Les 101
Romeinen 8–11
Inleiding
Paulus spreekt over de zegeningen van geestelijk wedergeboren worden en zich aan de wil van onze hemelse Vader onderwerpen. Hij onderwijst ook hoe de Israëlieten Gods verbond afwijzen en hoe aan de andere volken het evangelie verkondigd wordt.
Lessuggesties
Romeinen 8
Paulus beschrijft de zegeningen van geestelijk wedergeboren worden
Begin deze les met de volgende vragen:
-
Wat is een erfenis?
-
Als je zelf kon kiezen van wie je de bezittingen zou erven, van wie zou je dan de bezittingen kiezen, en waarom?
-
Wie erft normaal iemands bezittingen?
Laat de cursisten nadenken over de zegeningen die iemand kan ontvangen als erfgenaam van al wat onze hemelse Vader bezit. Laat de cursisten bij het bestuderen van Romeinen 8:1–18 kijken wat we moeten doen om alles wat onze hemelse Vader bezit te erven.
Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Romeinen 8:1, 5–7, 13 voorlezen. Laat de klas meelezen en zoeken naar wat Paulus onderwees over de weg ‘naar het vlees’ volgen ofwel toegeven aan de neiging om te zondigen, en de weg ‘naar de Geest’ volgen (vers 5).
-
Wat is ‘het bedenken van het vlees’? (Vers 6.) (Vooral begeerten en lusten van het stoffelijk lichaam willen bevredigen.)
-
Wat is ‘het bedenken van de Geest’? (Vers 6.)
Leg uit dat ‘de daden van het lichaam [doden]’ (vers 13) betekent dat men de zwakheden, verleidingen en zonden van ons sterfelijk lichaam doodt of bedwingt (Mosiah 3:19).
-
Welk beginsel kunnen we uit vers 13 leren waarmee we de neiging van de natuurlijke mens om te zondigen, leren afleggen? (Maak de cursisten het volgende beginsel duidelijk: als we gehoor geven aan de influisteringen van de Geest, kunnen we de neiging van de natuurlijke mens om te zondigen afleggen. Zet dit beginsel op het bord.)
Laat een cursist Romeinen 8:14–16 voorlezen. Laat de klas meelezen en stel dan de volgende vraag:
-
Hoe noemt Paulus de mensen die de Geest volgen? (Leg uit dat het woord kinderen in deze context zowel zonen als dochters [zie LV 25:1] betekent.)
Wijs op de zinsnede ‘Geest van aanneming tot kinderen’ (vers 15). Leg uit dat ‘onze geest’ (vers 16), ofwel ons geestlichaam, door onze hemelse Vader werd geschapen, wat ieder mens letterlijk tot een geestkind van onze hemelse Vader maakt. Echter, het is door verbonden met God te sluiten middels verordeningen en dan deze verbonden te onderhouden dat mensen, als zonen en dochters in het evangelieverbond, geestelijk wedergeboren ofwel in het evangelieverbond geadopteerd worden. Het gezelschap van de Heilige Geest toont aan dat zulke mensen niet alleen geestkinderen van God zijn vanwege de schepping, maar dat zij ook zijn verbondskinderen zijn.
Laat een cursist Romeinen 8:17–18 voorlezen. Vraag de klas wat de verbondskinderen van God kunnen worden.
-
Wat kunnen de verbondskinderen van God worden? (Schrijf het volgende beginsel op het bord, laat een open ruimte in plaats van het woord getrouwe: Als we getrouwe verbondskinderen van God zijn, kunnen we mede-erfgenamen van Jezus Christus worden van al wat onze hemelse Vader bezit.)
-
Wat is een mede-erfgenaam? (Iemand die samen met de andere erfgenamen een gelijke erfenis ontvangt.)
-
Wat moeten de verbondskinderen van God volgens vers 17 doen om mede-erfgenaam van Christus te worden?
Leg uit dat ‘met [Jezus Christus] lijden’ (vers 17) niet betekent dat wij moeten ondergaan wat de Heiland onderging als onderdeel van zijn zoenoffer. Wij zouden ons echter net als de Heiland van alle goddeloosheid moeten ontdoen, de geboden onderhouden en getrouw tegenstand doorstaan (zie Mattheüs 16:24; Bijbelvertaling van Joseph Smith, Mattheüs 16:26 [in de Gids bij de Schriften]). Voeg het woord getrouwe op het bord om het beginsel te vervolledigen. Teken een tabel met drie kolommen op het bord. Zet bovenaan de eerste kolom Vereisten, bovenaan de middelste kolom Tegenstand, en bovenaan de derde kolom Erfenis. Schrijf de antwoorden van de cursisten op de volgende vragen in de desbetreffende kolom.
