God openbaarde aan Petrus in een visioen dat het evangelie aan de andere volken diende te worden gepredikt. Petrus onderwees het evangelie aan Cornelius en zijn gezin en legde de meningsverschillen van de Joodse heiligen over de prediking van het evangelie aan de andere volken bij.
God openbaart aan Petrus in een visioen dat het evangelie aan de andere volken dient te worden gepredikt
Laat de cursisten zich voorstellen dat een vriend hen vraagt: ‘Ik heb gehoord dat jouw kerk in 1978 een andere positie heeft ingenomen waarna alle mannen het priesterschap konden ontvangen, ongeacht hun ras. Hoe kun je dan geloven dat jouw kerk door God wordt geleid en dat God een onveranderlijk wezen is?’
Laat de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren hoe ze deze vraag zouden beantwoorden.(Noot: Zie erop toe dat de cursisten antwoorden op de vraag naar de beleidswijziging en niet gaan gissen naar redenen voor de priesterschapsrestrictie. Speculeer bij uw bespreking evenmin over redenen waarom de priesterschapsrestrictie bestond, aangezien deze redenen niet zijn geopenbaard [zie Officiële verklaring 2].)
Laat de cursisten bij hun studie van Handelingen 10 zoeken naar waarheden die hen helpen met het vinden van antwoorden op vragen over de manier waarop de Heer zijn kerk leidt, verandert en bestuurt.
Leg uit dat het evangelie tot op dit punt in het Nieuwe Testament, zoals door de Heiland was voorgeschreven, alleen tot de Joden was gepredikt, enkele uitzonderingen daargelaten (zie Mattheüs 10:5–6). In Handelingen 10 lezen we echter over een belangrijke wijziging in de werking van de kerk.
Laat de cursisten samenvatten wat zij over een niet-Jood met de naam Cornelius hebben geleerd. (Hij was officier in het Romeinse leger. Hij en zijn gezin waren gelovige en godvrezende mensen. Als niet-Jood kon hij niet tot de kerk van Christus toetreden zonder zich eerst tot het Jodendom te bekeren.)
Vat Handelingen 10:3–8 samen: dankzij de getrouwheid van Cornelius verscheen hem een engel en die beval hem mannen naar Joppe te sturen om Petrus te zoeken. Terwijl deze mannen onderweg waren naar Joppe, had Petrus, die in het huis van een man met de naam Simon verbleef, een opmerkelijk visioen.
Laat enkele cursisten beurtelings een vers voorlezen uit Handelingen 10:9–16. Laat de klas meelezen en nagaan wat Petrus in zijn visioen zag. (Ter afwisseling kunt u iedere cursist eventueel een blad papier geven om op te tekenen. Laat de cursisten Handelingen 10:9–16 doorlezen en op basis van deze verzen een tekening maken van het visioen van Petrus. Geef ze voldoende tijd en laat ze dan het visioen van Petrus aan een klasgenoot uitleggen aan de hand van hun tekening.) Vraag na afloop van elke activiteit:
Wat werd Petrus in het visioen geboden te eten?
Hoe reageerde Petrus volgens vers 14 eerst op dit gebod? (Leg uit dat Joden volgens de wet van Mozes geen dieren mochten eten die onheilig of onrein waren verklaard [zie Leviticus 11].)
Wat zei de Heer volgens Handelingen 10:15 over de onreine dieren die Hij Petrus had geboden te eten?
Vat Handelingen 10:17–28 samen: Petrus begreep niet meteen de betekenis van zijn visioen. Terwijl hij erover nadacht, kwamen de dienstknechten van Cornelius toe en zij vertelden Petrus over het visioen van Cornelius. De volgende dag gingen Petrus en de andere discipelen met hen mee naar Cornelius. Ondanks het feit dat de meeste Joden het onwettig vonden om met een niet-Jood om te gaan, bezocht Petrus het huis van Cornelius.
Laat een cursist Handelingen 10:28 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan welke reden Petrus opgaf waarom hij omging met een niet-Jood.
Welke reden gaf Petrus op waarom hij met een niet-Jood omging?
Vat Handelingen 10:29–33 samen: Cornelius vertelde Petrus over zijn visioen. Cornelius had ook zijn familieleden en vrienden uitgenodigd zodat Petrus hen kon onderwijzen.
Laat een cursist Handelingen 10:34–35 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat Petrus had geleerd.
Hoe zou je samenvatten wat Petrus had geleerd? (Leg desgewenst uit dat God geen mensen begunstigt op basis van hun nationaliteit of status; Hij oordeelt alle mensen naar hun werken en zegent hen die Hem gehoorzamen. U hebt misschien ook iets aan het artikel ‘Race and the Church: All Are Alike unto God’ [Afstamming en de kerk: allen zijn voor God gelijk] [mormonnewsroom.org/article/race-church].)
