Bibliotheek
Les 94: Handelingen 17


Les 94

Handelingen 17

Inleiding

Na hun vertrek uit Filippi onderwijzen Paulus en Silas het evangelie in Thessalonica en Berea. Omwille van de vervolging door ongelovigen in deze steden moet Paulus naar Athene vluchten, waar hij het volk op de Areopagus in de ware aard van God onderwijst.

Lessuggesties

Handelingen 17:1–15

Sommige Joden in Thessalonica proberen Paulus ervan te weerhouden het evangelie te prediken

Laat de cursisten uitleggen welk advies zij mensen in de volgende situaties zouden geven:

  1. Een jongeman die lid van de kerk is, hoort een lid van het Quorum der Twaalf Apostelen spreken over het belang van het huwelijk en het gezin in het plan van onze hemelse Vader. Enkele vrienden van deze jongeman geven aan dat ze het niet eens zijn met de leringen van de apostel. De jongeman wil zelf te weten komen of de leringen van de apostel waar zijn.

  2. Een jongevrouw twijfelt aan het belang van sabbatsheiliging. De meeste van haar vriendinnen gaan op zondag winkelen, slapen uit en doen geen moeite om naar de kerk te gaan. Haar moeder legt uit dat ze gezegend kan worden als ze de Heer op de sabbatdag eert, maar de jongevrouw gelooft nog steeds niet dat het belangrijk is de sabbatdag te heiligen.

Laat de cursisten bij hun studie van Handelingen 17 zoeken naar beginselen die hen helpen te weten te komen of de boodschappen die we van de dienstknechten van de Heer ontvangen, waar zijn.

Leg uit dat Paulus en Silas naar Thessalonica reisden, waar ze in de Joodse synagoge onderwezen. (U kunt de cursisten Thessalonica laten opzoeken op Bijbelkaart nummer 13, ‘De zendingsreizen van de apostel Paulus’.) Laat een cursist Handelingen 17:1–3 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat Paulus gebruikte om de Joden te onderwijzen.

  • Wat gebruikte Paulus om de Joden te onderwijzen?

Leg uit dat zette uiteen (vers 3) betekent ‘toonde’ of ‘verkondigde’. Paulus gebruikte passages uit de Schriften om te verkondigen of te tonen dat Jezus de Christus is.

Laat een cursist Handelingen 17:4–5 voorlezen, laat de klas meelezen en nagaan hoe de mensen in Thessalonica op de leringen van Paulus reageerden.

  • In welk opzicht verschilden de reacties van de mensen op de leringen van Paulus?

Vat Handelingen 17:6–9 samen: een bende ongelovigen ging op zoek naar Paulus en Silas. Toen ze hen niet vonden, gingen ze naar de bestuurders van de stad en beweerden ze dat de leringen van Paulus een dreiging voor het gezag van Caesar waren.

Laat een cursist Handelingen 17:10–12 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan waar Paulus en Silas naartoe vluchtten. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Hoe reageerden de Joden in Berea volgens vers 12 op de leringen van Paulus?

Zet de volgende onvolledige som op het bord:

__________________________ + _____________________________ = Geloof

  • Wat deden de mensen volgens vers 11 eerst waardoor ze in de leringen van Paulus gingen geloven? (Nadat de cursisten geantwoord hebben, schrijft u de volgende uitspraak op het bord als het eerste deel van de som: Zij ontvingen de woorden van Paulus met grote bereidwilligheid.)

Om de cursisten te laten inzien wat het betekent om ‘het woord met grote bereidwilligheid [te ontvangen]’, brengt u een bal mee naar de klas en laat u twee cursisten naar voren komen. Laat de ene cursist zich klaarzetten om de bal op te vangen en laat de andere cursist de bal naar de eerste cursist gooien. Vraag de klas naderhand hoe ze konden zien dat de eerste cursist klaar was om de bal op te vangen.

Laat nu de eerste cursist demonstreren dat hij of zij niet klaar is om de bal op te vangen en zo blijven staan terwijl de andere cursist opnieuw de bal gooit. Laat de tweede cursist opnieuw met de bal gooien (en opletten dat hij of zij de eerste cursist niet bezeert). Vraag de klas hoe ze konden zien dat de eerste cursist niet klaar was om de bal op te vangen. Laat de twee cursisten weer naar hun plaats terugkeren.

Laat de cursisten demonstreren hoe het eruit ziet als iemand klaar is om de woorden van de dienstknechten van God te ontvangen. Laat hen daarna demonstreren hoe het eruit ziet als iemand niet klaar is om de woorden van de dienstknechten van God te ontvangen. (De cursisten kunnen bijvoorbeeld hun Schiften dichtklappen, met een klasgenoot praten of zich bezig houden met elektronische apparaten.)

