daar de kans om het evangelie van Jezus Christus te horen en aan te nemen. Maar ze kunnen de verordeningen van het evangelie niet voor zichzelf ontvangen, en ze kunnen geen vooruitgang maken totdat iemand anders die verordeningen voor hen verricht.
‘U hebt het voorrecht en de taak om uw voorouders dat geschenk te geven door ze te traceren en ervoor te zorgen dat hun verordeningen in de tempel verricht worden. Vervolgens kunnen ze kiezen of ze dat werk aanvaarden.’ (Member’s Guide to Temple and Family History Work [2009], 2.)
-
Wat zouden je voorouders van jou vinden als je dat werk voor hen doet?
-
Waarom laten we ons volgens vers 15 nog meer dopen voor de doden? (Nadat de cursisten geantwoord hebben, schrijft u deze leerstelling op het bord: Het heil van onze overleden voorouders is noodzakelijk en onontbeerlijk voor ons heil.)
-
Waarom is hun heil ‘noodzakelijk en onontbeerlijk voor ons heil’? (Geef de cursisten de tijd om deze vraag te bespreken en zeg dat ze bij hun studie van Leer en Verbonden 128 meer over deze leerstelling zullen leren.)
Laat een cursist Leer en Verbonden 128:16–17 voorlezen. Vraag de klas om mee te lezen en vast te stellen welke Bijbelse profeten over de doop voor de doden geschreven hebben. Vraag ze naar hun bevindingen.
-
Wat zou een vriend die geen lid van de kerk is aan deze Bijbelteksten kunnen hebben?
Toon een ketting met meerdere schakels of teken er een op het bord.
Vraag een cursist Leer en Verbonden 128:18 voor te lezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat de schakels van een ketting met Joseph Smiths leringen over de doop voor de doden te maken hebben. (U kunt de cursisten eraan herinneren dat een bedeling een tijdperk is waarin de Heer zijn leerstellingen, verordeningen en priesterschap openbaart. U kunt ook uitleggen dat kinderen in dit vers op ons slaat en dat de vaderen onze voorouders zijn.)
-
Wat hebben de schakels van een ketting met Joseph Smiths leringen over de doop voor de doden te maken? (De cursisten dienen dit feit te vinden: De doop voor de doden verbindt ons voor eeuwig met onze voorouders. Leg uit dat er naast de doop nog andere heilsverordeningen zijn (de bevestiging, de ordening tot het Melchizedeks priesterschap [voor mannen], de tempelbegiftiging en de verzegeling) die de verbindende schakel tussen ons en onze voorouders versterken.)
Laat een cursist het volgende citaat van president Joseph Fielding Smith voorlezen om de cursisten de leerstellingen en beginselen in Leer en Verbonden 128:12–18 te verduidelijken:
‘Er moet een familie zijn en elke generatie moet aan de bestaande ketting gekoppeld worden om volmaking in de familie teweeg te brengen. Op die manier worden we één grote familie met Adam aan het hoofd, namelijk de aartsengel Michaël die zijn nageslacht presideert.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 2, 175.)
Wijs de cursisten erop dat de aarde volgens vers 18 door een banvloek zal worden getroffen, tenzij de generaties van de vaderen en de kinderen met elkaar verbonden zijn. Om die leerstelling te verduidelijken leest u deze verklaring van president Joseph Fielding Smith voor:
‘Zonder de verbindende schakel tussen de vaders en de kinderen – wat het werk voor de doden is – worden we allen verworpen. Dan mislukt het hele werk Gods en wordt het teniet gedaan.’ (Doctrines of Salvation, deel 2, 122.)
Leer en Verbonden 128:19–25
Joseph Smith verheugt zich in de herstelling van het evangelie en spoort de heiligen aan om het werk voor de doden getrouw uit te voeren
Laat de cursisten terugdenken aan een moment waarop ze erg blij waren omdat ze heel goed nieuws vernomen hadden. Laat een paar cursisten over hun ervaringen vertellen. Vraag ze vervolgens of ze anderen over het goede nieuws wilden vertellen en waarom.
Leg uit dat tijdingen een ander woord voor nieuws is. Laat vervolgens een cursist Leer en Verbonden 128:19 voorlezen. Laat de klas vaststellen welke tijdingen we volgens Joseph Smith ontvangen hebben.
