Bibliotheek
Les 89: Handelingen 10–11


Les 89

Handelingen 10–11

Inleiding

God openbaart aan Petrus in een visioen dat het evangelie aan de andere volken dient te worden gepredikt. Petrus onderwijst het evangelie aan Cornelius en zijn gezin en legt de meningsverschillen onder de Joodse heiligen over de prediking van het evangelie aan de andere volken bij. Ondanks vervolging gaat het werk van de Heer vooruit.

Lessuggesties

Handelingen 10

God openbaart aan Petrus in een visioen dat het evangelie aan de andere volken dient te worden gepredikt

Laat de cursisten zich voorstellen dat een vriend hen vraagt: ‘Ik heb gehoord dat jouw kerk in 1978 een andere positie heeft ingenomen waarna alle mannen het priesterschap konden ontvangen, ongeacht hun ras. Hoe kun je dan geloven dat jouw kerk door God wordt geleid en dat God een onveranderlijk wezen is?’

Laat de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren hoe ze deze vraag zouden beantwoorden. (Noot: Zie erop toe dat de cursisten antwoorden op de vraag naar de beleidswijziging en niet gaan gissen naar redenen voor de priesterschapsrestrictie. Speculeer evenmin over redenen waarom de priesterschapsrestrictie bestond, aangezien deze redenen niet zijn geopenbaard [zie Officiële verklaring 2].)

Laat de cursisten bij hun studie van Handelingen 10–11 zoeken naar leerstellingen en beginselen die hen antwoorden helpen vinden op vragen over de manier waarop de Heer zijn kerk leidt, verandert en bestuurt.

Leg uit dat het evangelie tot op dit punt in het Nieuwe Testament, zoals door de Heiland was voorgeschreven, alleen tot de Joden was gepredikt, enkele uitzonderingen daargelaten (zie Mattheüs 10:5–6). Nadat de Heilige Geest over hen was gekomen, zei de Heiland echter tegen zijn discipelen dat ze het evangelie ‘tot het uiterste der aarde’ zouden prediken (Handelingen 1:8). In Handelingen 10 lezen we welke belangrijke wijziging in de werking van de kerk dit mogelijk zou maken.

Laat een cursist Handelingen 10:1–2 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op details over een niet-Jood met de naam Cornelius. (Wijs er eventueel op dat Cornelius ‘God vreesde’ [vers 2]. Mensen die God vreesden, waren niet-Joden die de Heer aanbaden maar geen proselieten, of bekeerlingen tot het Joodse geloof waren, en dus niet de wet van Mozes naleefden.)

  • Wat was het beroep van Cornelius? (Hij was hoofdman in het Romeinse leger, verantwoordelijk voor honderd soldaten.)

Herinner de cursisten eraan dat een niet-Jood voordien niet tot de kerk van Christus kon toetreden zonder zich eerst tot het Jodendom te bekeren, aangezien het evangelie alleen tot de Joden werd gepredikt.

  • Hoe toonde Cornelius zijn geloof in God, ook al kon hij als niet-Jood niet tot de kerk toetreden?

Laat twee cursisten beurtelings een vers uit Handelingen 10:3–6 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat er met Cornelius gebeurde. (Leg uit dat ‘het negende uur van de dag’ [vers 3] ongeveer 15.00 u was.)

  • Wat zei de engel volgens vers 4 tegen Cornelius over zijn gebeden en liefdegaven?

  • Wat droeg de engel Cornelius op?

Vat Handelingen 10:7–8 samen: Cornelius stuurde drie mannen naar Joppe om Petrus te zoeken. (Om de cursisten duidelijk te maken hoe ver Caesarea van Joppe ligt, kunt u hen naar de kaart ‘Het Heilige Land in de tijd van het Nieuwe Testament’ [Bijbelkaarten, nummer 11] verwijzen.)