-
Wat moeten we zoal doen om tot de getrouwe verbondskinderen van God gerekend te worden?
-
Wat zijn voorbeelden van tegenstand die we kunnen ondervinden als we proberen als een getrouw verbondskind van God te leven?
-
Welke zegeningen erven we van onze hemelse Vader door ons streven als getrouw verbondskind van God te leven? (Een mogelijk antwoord is dat we zoals onze hemelse Vader kunnen worden.)
Vraag de cursisten over de antwoorden op het bord na te denken.
-
Wat vind je na het lezen van de leringen van Paulus in vers 18 van de vereisten om mede-erfgenaam met Christus te worden in vergelijking met de zegeningen? Waarom?
Leg uit dat we in Romeinen 8:19–30 kunnen lezen hoe Paulus onderwees dat de Geest ons helpt in onze zwakheid en ons laat weten waar we om moeten bidden. We kunnen ook lezen dat Jezus Christus in het voorsterfelijk bestaan als Heiland van de kinderen Gods werd geroepen.
Noot: in Romeinen 8:29–30 betekent de zinsnede er van tevoren toe bestemd voorgeordend of geroepen. De cursisten zullen enkele van de leringen van Paulus betreffende voorordening in de les over Efeze 1 bestuderen.
Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Romeinen 8:28, 31–39 voorlezen. Laat de klas al meelezend letten op de waarheden die Paulus onderwees over het verband tussen de liefde van God en de tegenstand, de moeilijkheden en de beproevingen van het sterfelijk leven. Wijs erop dat in de Bijbelvertaling van Joseph Smith van Romeinen 8:31 de zinsnede ‘tegen ons zijn’ vervangen is door ‘het dan van ons winnen’. [‘Wat zullen wij dan over deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal het dan van ons winnen?’]
-
Wat kunnen we uit deze verzen leren? (De cursisten kunnen onder meer noemen: als we God liefhebben, werken alle dingen ten goede voor ons mee. Dankzij Jezus Christus kunnen we alle moeilijkheden en beproevingen van het sterfelijk leven aan. Niets kan ons scheiden van de liefde van God, die in de verzoening van Jezus Christus tot uiting komt.)
-
Hoe kunnen Jezus Christus en zijn leringen ons helpen om de moeilijkheden en beproevingen van het sterfelijk leven te overwinnen?
-
Als je de moeilijkheden en beproevingen beschouwt die je al hebt meegemaakt, welke uitspraken uit deze verzen vallen je dan op? Waarom?
-
Hoe heeft de liefde van God je gedurende je moeilijkheden en beproevingen beïnvloed?
Vraag de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek te noteren waartoe zij zich geïnspireerd voelen om te doen zodat zij door Jezus Christus hun moeilijkheden en beproevingen kunnen overwinnen. Moedig ze aan om het toe te passen.
Romeinen 9–11
Paulus onderwijst hoe de Israëlieten Gods verbond afwijzen en hoe het evangelie aan de andere volken verkondigd wordt
Laat de cursisten bedenken hoe zij in de volgende scenario’s zouden reageren:
-
Je vergezelt je bisschop om een inactieve jongeman te bezoeken van wie de familie wél actief in de kerk is. Als de bisschop vriendelijk aan de jongeman uit probeert te leggen wat de gevolgen zijn als hij het evangelie niet naleeft, zegt de jongeman: ‘Maakt u zich geen zorgen. Ik ben gedoopt en mijn ouders zijn actieve leden. God zal mij geen zegeningen ontzeggen.’
-
Je hebt laatst vriendschap met een andersgelovende, jonge vrouw gesloten. Zij vraagt je naar de normen die je naleeft. Nadat je enkele normen van de Heer hebt beschreven, zegt zij: ‘Ik begrijp niet waarom je dat allemaal doet. Om te worden gered, hoef je alleen maar in Jezus Christus te geloven.’
Vraag de cursisten er bij hun studie van Romeinen 9–11 op te letten wat er nodig is om de zegeningen van het evangelie te ontvangen.
