Bibliotheek
Les 39: Markus 9:1–29


Les 39

Markus 9:1–29

Inleiding

Jezus wordt in de aanwezigheid van Petrus, Jakobus en Johannes verheerlijkt. Vervolgens vertelt Hij ze over de rol van Johannes de Doper als een Elia om de weg voor de Messias te bereiden. Als Jezus bij de andere discipelen terugkeert, smeekt een man Hem om zijn maanzieke zoon te genezen. Jezus drijft de boze geest uit en leert zijn discipelen hoe belangrijk bidden en vasten is.

Lessuggesties

Markus 9:1–13

Jezus wordt in de aanwezigheid van Petrus, Jakobus en Johannes verheerlijkt, en vertelt over Elia.

Laat enkele vrijwilligers voor de klas komen en heel even een activiteit demonstreren die lichamelijke kracht bevordert.

  • Waarom zou iemand lichamelijk sterker willen of moeten worden?

  • Hoe kan lichamelijke kracht vergeleken worden met geestelijke kracht, ofwel met geloof in Jezus Christus?

  • In wat voor situaties kan ons geloof in Jezus Christus worden beproefd en hebben we meer kracht nodig? (Zet de reacties van de cursisten op het bord.)

Laat de cursisten tijdens het bestuderen van Markus 9:1–29 waarheden opzoeken waarmee ze hun geloof in Jezus Christus kunnen versterken.

Vat Markus 9:1–13 samen door uit te leggen dat er een verslag van de verheerlijking van Jezus op de berg der verheerlijking in staat, die in de aanwezigheid van Petrus, Jakobus en Johannes plaatsvond. Er staat in deze teksten ook dat Jezus aan deze apostelen vertelde dat Johannes de Doper de geprofeteerde rol van een Elia had vervuld, of van iemand die de weg voor de komst van de Heiland voorbereidt. (Zie Markus 9:11–13.)

Markus 9:14–29

Jezus werpt een boze geest uit het lichaam van de zoon van een man

Laat een cursist Markus 9:14–15 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken met wat voor situatie de Heiland te maken kreeg toen Hij van de berg bij de andere discipelen terugkwam. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Laat een cursist de woorden van de Heiland voorlezen en een andere cursist de woorden van de vader in Markus 9:16–24 (u kunt deze opdracht vóór de les uitdelen en de cursisten hun woorden laten opzoeken). U kunt de rol van verteller spelen of een derde cursist daarvoor vragen. Laat de cursisten hun gedeelten in Markus 9:16–18 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de vader van de discipelen van de Heiland verwachtte.

  • Wat wilde de vader voor zijn zoon? (U moet wellicht uitleggen dat de zoon door een boze geest was bezeten, waardoor hij doofstom was [zie Markus 9:17, 25, en andere klachten had. Wanneer de boze geest bezit van de jongen nam, kreeg hij stuiptrekkingen, stond het schuim hem op de mond, knarste hij met zijn tanden en verstijfde hij.)

Laat de cursisten zich voorstellen dat ze deze vader zijn en zich afvragen of hun geloof in de Heiland en zijn macht beïnvloed zou zijn toen de discipelen zijn zoon niet konden genezen.

Laat de cursisten hun gedeelten in Markus 9:19–22 verder voorlezen. Laat de klas meelezen en zich voorstellen hoe deze vader zich gevoeld moet hebben toen hij met de Heiland sprak.

  • Wat zou deze vader gevoeld hebben toen hij met de Heiland sprak?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Laat de klas opletten wat ouderling Holland aan ons begrip van de gevoelens en smeekbeden van de vader toevoegt.

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Omdat dit nog zijn enige hoop is, grijpt deze vader het beetje geloof aan dat hij heeft en pleit bij de Heiland van de wereld: ‘Als U iets kunt, wees dan met innerlijke ontferming bewogen over ons en help ons’ [Markus 9:22; cursivering toegevoegd ]. Ik kan die woorden nauwelijks lezen zonder te huilen. Het meervoudig persoonlijk voornaamwoord ons wordt duidelijk bewust gebruikt. De man zegt in feite: “Ons hele gezin smeekt. Onze worsteling houdt niet op. We zijn uitgeput. Onze zoon valt in het water. Hij valt in het vuur. Hij is voortdurend in gevaar en wij leven voortdurend in angst. We kunnen geen kant meer op. Kunt U ons helpen? We zijn al blij met iets — een halve zegen, een sprankje hoop, een beetje verlichting van de last die de moeder van deze jongen iedere dag van haar leven draagt.”’ (‘Ik geloof, Heere’, Liahona, mei 2013, 93.)

Laat de cursist die de woorden van de Heiland voorleest Markus 9:23 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heiland tegen de vader zei.

  • In wie moest de vader geloven?