  • Afgezien van zijn of haar uiterlijk, wat kan er gebeuren in het hart en het verstand van iemand die klaar is om een evangelieboodschap te ontvangen?

Vestig de aandacht van de cursisten op de tweede lege plek in de som op het bord.

  • Wat deden de mensen volgens vers 11 nog meer waardoor ze in de leringen van Paulus gingen geloven? (Nadat de cursisten geantwoord hebben, schrijft u de volgende uitspraak op het bord als het tweede deel van de som: Zij onderzochten dagelijks de Schriften om de woorden van Paulus te begrijpen.)

  • Welk beginsel dat ons kan helpen ons geloof in de woorden van de dienstknechten van God te versterken, kunnen wij uit Handelingen 17:10–12 leren? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: Als wij de woorden van de dienstknechten van God met grote bereidwilligheid ontvangen en dagelijks de Schriften bestuderen, dan zal ons geloof in hun woorden worden versterkt.)

Neem de scenario’s die aan het begin van de les werden beschreven nog eens door.

  • Hoe kan dit beginsel de mensen in deze scenario’s helpen?

  • Hoe kan dagelijkse Schriftstudie ons vermogen om de waarheid te geloven, beïnvloeden?

Laat de cursisten overwegen wanneer ze de waarheid van dit beginsel hebben ervaren. U kunt enkele cursisten vragen over hun ervaringen te vertellen.

Moedig de cursisten aan de woorden van profeten, leiders, leraars en ouders met ‘grote bereidwilligheid’ te ontvangen en om dagelijks in de Schriften te lezen.

Vat Handelingen 17:13–15 samen: toen de Joden in Thessalonica hoorden dat Paulus in Berea predikte, kwamen ze de mensen in Berea ophitsen. Paulus moest weer vluchten en reisde naar Athene.

Handelingen 17:16–34

Paulus predikt op de Areopagus

Laat de cursisten Bijbelfoto nummer 29, ‘Athene’ opzoeken in de Gids bij de Schriften. Wijs erop dat op deze foto een van de tempels staat die in Athene werden gebruikt voor de aanbidding van valse goden. In deze tempels stonden standbeelden van deze goden. Buiten stonden altaren waarop offers aan deze valse goden werden gebracht.

Vat Handelingen 17:16–21 samen: Paulus was erg bezorgd omwille van de afgoderij in Athene, en hij ging onderwijzen in hun synagogen en op marktpleinen. Filosofen nodigden Paulus uit om zijn ‘nieuwe leer’ (vers 19) uit te leggen aan de raad van rechters, die op de Areopagus bijeenkwam.

Laat een cursist Handelingen 17:22–23 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat Paulus had opgemerkt aan een van de altaren in Athene.

  • Wat had Paulus gezien op een van die altaren in Athene?

Leg uit dat Paulus volgens vers 22 de Atheners vleide door te zeggen dat ze ‘zeer godsdienstig’ waren, oftewel ‘zorgvuldig in goddelijke zaken’. Het altaar ‘aan een onbekende god’ (vers 23) was een poging van de Atheners om een onkenbare of niet-genoemde god tevreden te stellen. Zij wilden duidelijk geen enkele god beledigen of veronachtzamen.

Vestig de aandacht op de laatste zin van Handelingen 17:23 en vraag vervolgens:

  • Waarom vermeldde Paulus dit altaar ‘aan een onbekende god’? (Hij gebruikte het om hen kennis te laten maken met de ware God, hemelse Vader, de God die zij niet kenden.)

Verdeel de klas in kleine groepjes. Laat elk groepje in Handelingen 17:24–31 zoeken naar zo veel mogelijk waarheden over de God die de mensen van Athene niet kenden. Zet ondertussen de cijfers 24 tot en met 31 op het bord. Geef de cursisten voldoende tijd en laat dan enkele cursisten een gevonden waarheid naast het nummer van het desbetreffende vers op het bord zetten. (Om de cursisten te helpen een waarheid terug te vinden in Handelingen 17:27, legt u uit dat dit vers in de Bijbelvertaling van Joseph Smith als volgt wordt vertaald: ‘Dat zij de Here moeten zoeken, zo ze Hem willen vinden, want Hij is niet ver van ieder van ons.’)

U kunt de cursisten in overweging geven om deze waarheden in hun Schriften te markeren. Mogelijke antwoorden:

  • Vers 24: God heeft de wereld geschapen.

  • Vers 25: God geeft leven aan alle dingen.

  • Vers 26: God bestuurt alle leven.

  • Vers 27: Als wij gewillig zijn God te zoeken, zullen wij merken dat Hij niet ver van ons is verwijderd.