Laat een cursist de volgende uitleg over de leringen van Paulus in Romeinen 9–11 voorlezen:
Zoals in Romeinen 9–11 staat, gebruikt Paulus de termen Israël en Israëlieten in plaats van Joden als hij bespreekt welke keuzes vele Joden hebben gemaakt. Naar de verbondskinderen van God wordt soms verwezen als het huis van Israël. In oudtestamentische tijden koos God de afstammelingen van Jakob, of Israël, om aan zijn verbond met Abraham deel te nemen (zie Romeinen 9:4–5), wat grote zegeningen met zich meebracht — zoals het evangelie, het priesterschapsgezag, het eeuwig leven, het eeuwig nakomelingenschap, een erfland, en de verantwoordelijkheid om de wereld met het evangelie tot zegen te zijn.
Laat een cursist Romeinen 9:6, 8 voorlezen. Vraag de klas wat Paulus over leden van het huis van Israël leerde.
-
Wat bedoelde Paulus met ‘niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël’ (vers 6)? (Vele Joden vertrouwden er onterecht op dat hun afstamming van Abraham hun de zegeningen van het verbond garandeerde.)
Leg uit dat Paulus in Romeinen 9:25–30 leerde dat de andere volken die zich aansloten bij de kerk alle zegeningen van het verbond konden ontvangen en door geloof in Jezus Christus rechtvaardig konden worden.
Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Romeinen 9:31–33; 10:1–4 voorlezen. Vraag de klas hoe sommige Israëlieten in de tijd van Paulus probeerden rechtvaardig voor God te worden. Leg uit dat ‘de wet van de gerechtigheid’ (Romeinen 9:31) verwijst naar de wet van Mozes; de ‘steen des aanstoots’ (Romeinen 9:32, 33) Jezus Christus voorstelt; en ‘de gerechtigheid van God’ (Romeinen 10:3) naar Jezus Christus en zijn evangelie verwijst.
-
Hoe probeerden sommige Israëlieten volgens Romeinen 9:31–33 voor God rechtvaardig te worden? (Door zich strikt aan de werken van de wet van Mozes te houden.)
-
Wat hadden deze Israëlieten volgens Romeinen 10:3–4 verworpen? (Jezus Christus en de gerechtigheid die door Hem mogelijk is.)
Leg uit dat Paulus in Romeinen 10:8–13 toelichtte hoe ‘gerechtigheid die uit het geloof is’ (Romeinen 9:30) verkregen kan worden. Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Romeinen 10:8–13 voorlezen. Laat de klas daarbij opzoeken hoe deze staat van gerechtigheid wordt verkregen.
-
Hoe kan men de gerechtigheid uit het geloof verkrijgen?
Leg uit dat het Griekse woord vertaald als belijdt in vers 9 duidt op een open erkenning van aanvaarding, of verbond, en het Griekse woord vertaald als gelooft op een vertrouwende toezegging duidt. Dit diepe vertrouwen in de Heiland brengt mensen ertoe om openlijk hun aanvaarding van Hem te erkennen op manieren die Hij heeft aangewezen. Deze geordende manieren houden onder meer in de geboden van God te gehoorzamen en zich te bekeren, en de reddende verordeningen zoals de doop en de gave van de Heilige Geest te aanvaarden.
-
Wat moeten we volgens de leringen van Paulus doen als we ernaar verlangen om de zegeningen van Gods verbonden, waaronder ons heil, te ontvangen? (Help de cursisten om het volgende beginsel te vinden: als we Jezus Christus en zijn evangelie aanvaarden en gehoorzamen, ontvangen we de zegeningen van Gods verbonden en kunnen we gered worden. Zet dit beginsel op het bord.)
Wijs erop dat sommigen Romeinen 10:9, 13 hebben gebruikt om te beweren dat al wat we moeten doen om gered te worden, is ons geloof in Jezus Christus mondeling belijden. Herinner de cursisten aan de scenario’s die eerder in de les zijn voorgesteld.
-
Hoe kun je met de waarheden in deze les oplossingen voor deze scenario’s vinden?
Vat de rest van Romeinen 10–11 samen met de uitleg dat Paulus onderwees dat het woord van God horen noodzakelijk is om geloof in Christus te ontwikkelen. Hij gebruikt een vergelijking van de takken van een wilde olijfboom op een tamme olijfboom enten om de adoptie van de andere volken in het huis van Israël voor te stellen (zie ook Jakob 5:3–14). Hij onderwees ook dat het evangelie weer aan de Joden zou worden aangeboden.
Geef tot slot uw getuigenis van de waarheden die in deze les besproken zijn.