  • Welk beginsel bracht de Heiland deze vader bij? (De cursisten kunnen verschillende woorden gebruiken, maar zorg ervoor dat ze deze waarheid goed begrijpen: Als we in Jezus Christus geloven, is alles mogelijk. U kunt de cursisten aanmoedigen om de woorden in vers 23 te markeren waarin dit beginsel wordt vermeld.)

Bespreek dat ‘alle dingen’ betrekking heeft op alle rechtschapen zegeningen die overeenkomen met de wil, de doeleinden en de timing van God.

  • Hoe kan geloof in dit beginsel nuttig zijn voor iemand die onmogelijke moeilijkheden moet overwinnen?

Laat de cursist die de rol van de vader speelt Markus 9:24 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe de vader reageert op het beginsel dat de Heiland uitlegt.

  • Hoe zouden jullie het geloof van de vader op dat moment beschrijven?

Vraag de cursisten goed op de twee reacties van de vader te letten. Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Jeffrey R. Holland voorlezen. Laat de cursisten opletten wat uit de uitspraak van de vader blijkt, en wat wij op momenten van ongeloof, twijfel of angst kunnen doen.

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Wanneer de vader met het probleem van geloof wordt geconfronteerd, brengt hij eerst zijn kracht naar voren en dan pas zijn beperking. Zijn eerste uitspraak is bevestigend en zonder aarzeling: “Ik geloof, Heere.” Tot allen die meer geloof zouden willen hebben, zeg ik: denk aan deze man! In tijden van angst of twijfel of moeilijkheden, houd vast aan wat je al hebt, zelfs al is dat maar weinig. Bij de groei die we allemaal in dit sterfelijk leven moeten meemaken, krijgen we te maken met een geestelijk equivalent van de ziekte van deze jongen of de wanhoop van deze ouder. Als die tijd komt en problemen zich voordoen waarvan de oplossing niet onmiddellijk in zicht is, houd dan vast aan wat je al weet en wees sterk totdat er meer kennis komt.’ (‘Ik geloof, Heere’, 93–94.)

  • Wat kunnen we volgens de ervaring van deze vader op momenten van ongeloof doen? (Als de cursisten reageren, zet u de volgende onvolledige uitspraak op het bord: Als we ons vasthouden aan wat we geloven, …)

  • Wat kunnen we uit het andere gedeelte van de uitspraak van de vader in vers 24 over het omgaan met ongeloof leren? (Als de cursisten geantwoord hebben, voegt u de volgende woorden toe aan de uitspraak op het bord: en de hulp van de Heer inroepen, …)

Laat een cursist Markus 9:25–27 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heiland deed in antwoord op de smeekbeden van de vader.

  • Wat deed de Heiland in antwoord op de smeekbeden van de vader?

  • Hoe zouden jullie de uitspraak op het bord afmaken, als je rekening houdt met wat je vandaag geleerd hebt? (Als de cursisten antwoord hebben gegeven, maakt u de zin op het bord af, zodat het volgende beginsel duidelijk wordt: Als we ons vasthouden aan wat we geloven, en de hulp van de Heer inroepen, zal Hij ons geloof versterken.)

Vestig de aandacht van de cursisten op de situaties op het bord, die u aan het begin van de les hebt besproken.

  • Hoe kan dit beginsel in dergelijke situaties gebruikt worden?

  • Wanneer hebben jullie, of iemand die je kent, op een moment van ongeloof hulp van de Heer ontvangen door te geloven en zijn hulp in te roepen? (U kunt ook over een persoonlijke ervaring vertellen.)

Moedig de cursisten aan om dit beginsel op momenten van ongeloof toe te passen.

Herinner de cursisten eraan dat deze vader zijn zoon aanvankelijk naar de discipelen van Jezus bracht om genezen te worden. Laat de cursisten zich voorstellen dat zij deze discipelen zijn.

  • Wat zouden jullie gedacht of gevoeld hebben als je niet in staat was om die boze geest uit die jongen te verbannen.

Laat een cursist Markus 9:28 voorlezen, en laat de klas de vraag opzoeken die de discipelen aan Jezus stelden.

  • Welke vraag stelden de discipelen aan Jezus?

Laat de cursisten Markus 9:19 doorlezen en opzoeken hoe de Heiland de aanwezige mensen, waaronder zijn discipelen, noemde. (Ze waren ‘ongelovig’.) Leg uit dat ongelovig hier een gebrek aan geloof in Jezus Christus betekent. Geloof in Jezus Christus is essentieel voor een effectieve priesterschapszegen.

Laat een cursist Markus 9:29 voorlezen. Laat de klas meelezen en de reactie van de Heiland op de vraag van zijn discipelen opzoeken.

  • Wat legde de Heiland aan zijn discipelen uit?

  • Hoe kan bidden en vasten iemands geloof beïnvloeden? (Als de cursisten antwoord hebben gegeven, zorgt u ervoor dat ze deze waarheid begrijpen: Ons geloof in Jezus Christus kan door bidden en vasten toenemen.)