  • Vers 28: Wij zijn van Gods geslacht.

  • Vers 29: Wij zijn geschapen naar Gods beeld.

  • Vers 30: God gebiedt iedereen zich te bekeren.

  • Vers 31: God zal ons oordelen; God zal alle mensen uit de dood doen opstaan.

Laat de cursisten een waarheid uitkiezen die voor hen van betekenis is. Vraag enkele cursisten waarom ze voor die waarheid kozen en waarom die voor hen van betekenis is.

Vestig de aandacht op de leerstelling: ‘Wij zijn van Gods geslacht’.

  • Wat houdt het in om van Gods ‘geslacht’ te zijn? (Wij zijn geestkinderen van onze hemelse Vader.)

  • Waarom is het belangrijk om deze leerstelling te begrijpen? (Het kan ertoe bijdragen dat we inzien dat we van eeuwige waarde zijn voor onze hemelse Vader en dat we het potentieel hebben om te worden zoals Hij.)

  • Welke problemen of verwarringen kunnen er ontstaan als men deze leer niet begrijpt?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Laat de klas luisteren waarom wij onszelf bovenal als kinderen van God dienen te beschouwen.

Afbeelding
Ouderling Dallin H. Oaks

‘Let op hoe je jezelf typeert. Typeer of definieer jezelf niet volgens een of andere tijdelijke eigenschap. De enige eigenschap die ons typeert, is dat wij een zoon of dochter van God zijn. Dit feit overstijgt alle andere eigenschappen zoals ras, beroep, lichamelijke eigenschappen, titels, of zelfs religieuze overtuiging.’ (‘How to Define Yourself’, New Era, juni 2013, 48.)

  • Waarom is het belangrijk om te onthouden dat wij bovenal kinderen van God zijn?

Vestig de aandacht op het beginsel ‘Als wij gewillig zijn God te zoeken, zullen wij merken dat Hij niet ver van ons is verwijderd’.

  • Hoe kunnen wij ernaar streven God te leren kennen en dichter tot Hem te komen?

  • Hoe verandert ons verlangen om Hem te leren kennen als wij begrijpen wat onze relatie tot God is?

  • Wanneer heb jij gevoeld dat je hemelse Vader dicht bij jou was?

Vat Handelingen 17:32–34 samen: de Atheners reageerden gemengd toen Paulus over ‘de opstanding van de doden’ sprak (vers 32). Sommigen bespotten Paulus, anderen wilden graag meer weten en nog anderen geloofden hem.

U kunt getuigen dat de cursisten God kunnen leren kennen en Hem begrijpen, ook al kennen veel mensen Hem niet. Laat de cursisten Aan de bekende God op een papiertje of een kaartje schrijven en manieren noteren waarop ze een relatie met God kunnen nastreven en ontwikkelen. Moedig ze aan het papiertje ergens op te hangen zodat ze aan hun doelen worden herinnerd.

Toelichting en achtergrondinformatie

Handelingen 17:18. Epicuristen en Stoïcijnen

‘In Athene ontmoette Paulus enkele epicurische en stoïsche wijsgeren (zie Handelingen Handelingen 17:18). Het epicurisme is vernoemd naar Epicurus (341–270 v.C.). Volgens zijn filosofie is de wereld per toeval ontstaan en kent zij geen doel of betekenis. Epicuristen geloofden dat de goden, als zij al bestonden, zich niet met stervelingen bezighielden en dat het geluk te vinden is in de afwezigheid van zorgen en pijn, en in het genieten met mate.

Het stoïcisme is gebaseerd op de ideeën van Zeno (333–264 v.C.). Het stoïcisme of de Stoa zegt dat alle dingen volgens de goddelijke rede zijn geschapen, geordend en bepaald. De stoïcijnen geloofden dat de mens begiftigd was met een sprankje rede en dat men naar harmonie met de goddelijke order der dingen diende te streven, hartstochten diende te beheersen en een moreel integer leven diende te leiden.’ (New Testament Student Manual [Church Educational System manual, 2014], 315–316; zie ook Bible Dictionary, ‘Epicureans’, ‘Stoics’.)

Handelingen 17:11. ‘Zij ontvingen het woord met grote bereidwilligheid’

President Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium heeft gezegd:

‘Hoe meer we ons hart en verstand op God richten, hoe meer hemels licht op onze ziel neerdaalt. En telkens als we bereidwillig en oprecht op zoek gaan naar dat licht, tonen we God dat we klaar zijn om meer licht te ontvangen. Geleidelijk worden zaken die voorheen vaag, duister en ver weg leken, duidelijk, helder en bekend.’ (‘Een getuigenis van licht en waarheid krijgen’, Liahona, november 2014, 22.)

Afdrukken