Terwijl deze mannen onderweg waren naar Joppe, had Petrus, die in het huis van een man met de naam Simon verbleef, een opmerkelijk visioen. Geef iedere cursist een blaadje. Laat de cursisten Handelingen 10:9–16 doorlezen en op basis van deze verzen een tekening maken van het visioen van Petrus. Geef ze voldoende tijd en laat ze dan het visioen van Petrus aan een klasgenoot uitleggen aan de hand van hun tekening. Vraag na afloop van deze activiteit:

  • Wat werd Petrus in het visioen geboden te eten?

  • Hoe reageerde Petrus volgens vers 14 eerst op dit gebod? (Leg uit dat Joden volgens de wet van Mozes geen dieren mochten eten die onheilig of onrein waren verklaard [zie Leviticus 11].)

  • Wat zei de Heer volgens vers 15 over de onreine dieren die Hij Petrus had geboden te eten?

Laat een cursist Handelingen 10:17–20 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat er gebeurde terwijl Petrus over de betekenis van zijn visioen nadacht.

  • Welke zinsnede in vers 17 geeft aan dat Petrus niet meteen de betekenis van zijn visioen begreep?

  • Wie arriveerde net toen Petrus over zijn visioen stond na te denken?

  • Wat droeg de Geest Petrus op?

Vat Handelingen 10:21–24 samen: de drie mannen vertelden Petrus over het visioen van Cornelius. De volgende dag gingen Petrus en de andere discipelen met hen mee naar Cornelius.

Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Handelingen 10:25–28 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op wat Petrus deed toen hij bij het huis van Cornelius aankwam.

  • Wat zei Petrus volgens vers 28 over omgang tussen Joden en de andere volken?

  • Wat begreep Petrus toen?

Vat Handelingen 10:29–33 samen: Cornelius vertelde Petrus over zijn visioen. Cornelius had ook zijn familieleden en vrienden uitgenodigd zodat Petrus hen kon onderwijzen.

Laat een cursist Handelingen 10:34–35 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat Petrus had geleerd.

  • Hoe zou je samenvatten wat Petrus had geleerd?

Vat Handelingen 10:36–43 samen: Petrus onderwees Cornelius en zijn verwanten over Jezus Christus en zijn goede werken, zijn kruisiging en opstanding. Petrus getuigde dat allen die in Jezus Christus geloven, vergeving van hun zonden zullen ontvangen.

Laat een cursist Handelingen 10:44–48 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan welke uitwerking de prediking van Petrus op deze niet-Joden had. Leg uit dat de uitdrukking ‘die van de besnijdenis waren’ (vers 45) verwijst naar de Joodse discipelen die samen met Petrus uit Joppe waren gekomen.

  • Welke uitwerking hadden de leringen van Petrus volgens verzen 44–46 op de huisgenoten van Cornelius?

  • Waarom waren de aanwezige Joden zo verbaasd?

  • Wat openbaarde de Heer over de andere volken aan Petrus dankzij zijn ervaringen in Handelingen 10? (Het evangelie dient aan de andere volken te worden gepredikt en zij dienen zich in de Kerk van Jezus Christus te laten dopen.)

Verdeel de klas in groepjes van twee of drie om de cursisten te helpen leerstellingen terug te vinden in Handelingen 10. Geef elk groepje een exemplaar van het volgende uitreikblad of zet de vragen op het bord. Laat de cursisten de antwoorden in hun groepje bespreken.

Afbeelding
uitreikblad

Handelingen 10

Het Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — Les 89

  • Welke waarheid leren we uit het verhaal van Petrus en Cornelius over de manier waarop de Heer zijn kerk leidt?

  • Welke waarheid leren we over het feit dat de Heer geleidelijk waarheid aan Petrus openbaarde en niet alles tegelijk?

  • Welke waarheid kunnen we uit dit verhaal leren over wat God kan doen met instructies die Hij in het verleden heeft gegeven?

Geef de cursisten voldoende tijd en laat dan enkele cursisten de antwoorden van hun groepje op het bord zetten. Zie erop toe dat de volgende waarheden aan bod komen:

God geeft leiding aan zijn kerk door openbaring aan zijn profeet, de senior apostel.

