Bibliotheek
Les 12: Mattheüs 7


Les 12

Mattheüs 7

Inleiding

In het vervolg van zijn Bergrede leert Jezus Christus zijn discipelen rechtvaardig te oordelen. Hij spreekt ook over het ontvangen van persoonlijke openbaring en het doen van de wil van onze hemelse Vader.

Lessuggesties

Mattheüs 7:1–5

In zijn Bergrede leerde Jezus Christus zijn discipelen rechtvaardig te oordelen.

Zet de volgende vraag op het bord vóór de les begint: Mogen we anderen beoordelen of niet? Laat de cursisten aan het begin van de les de vraag beantwoorden.

Afbeelding
De Bergrede

Carl Heinrich Bloch, De Bergrede. Met dank aan het Nationaal Historisch Museum in Kasteel Frederiksborg te Hillerød (Denemarken). Kopiëren niet toegestaan.

Laat de plaat De Bergrede zien (Evangelieplatenboek [2009], nummer 39; zie ook LDS.org). Leg uit dat Jezus in de Bergrede zijn discipelen leerde over oordelen.

Laat een cursist Mattheüs 7:1 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en op te letten wat de Heiland heeft gezegd over oordelen. Wijs erop dat vers 1 niet betekent dat we nooit mogen oordelen. Laat een cursist uit de Bijbelvertaling van Joseph Smith Mattheüs 7:1–2 voorlezen.

  • Wat leerde de Heiland over oordelen?

  • Wat houdt ‘rechtvaardig oordelen’ in?

Laat een cursist Mattheüs 7:2 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en op te letten wat de gevolgen voor ons zijn als we anderen oordelen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Wat zal er gebeuren als we oordelen met een rechtvaardig oordeel? (Zie erop toe dat de cursisten bij hun bespreking van deze vraag het volgende beginsel benoemen: Als we anderen rechtvaardig oordelen, zal God dezelfde genade en eerlijkheid naar ons uitstrekken.)

Deel indien mogelijk het volgende citaat uit Trouw aan het geloof uit. Vraag een cursist het voor te lezen. Laat de helft van de klas meelezen en opletten hoe we dienen te oordelen en hoe niet. Laat de andere helft van de klas opletten hoe we rechtvaardig kunnen oordelen.

Afbeelding
uitreikblad, oordelen

Het Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — Les 12

‘Er zijn mensen die vinden dat we in geen geval mogen oordelen. Hoewel het waar is dat u anderen niet mag veroordelen of onrechtvaardig oordelen, zult u uw hele leven wel ideeën, situaties en mensen moeten beoordelen. […]

Oordelen is een belangrijk onderdeel van uw keuzevrijheid en u moet er zorgvuldig mee omgaan, vooral als u andere mensen beoordeelt. Bij al uw beoordelingen moet u uitgaan van rechtvaardige maatstaven. Denk eraan dat het uiteindelijk aan God is, die iemands hart kent, om tot een definitief oordeel van mensen te komen. (Zie Openbaring 20:12; 3 Nephi 27:14; LV 137:9.) […]

Probeer zoveel mogelijk de situatie te beoordelen in plaats van de mensen zelf. Onthoud u, zo mogelijk, van een oordeel totdat de feiten u bekend zijn. Sta altijd open voor de Heilige Geest, die u in uw beslissing kan leiden.’ (Trouw aan het geloof: evangeliewijzer [2004], 90–91.)

  • Welke soorten oordelen dienen we te vellen?

  • Hoe kunnen wij rechtvaardig oordelen?

Laat een minuscule houtsplinter en een lange, dikke houten balk zien. Leg uit dat toen de Heiland zijn discipelen leerde over oordelen, Hij een klein stukje hout een splinter noemde en een groot stuk hout een balk. Laat een cursist Mattheüs 7:3 voorlezen; laat de klas meelezen en opletten wat de Heiland over het oordelen van anderen zegt.

  • Wat zouden de splinter en de balk in de gelijkenis van de Heiland kunnen betekenen?

  • Hoe zou je de leerstelling van de Heiland in vers 3 in je eigen woorden samenvatten?

Laat twee cursisten voor de klas komen. Laat de ene cursist een balk voor zijn of haar ogen houden. Vraag aan de tweede cursist:

  • Zou je willen dat je klasgenoot een houtsplinter uit je oog haalt met een balk voor zijn of haar ogen? Waarom niet?

Vraag aan de cursist met de balk:

  • Wat zou je moeten doen om duidelijk genoeg te kunnen zien zodat je de splinter uit het oog van je klasgenoot kunt halen?

Laat de cursist met de balk het volgende citaat van president Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium voorlezen:

Afbeelding
President Dieter F. Uchtdorf

‘Deze kwestie van balken en splinters heeft kennelijk veel te maken met ons onvermogen om onszelf duidelijk te zien. Ik snap niet helemaal waarom we wel prima in staat zijn de gebreken van andere mensen op te merken en er een oplossing voor aan te dragen, maar vaak voorbijzien aan die van onszelf.’ (‘Ben ik het, Heere?’ Liahona, november 2014, 56.)