Vat Handelingen 10:36–43 samen: Petrus onderwees Cornelius en zijn verwanten over Jezus Christus en zijn goede werken, zijn kruisiging en opstanding. Petrus getuigde dat allen die in Jezus Christus geloven, vergeving van hun zonden zullen ontvangen.
Laat een cursist Handelingen 10:44–48 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan welke uitwerking de prediking van Petrus op deze niet-Joden had. Leg uit dat de uitdrukking ‘die van de besnijdenis waren’ in vers 45 verwijst naar de Joodse discipelen die samen met Petrus uit Joppe waren gekomen.
Welke uitwerking hadden de leringen van Petrus volgens verzen 44–46 op de huisgenoten van Cornelius? (Leg eventueel uit dat de woorden ‘de gave van de Heilige Geest’ in vers 45 verwijzen naar de macht van de Heilige Geest, die op deze niet-Joden was uitgestort. Dit is niet hetzelfde als de gave van de Heilige Geest die wij na de doop bij de verordening van de bevestiging ontvangen. [Zie Handelingen 8:14–17; Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 104.])
Waarom waren de aanwezige Joden zo verbaasd?
Wat openbaarde de Heer over de andere volken aan Petrus dankzij zijn ervaringen in Handelingen 10?
Verdeel de klas in groepjes van twee of drie om de cursisten te helpen leerstellingen terug te vinden in Handelingen 10. Geef elk groepje een exemplaar van het volgende uitreikblad of zet de vragen op het bord. Laat de cursisten de antwoorden in hun groepje bespreken.
Het Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — Thuisseminarieles (unit 18)
Welke waarheid leren we uit het verhaal van Petrus en Cornelius over de manier waarop de Heer zijn kerk leidt? (Herinner de cursisten eraan dat Petrus de president van de kerk was.)
Welke waarheid leren we over het feit dat de Heer geleidelijk waarheid aan Petrus openbaarde en niet alles tegelijk?
Welke waarheid kunnen we uit dit verhaal leren over wat God kan doen met instructies die Hij in het verleden heeft gegeven?
Geef de cursisten voldoende tijd en laat dan enkele cursisten de antwoorden van hun groepje op het bord zetten. Zie erop toe dat de volgende waarheden aan bod komen:
God geeft leiding aan zijn kerk door openbaring aan zijn profeet, de senior apostel.
Wij kunnen geleidelijk openbaring en begrip ontvangen als wij de Heer gehoorzamen.
God kan in zijn wijsheid, en naargelang de behoeften van zijn kinderen, instructies die Hij in het verleden heeft gegeven, wijzigen of eraan toevoegen.
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Laat de cursisten letten op de manier waarop de derde gevonden waarheid in de uitspraak van ouderling Christofferson wordt verduidelijkt:
Afbeelding
Ouderling D. Todd Christofferson
‘Door deze ervaring en openbaring aan Petrus veranderde de Heer de gewoonte in de kerk en openbaarde een vollediger leerstellig begrip aan zijn discipelen. En zo strekte de evangelieverkondiging zich uit tot de gehele mensheid.’ (‘De leer van Christus’, Liahona, mei 2012, 88.)
Geef de cursisten de tijd om door te nemen welk antwoord ze op de vraag van hun vriend over de wijziging van een gewoonte in de kerk noteerden. Moedig hen aan om te noteren welke nieuwe inzichten ze bij hun studie van Handelingen 10 hebben verkregen, en geef hen de mogelijkheid deze inzichten met de klas te delen.
Het kan nodig zijn om erop te wijzen dat, hoewel God de gebruiken van de kerk kan aanpassen en ons leerstellige begrip uitbreiden middels voortgaande openbaring (zie Geloofsartikelen 1:9), zijn goddelijke aard, eigenschappen, verbonden, leerstellingen en plan nooit veranderen. Dit te weten, kan ons helpen om geloof in God te hebben, en erop te vertrouwen dat Hij zijn kerk volgens zijn wil en op grond van de behoeften van zijn kinderen zal leiden.
Laat de cursisten tot slot hun getuigenis geven van de waarheden hebben geleerd.
Laat de cursisten bij hun studie van Handelingen 13–19 nadenken over de volgende vragen en er een antwoord op zoeken: Wat deed Paulus met de tovenaar Elymas? Hoe zou je reageren als mensen dachten dat jij een god was? Waarom werden Paulus en Barnabas als goden vereerd? Hoe reageerden ze? Welk meningsverschil hadden de leden van de kerk over de besnijdenis en waarom moesten de apostelen het probleem oplossen? Wat was hun beslissing? Toen Paulus in Athene was, predikte hij op de Areopagus over de onbekende god. Wat leerde hij het volk?