Wij kunnen geleidelijk openbaring en begrip ontvangen als wij de Heer gehoorzamen.

God kan in zijn wijsheid, en naargelang de behoeften van zijn kinderen, instructies die Hij in het verleden heeft gegeven, wijzigen of eraan toevoegen.

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Laat de cursisten letten op de manier waarop de derde waarheid uit de vetgedrukte lijst wordt verduidelijkt.

Afbeelding
Ouderling D. Todd Christofferson

‘Door deze ervaring en openbaring aan Petrus veranderde de Heer de gewoonte in de kerk en openbaarde een vollediger leerstellig begrip aan zijn discipelen. En zo strekte de evangelieverkondiging zich uit tot de gehele mensheid.’ (‘De leer van Christus’, Liahona, mei 2012, 88.)

Geef de cursisten de tijd om door te nemen welk antwoord ze op de vraag van hun vriend noteerden. Moedig hen aan om te noteren welke nieuwe inzichten ze bij hun studie van Handelingen 10 hebben verkregen, en geef hen de mogelijkheid deze inzichten met de klas te delen.

Het kan nodig zijn om erop te wijzen dat, hoewel God de gebruiken van de kerk kan aanpassen en ons leerstellige begrip uitbreiden middels voortgaande openbaring (zie Geloofsartikelen 1:9), zijn goddelijke aard, eigenschappen, verbonden, leerstellingen en plan nooit veranderen. Dit te weten, kan ons helpen om geloof in God te hebben, en erop te vertrouwen dat Hij zijn kerk volgens zijn wil en op grond van de behoeften van zijn kinderen zal leiden.

Handelingen 11:1–18

Petrus legt de meningsverschillen onder de Joodse heiligen over de prediking van het evangelie aan de andere volken bij

  • Hoe denk je dat sommige Joodse leden van de kerk zich voelden toen ze hoorden dat Petrus met een niet-Jood omging? (Petrus’ omgang met een niet-Jood was een grote verandering in werkwijze en sommige leden konden deze wijziging moeilijk aanvaarden.)

Laat een cursist Handelingen 11:1–3 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan hoe de discipelen reageerden op wat Petrus had gedaan.

  • Hoe reageerden de discipelen op wat Petrus had gedaan?

Vat Handelingen 11:4–15 samen: Petrus beschreef aan de discipelen de visioenen die hij en Cornelius hadden ontvangen. Hij vertelde hen dat Cornelius en zijn gezin de leringen van Jezus Christus hadden ontvangen en vervolgens de macht van de Heilige Geest op dezelfde manier als Petrus en de andere discipelen hadden ervaren.

Laat een cursist Handelingen 11:16–17 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de conclusie van Petrus.

  • Wat denk je dat Petrus bedoelde toen hij zei, ‘Wie was ik dan dat ik bij machte zou zijn God tegen te houden?’ (vers 17)? (Petrus verzette zich niet tegen Gods gebod om de andere volken de kans te geven om het evangelie te ontvangen, zich te bekeren en zich te laten dopen.)

Laat de cursisten Handelingen 11:18 in stilte lezen en nagaan hoe de discipelen op de verklaring van Petrus reageerden.

  • Hoe reageerden de discipelen toen ze hoorden dat Petrus door God was geleid?

  • Welk beginsel leren we uit dit verhaal over de manier waarop we zij die de kerk presideren kunnen steunen en volgen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: Als wij weten dat zij die de kerk presideren door God worden geleid, dan kunnen we hen met overtuiging steunen en volgen. Dit beginsel is in hedendaagse Schriftuur bevestigd, waar staat dat God zijn wil heeft geopenbaard aan hen die de presiderende priesterschapssleutels bezitten [LV 28:2, 7; 42:11; 107:65–66].)

  • Hoe ben jij te weten gekomen dat zij die de kerk presideren door God worden geleid?

  • Welke raad van de profeten heb jij gevolgd omdat je wist dat profeten door God worden geleid?