Laat de twee cursisten weer naar hun plaats terugkeren. Laat een cursist Mattheüs 7:4–5 voorlezen; laat de klas meelezen en opletten over wiens fouten wij ons zorgen dienen te maken.

  • Dienen we bezorgd te zijn om andermans fouten en die te willen corrigeren, of om de onze? Waarom?

  • Wat kunnen wij van deze verzen leren dat ons helpt voorkomen anderen onrechtvaardig te oordelen? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Als wij ons concentreren op het verwijderen van onze eigen zonden en zwakheden, zullen we minder geneigd zijn anderen onrechtvaardig te oordelen.)

  • Hoe kan dit beginsel ons helpen als we zwakheden zien in anderen?

U kunt de cursisten een blokje hout geven om dit beginsel te helpen onthouden. Laat de cursisten nadenken over de zonden of zwakheden die ze uit hun eigen leven kunnen verwijderen. Moedig hen aan om de hulp van de Heer in te roepen bij het wegwerken van hun eigen zwakheden in plaats van anderen onrechtvaardig te veroordelen.

Mattheüs 7:6–14

De Heiland spreekt over het ontvangen van persoonlijke openbaring.

Vat Mattheüs 7:6 samen: de Bijbelvertaling van Joseph Smith verduidelijkt dat Jezus Christus zijn discipelen het gebod gaf om de hele wereld in te gaan en te prediken. Zij dienden bekering te prediken maar de verborgenheden van het koninkrijk Gods voor zichzelf te houden. Zij mochten dus geen heilige onderwerpen bespreken met mensen die er niet klaar voor waren. (Zie Bijbelvertaling van Joseph Smith, Mattheüs 7:9–11 [in de Gids bij de Schriften].)

Leg uit dat in de Bijbelvertaling van Joseph Smith, Mattheüs 7:7 begint met de zinsnede ‘Zeg hen, vraag aan God’. Laat een cursist vers 7 voorlezen, te beginnen met deze zinsnede. Laat de klas meelezen en opletten wat de discipelen volgens de Heiland dienden te onderwijzen.

  • Wat dienden de discipelen te onderwijzen aan mensen die kennis van God wilden ontvangen?

  • Welk beginsel kunnen we uit vers 7 leren over de manier waarop wij heilige kennis van God kunnen begrijpen? (Zie erop toe dat de cursisten bij hun bespreking van deze vraag het volgende beginsel benoemen: Als wij in onze zoektocht naar de waarheid vragen, zoeken en kloppen, zal onze hemelse Vader antwoorden en ons zegenen met persoonlijke openbaring.)

  • Wat vertellen de woorden vraag, zoek en klop over wat wij dienen te doen om persoonlijke openbaring te ontvangen?

Vraag een paar cursisten iets te vertellen over een ervaring waarbij ze persoonlijke openbaring hebben ontvangen door te vragen, zoeken en kloppen.

Vat Mattheüs 7:9–11 samen: de Heiland leerde dat zoals een liefhebbende vader zijn zoon geen steen of slang zou geven als hij om brood of vis vroeg, onze hemelse Vader de gave van persoonlijke openbaring niet ontzegt aan zijn kinderen als zij daarom vragen.

Moedig de cursisten aan geloof te oefenen en te vragen, zoeken en kloppen, om persoonlijke openbaring en meer begrip van het evangelie te verkrijgen. Getuig dat hun hemelse Vader zal antwoorden als zij dat doen in geloof en met geduld.

Laat een cursist Mattheüs 7:12–14 voorlezen. Laat de klas meelezen en zoeken naar bijkomende waarheden die de discipelen dienden te onderwijzen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Mattheüs 7:15–27

De Heiland belooft heil aan hen die de wil van de Vader doen.

Laat de cursisten enkele ideeën op het bord schrijven die in de wereld algemeen aanvaard maar in strijd met het plan van onze hemelse Vader zijn.

  • Waarom is het belangrijk om te weten of een persoon of een groep een idee verkondigt dat in strijd is met het plan van onze hemelse Vader?

Laat een cursist Mattheüs 7:15 voorlezen. Vraag dan:

  • Waartegen waarschuwde de Heer zijn discipelen? Hoe zouden deze valse profeten volgens Hem vermomd kunnen zijn?

Afbeelding
Ouderling M. Russell Ballard

Leg uit dat ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gewaarschuwd voor hedendaagse valse profeten, zoals ‘mannen en vrouwen, die op eigen titel zogenaamde leerstellingen van de kerk verkondigen’ en ‘mensen, die zich door het geschreven of gesproken woord tegen de ware profeten van God keren, en die actief volgelingen proberen te vinden, zonder rekening te houden met het eeuwig welzijn van de mensen die zij misleiden.’(‘Pas op voor valse profeten en leraren’, Liahona, januari 2000, 74.)

Laat een cursist Mattheüs 7:16–20 voorlezen. Laat de cursisten meelezen en zich afvragen hoe wij valse profeten en valse leraars kunnen herkennen.

  • Hoe kunnen wij valse profeten en valse leraars herkennen? (Zet na de antwoorden van de cursisten de volgende waarheid op het bord: Aan hun vruchten kunnen we valse profeten herkennen.)

