Bibliotheek
Inleiding tot de eerste algemene brief van Petrus


Inleiding tot de eerste algemene brief van Petrus

Waarom dit boek bestuderen?

Een onderwerp dat in de eerste brief van Petrus steeds terugkomt, is dat de discipelen van de Heiland dankzij de verzoening van Jezus Christus leed en vervolging trouw kunnen doorstaan en er goed op kunnen reageren. Elk hoofdstuk van 1 Petrus behandelt beproevingen of leed, en Petrus onderwees dat beproevingen doorstaan ‘van groter waarde is dan […] goud’ en de gelovigen in staat stelt om ‘de zaligheid van [hun] zielen’ te verkrijgen (1 Petrus 1:7, 9). Petrus herinnerde de heiligen ook aan hun identiteit als ‘een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte’ (1 Petrus 2:9). Door de raad van Petrus in deze brief te bestuderen, krijgen de cursisten de hoop, bemoediging en kracht die ze in hun beproevingen nodig hebben.

Wie heeft dit boek geschreven?

De schrijver van deze brief is ‘Petrus, een apostel van Jezus Christus’ (1 Petrus 1:1). Petrus […] is eerst bekend als Simon of Simeon (2 Petrus 1:1). Hij is visser, afkomstig uit Bethsaïda, en woont met zijn vrouw in Kapernaüm. […] Petrus wordt samen met zijn broer, Andreas, geroepen als discipel van Jezus Christus (Mattheüs 4:18–22; Markus 1:16–18; Lukas 5:1–11). […]

‘[…] De Heer [kiest Petrus uit] om de sleutels van het koninkrijk op aarde te dragen (Mattheüs 16:13–18). […]

‘Petrus is de senior-apostel van zijn tijd.’ (Gids bij de Schriften, ‘Petrus’, scriptures.lds.org.)

Aan Petrus’ geschriften is te zien welke groei hij van een eenvoudig visser tot een machtig apostel doormaakte.

Wanneer en waar is het geschreven?

Petrus schreef zijn eerste brief waarschijnlijk tussen 62 en 64 n.C. Hij schreef vanuit ‘Babylon’ (1 Petrus 5:13), waarschijnlijk een symbolische verwijzing naar Rome.

Men neemt aan dat Petrus tijdens het bewind van de Romeinse keizer Nero stierf — waarschijnlijk na 64 n.C. toen Nero de christenen begon te vervolgen. (Zie Gids bij de Schriften, ‘Petrus’.)

Voor wie is het geschreven en waarom?

Petrus heeft deze brief geschreven voor de leden van de kerk in de vijf Romeinse provincies van Klein-Azië, in het hedendaagse Turkije (zie 1 Petrus 1:1). Petrus beschouwde zijn lezers als ‘uitverkoren’ door God (1 Petrus 1:2). Hij schreef om de heiligen in ‘de beproeving van [hun] geloof’ te sterken en te bemoedigen (1 Petrus 1:7) en om hen op ‘de hitte van de verdrukking’ voor te bereiden (1 Petrus 4:12). Petrus leerde hun ook hoe ze op vervolging moesten reageren (zie 1 Petrus 2:19–23; 3:14–15; 4:13).

Petrus’ raad kwam net op tijd, want de leden van de kerk zouden een periode van ernstige vervolging doormaken. De Romeinse overheid stond het christendom tot ongeveer 64 n.C., toen Petrus deze brief schreef, over het algemeen toe. In juli van dat jaar verwoestte een brand een groot deel van Rome. Het gerucht deed de ronde dat keizer Nero zelf bevolen had de brand te stichten. Om de schuld voor de brand af te wenden, beschuldigden enkele prominente Romeinen de christenen ervan de brand gesticht te hebben. Dat veroorzaakte in heel het Romeinse Rijk hevige vervolging van de christenen. Petrus zei dat als een heilige ‘als christen lijdt’ (1 Petrus 4:16), hij vreugde kan voelen omdat hij dan weet dat hij in de voetsporen van Jezus Christus treedt (zie 1 Petrus 2:19–23; 3:15–18; 4:12–19).

Wat zijn enkele kenmerkende elementen van dit boek?

Te midden van het leed en de vervolging die de heiligen in zijn tijd doormaakten, spoorde Petrus hen aan om elkaar met liefde en tederheid te behandelen (zie 1 Petrus 1:22; 3:8–9). Bovendien lezen we in 1 Petrus 5 dat Petrus uitlegde hoe kerkleiders hun gemeente dienen te sterken.

Deze brief bevat misschien wel de duidelijkste Bijbelse vermeldingen van de geestenwereld en het heilswerk dat daar plaatsvindt. Petrus stipte aan dat Jezus Christus de geestenwereld bezocht had om tot de ongehoorzame geesten te prediken die in de tijd van Noach geleefd hadden (zie 1 Petrus 3:18–20). Hij voegde daaraan toe dat het evangelie aan de doden verkondigd werd om hun de kans te geven net als de levenden eerlijk geoordeeld te worden (zie 1 Petrus 4:5–6). In onze bedeling was president Joseph F. Smith over de betekenis van 1 Petrus 3:18–20 en 1 Petrus 4:6 aan het nadenken toen hij een openbaring ontving die de leerstellingen omtrent de geestenwereld verduidelijkte (zie LV 138).

Overzicht

1 Petrus 1:1–2:10 Petrus schrijft dat de heiligen geestelijk moeten groeien om eeuwige beloningen te ontvangen. De belofte van het heil is mogelijk door het kostbare bloed van Jezus Christus. De heiligen zijn ‘een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte’ (1 Petrus 2:9) en hebben Gods barmhartigheid ontvangen.

1 Petrus 2:11–3:12 Discipelen van Jezus Christus streven ernaar iedereen in ere te houden en onderwerpen zich aan overheidsinstanties en wetten. Petrus spreekt tot verschillende groepen heiligen: vrije mensen, huisslaven, vrouwen en mannen.

1 Petrus 3:13–5:14 Als de heiligen onder vervolging lijden, moeten ze het voorbeeld van Jezus Christus, die leed en de verhoging verwierf, indachtig zijn. Jezus Christus verkondigde het evangelie aan de doden, zodat ze eerlijk geoordeeld kunnen worden. Kerkleiders volgen het voorbeeld van Jezus Christus bij hun zorg voor de kudde van God. De heiligen dienen zich te verootmoedigen en hun lasten op God te werpen.

Afdrukken