Laat de cursisten zich tot doel stellen een sterker getuigenis te ontwikkelen van het feit dat zij die de kerk presideren door God worden geleid.

Handelingen 11:19–30

Ondanks vervolging gaat het werk van de Heer vooruit

Vat Handelingen 11:19–30 samen: omwille van vervolgingen werden enkele discipelen over het hele gebied verspreid, maar overal waar zij kwamen, predikten ze getrouw het evangelie van Jezus Christus.

Toelichting en achtergrondinformatie

Handelingen 10:21–24. Cornelius moest Petrus laten komen om de verordeningen van het evangelie te ontvangen

‘Een engel zien of een boodschap uit de hemel ontvangen, brengt geen heil; daarvoor moeten we de geboden onderhouden. Cornelius verlangde naar zaligheid en om die te verkrijgen, moest hij de nodige voorschriften gehoorzamen. De engel die aan Cornelius verscheen en hem de eerste instructies gaf, had hem kunnen vertellen wat hij diende te doen, maar hij stuurde hem naar Petrus, die het aardse gezag bezat. Dit is de werkwijze in het koninkrijk van God. Joseph Smith had dus gelijk toen hij zei: “De engel zei tegen die goede oude Cornelius dat hij Petrus moest laten komen om erachter te komen hoe hij gered kon worden […]: Petrus kon dopen en engelen konden dat niet — niet zolang er gezaghebbende functionarissen in het vlees waren die de sleutels van het koninkrijk of het gezag van het priesterschap droegen.” (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 118; cursivering toegevoegd.)’ (The Life and Teachings of Jesus and His Apostles [Church Educational System manual, 1979], 252.)

Handelingen 10:45. De gave van de Heilige Geest

De woorden ‘de gave van de Heilige Geest’ in Handelingen 10:45 verwijzen naar de macht van de Heilige Geest, die op deze niet-Joden was uitgestort. Dit is niet hetzelfde als de gave van de Heilige Geest die wij na de doop bij de verordening van de bevestiging ontvangen. (Zie Handelingen 8:14–17; Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 104.)

Handelingen 11. God geeft leiding aan zijn kerk door openbaring aan zijn profeet, de senior apostel

Ouderling L. Tom Perry van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende gezegd over de manier waarop openbaring voor de Kerk wordt ontvangen:

‘Er bestaat orde in de manieren waarop de Heer zijn wil aan het mensdom bekendmaakt. Wij allen kunnen de Heer onze vragen voorleggen en door zijn Geest inspiratie ontvangen binnen de grenzen van ons rentmeesterschap. Ouders kunnen openbaring ontvangen voor hun gezin, een bisschop voor zijn wijk, en het Eerste Presidium voor de hele kerk. We kunnen echter geen openbaring ontvangen voor iets dat onder het rentmeesterschap van een ander valt. De profeet Joseph Smith heeft gezegd:

“Het is in tegenspraak met Gods bestuur dat een lid van de kerk of iemand anders aanwijzingen ontvangt voor hen die in gezag boven hem staan.” [Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 213.]’ (‘Wij geloven alles wat God heeft geopenbaard’, Liahona, november 2003, 85–86.)

Handelingen 11. Openbaring komt vaak geleidelijk als wij handelen volgens wat wij weten

Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft geleidelijke openbaring vergeleken met een zonsopgang:

‘De geleidelijke toename van licht dat de opkomende zon uitstraalt, is als een boodschap van God die we “regel op regel […], voorschrift op voorschrift” ontvangen (2 Nephi 28:30). Openbaring komt meestal na verloop van tijd in kleine stapjes, op basis van ons verlangen, onze getrouwheid en onze voorbereiding. Dergelijke boodschappen van onze hemelse Vader vormen zich geleidelijk op onze ziel “als dauw uit de hemel” (LV 121:45). Dit patroon van openbaring is eerder regel dan uitzondering.’ (‘De geest van openbaring’, Liahona, mei 2011, 88.)

Afdrukken