Laat twee soorten fruit zien. Vraag de cursisten aan welke plant deze vruchten groeien. Leg uit dat wij valse profeten en valse leraren aan hun leringen, daden en ideeën kunnen herkennen, net zoals we planten kunnen herkennen aan hun vruchten.

  • Hoe kunnen wij, met deze waarheid in gedachten, personen of groepen herkennen voor wie we moeten uitkijken?

  • Wat heeft de lijst met ideeën te maken met deze waarheid?

Vat Mattheüs 7:21–23 samen: niet iedereen die beweert in Jezus Christus te geloven, zal zijn koninkrijk binnengaan, maar zij die de wil van hun hemelse Vader doen en Hem leren kennen, zullen het koninkrijk der hemelen binnengaan.

Laat een steen en een schaal met zand zien. Vraag de cursisten of ze liever hun huis op een rots of op het zand zouden bouwen. Laat ze uitleggen waarom.

Laat een cursist Mattheüs 7:24–27 voorlezen.

  • Zoek in vers 24 wie volgens de Heiland lijkt op een verstandig man die zijn huis op een rots bouwt.

  • Zoek in vers 26 wie volgens de Heiland lijkt op een dwaas man die zijn huis op zand bouwt.

  • Wat betekenen volgens jou de slagregen, de waterstromen en de winden in deze vergelijking (zie vers 27; zie ook Helaman 5:12)?

  • Welke beginselen aangaande het handelen naar de leringen van de Heer kunnen wij uit deze verzen leren? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Als we luisteren naar de leringen van de Heer en ernaar handelen, zal Hij ons versterken in onze beproevingen. Als we de leringen van de Heer horen maar ze niet volgen, zullen we in tijden van beproevingen niet de nodige steun krijgen.)

Laat de cursisten nadenken over wat de Heer leerde in de Bergrede (zie Mattheüs 5–7). Nodig hen uit het voorbeeld van de verstandige man te volgen en te handelen naar de beginselen die de Heiland leerde. Geef de cursisten de tijd om op te schrijven hoe ze de beginselen uit deze les of uit de drie vorige lessen zullen toepassen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mattheüs 7:1–2. Rechtschapen oordelen vellen

Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de beginselen uitgelegd die ons helpen rechtschapen oordelen te vellen in plaats van definitieve oordelen:

‘Er zijn twee vormen van oordelen: definitieve oordelen, die we niet mogen vellen, en tijdelijke oordelen, die we wel moeten vellen, maar gebaseerd op rechtschapen beginselen. […]

Waarom gebood de Heiland ons geen definitief oordeel te vellen? Ik denk dat dit gebod gegeven werd omdat wij veronderstellen dat we een definitief oordeel uitspreken als we beweren dat iemand naar de hel (of de hemel) gaat voor iets wat hij gedaan heeft. […]

We beoordelen allemaal met wie we vriendschap sluiten, hoe we onze tijd indelen en ons geld uitgeven, en uiteraard wie onze eeuwige partner wordt. Een aantal van deze tussentijdse oordelen vallen onder de oordelen die de Heiland noemde toen Hij zei dat “het gewichtigste van de wet […] het oordeel” omvat (Mattheüs 23:23). […]

Als wij tussentijdse oordelen vellen, dienen we ervoor te zorgen dat we rechtvaardig oordelen. Wij dienen bij het nemen van beslissingen naar de leiding van de Geest te streven. Wij dienen alleen te oordelen binnen de grenzen van ons eigen rentmeesterschap. Wij dienen ons, zo mogelijk, van een oordeel te onthouden totdat de feiten ons bekend zijn. Wij dienen zoveel mogelijk de situatie te beoordelen in plaats van de mensen zelf. Bij al onze beoordelingen moeten wij uitgaan van rechtvaardige maatstaven. En bovenal moeten wij gedenken dat wij dienen te vergeven.’ (‘“Judge Not” and Judging’, Ensign, augustus 1999, 7, 9, 13.)

Mattheüs 7:15–20. ‘Wees op uw hoede voor de valse profeten, die in schapenvacht naar u toe komen‘

Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

‘Als we aan valse profeten en valse leraren denken, hebben we de neiging om aan mensen te denken die duidelijk een valse leer aannemen of die veronderstellen gezag te hebben om het evangelie van Christus volgens hun eigen interpretatie te verkondigen. We nemen vaak aan dat dergelijke personen bij kleinere radicale groeperingen aan de rand van de samenleving horen. Ik herhaal echter: er zijn valse profeten en valse leraren die lid van de kerk zijn, of dat in ieder geval beweren. Er zijn mensen die zonder gezag beweren dat hun producten of praktijken door de kerk goedgekeurd zijn. Wees voorzichtig! […]

Pas op voor zulke mensen, die zich door het geschreven of gesproken woord tegen de ware profeten van God keren, en die actief volgelingen proberen te vinden, zonder rekening te houden met het eeuwig welzijn van de mensen die zij misleiden.’(‘Pas op voor valse profeten en leraren’, Liahona, januari 2000, 74.)

Afdrukken