-
Welke ‘blijde tijdingen’ hebben we ontvangen? (Het evangelie van Jezus Christus.)
-
In welk opzicht is het evangelie van Jezus Christus een stem van blijdschap voor de levenden en de doden?
Leg uit dat Joseph Smith enkele ervaringen met hemelse boodschappers vermeldde die hij bij de herstelling van het evangelie gehad had. Laat de cursisten Leer en Verbonden 128:20–21 doornemen en vaststellen over welke boodschappers en ervaringen hij het had. Laat ze hun bevindingen desgewenst markeren. Vraag de cursisten naar hun bevindingen. Laat ze antwoorden en vat hun reacties samen door deze leerstelling op het bord te zetten: De sleutels, macht en het gezag van de voorbije bedelingen zijn in de bedeling van de volheid der tijden hersteld.
Laat een cursist dit citaat van president John Taylor voorlezen:
‘De beginselen die [Joseph Smith] ontving, stelden hem in staat met de Heer te communiceren, en niet alleen met de Heer, maar met apostelen en profeten vanouds, zoals Abraham, Izak, Jakob, Noach, Adam, Seth, Henoch en Jezus en de Vader, evenals de apostelen die in dit werelddeel en in Azië leefden. Hij kende deze mensen net zo goed als wij elkaar kennen. Waarom? Omdat hij de bedeling moest inluiden die de bedeling van de volheid der tijden wordt genoemd, en die met die naam bij de dienstknechten van God bekend was.’ (The Gospel Kingdom [1987], 353.)
-
Wat heb je aan de kennis dat het evangelie door hemelse boodschappers hersteld is?
Leg uit dat Joseph Smith in Leer en Verbonden 128:22–23 zijn blijdschap uit omdat de sleutels van het priesterschap hersteld waren en omdat de heiligen de doden konden verlossen. Laat een cursist die verzen voorlezen. Laat de klas meelezen en op interessante zinsneden letten. U kunt ze die zinsneden laten markeren.) Vraag ze vervolgens die zinsneden voor te lezen en uit te leggen waarom ze die interessant vinden.
Laat een cursist Leer en Verbonden 128:24 voorlezen en vraag de klas om na te gaan wat de profeet de heiligen opdroeg. Vraag ze naar hun bevindingen.
-
Wat voor offerande moeten we de Heer volgens dit vers brengen? (Een boek met de geslachtslijsten van onze doden.)
-
Wat kunnen wij doen om aan dat ‘boek’ bij te dragen? Wat staat er in vers 24 over onze deelname aan familiegeschiedenis en tempelwerk? (De strekking van de woorden van de cursisten dient dit beginsel te omvatten: als we familiehistorisch en tempelwerk doen en tempelverordeningen voor onze voorouders ontvangen, brengen we de Heer in gerechtigheid een offerande. Zet dit beginsel op het bord.)
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Vraag de cursisten om te luisteren naar ouderling Bednars omschrijving van hun bijdrage aan het heil van de doden:
‘Velen van jullie denken misschien dat familiehistorisch werk vooral iets voor oudere mensen is. Maar mij is geen leeftijdsgrens in de Schriften of richtlijn van onze kerkleiders bekend die dit belangrijke werk beperkt. […]
‘Het is geen toeval dat […] hulpmiddelen zijn ontstaan in een tijd waarin jonge mensen zo vertrouwd zijn met allerlei informatie- en communicatietechnologieën. […] De vaardigheden en vingervlugheid onder de jeugd zijn mede bedoeld om het heilswerk in deze tijd voort te stuwen.
‘[…] Ik moedig jullie aan om je voorouders beter te kennen, naar ze op zoek te gaan en je voor te bereiden om je plaatsvervangend in het huis van de Heer te laten dopen voor jouw overleden familieleden. […] En ik spoor jullie aan om anderen te helpen met hun familiegeschiedenis.’ (‘Het hart der kinderen zal zich wenden’, Liahona, november 2011, 26.)
-
Op welke manieren kun je aan familiegeschiedenis en tempelwerk deelnemen?
-
Wanneer heb jij door middel van familiegeschiedenis en tempelwerk een offerande gebracht? Hoe is je dat tot zegen geweest?
Getuig van de zegeningen die de cursisten zullen ontvangen als ze familiehistorisch en tempelwerk doen. Spoor de cursisten aan om doelen op het gebied van familiegeschiedenis en tempelwerk te stellen.