Laat een cursist de volgende woorden uit het boekje Trouw aan ’t geloof voorlezen. Laat de klas op verschillende situaties letten waarin deze waarheid toegepast kan worden:

‘[Uit dit verslag waarin Jezus een boze geest uit de zoon van een man werpt kunnen we] leren dat bidden en vasten kracht kan schenken aan wie een priesterschapszegen geeft of ontvangt. Ook is het van toepassing op uw inspanningen om het evangelie na te leven. Als u een zwakte of zonde hebt die u in moeilijkheden brengt, zult u wellicht moeten bidden en vasten om hulp of vergiffenis. Evenals de demon die door Christus werd uitgedreven, kan uw probleem van dien aard zijn dat alleen vasten en bidden uitkomst bieden.’ (Trouw aan ’t geloof: evangeliewijzer [2004], 169.)

  • Wat zijn volgens deze uitspraak enkele situaties waarin we deze waarheid kunnen toepassen?

  • Wanneer is jullie geloof in Christus door bidden en vasten toegenomen en was je in staat om de gewenste zegeningen te ontvangen?

Laat de cursisten zich afvragen wat voor zegeningen zij zichzelf en anderen toewensen, die verkregen kunnen worden als zij hun geloof in Jezus Christus door bidden en vasten vergroten. Laat ze als doel opschrijven dat ze de volgende vastenzondag voor deze zegeningen zullen bidden.

Afbeelding
scripture mastery icon
Kerntekstenbeheersing

U kunt vooruitblikken op enkele kernteksten die de cursisten wellicht nog niet kennen. Moedig ze aan om die te lezen en te markeren. U kunt elke cursist of alle koppels een nieuwe kerntekst toewijzen. Laat ze tekeningen maken die de waarheid in hun teksten voorstellen. Laat ze hun tekeningen aan de klas uitleggen. U kunt de tekeningen ophangen en er later op terugkomen.

(Noot: U kunt deze activiteit aan het begin of het einde van de les houden, afhankelijk van de beschikbare tijd.)

Toelichting en achtergrondinformatie

Markus 9:22–24. Ons aan ons geloof vasthouden en hulp zoeken om ons geloof te versterken

Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de volgende raad over het versterken van ons geloof gegeven:

‘Als er problemen komen en vragen ontstaan, begin je zoektocht naar geloof dan niet door te zeggen wat je niet hebt, zodat je je als het ware door je “ongeloof” laat leiden. […] Ik vraag je niet om geloof voor te wenden dat je niet hebt. Ik vraag je om trouw te zijn aan het geloof dat je wel hebt. Soms doen we alsof een eerlijke uiting van twijfel een hogere manifestatie van morele moed is dan een eerlijke uiting van geloof. Dat is het niet! Dus laten we de duidelijke boodschap van dit Schriftuurlijke verslag onthouden: wees zo vrijmoedig over je vragen als nodig is; het leven is vol vragen over het een of andere onderwerp. Maar als jij en je familie genezen willen worden, laat die vragen dan niet het geloof in de weg staan dat een wonder bewerkstelligt. […]

‘Het laatste wat opvalt: als twijfel en moeilijkheden zich voordoen, wees dan niet bang om hulp te vragen. Als we even nederig en eerlijk hulp willen als die vader, dan krijgen we die. In de Schriften wordt zo’n ernstig verlangen een “eerlijke bedoeling” genoemd, en het wordt nagestreefd “met een volmaakt voornemen des harten, zonder huichelarij en bedrog voor het aangezicht van God” [2 Nephi 31:13]. Ik getuig dat God in antwoord op zo’n dringend verzoek, altijd hulp van beide zijden van de sluier zal sturen om ons geloof te versterken.’ (‘Ik geloof, Heere’, Liahona, mei 2013, 94.)

Als er cursisten zijn die twijfels of angst hebben naar aanleiding van de leer of geschiedenis van de kerk van de Heiland, kunt u ze relevante artikelen laten lezen van de evangelieonderwerpen van de kerk (zie lds.org/topics).

Markus 9:28–29. Vasten en bidden

Ouderling Joseph B. Wirthlin van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende gezegd:

‘In de Schriften wordt het woord vasten meestal met bidden gecombineerd. Zonder gebed is vasten niet echt vasten; dan is het meer honger lijden. Als we willen dat ons vasten meer is dan niet eten, moeten we ons hart, ons verstand en onze stem verheffen en met onze hemelse Vader communiceren. Vasten en gebed zijn samen heel krachtig.’ (‘The Law of the Fast’, Ensign, mei 2001, 73.)

Voor meer instructies over vasten en bidden, met de toegenomen geestelijke kracht die daarbij hoort, leest u ouderling Carl B. Pratt, ‘Op de juiste manier vasten’, Liahona, november 2004, 47–49.

Afdrukken