Bibliotheek
Les 116: 2 Korinthe 8–9


Les 116

2 Korinthe 8–9

Inleiding

Paulus schrijft naar de heiligen in Korinthe en legt uit dat de leden in Macedonië rijkelijk aan de behoeftigen hebben gegeven. Hij moedigt de Korinthische heiligen aan ook het voorbeeld van de Heiland te volgen door aan de armen te geven. Paulus onderwijst over de zegeningen die de mensen krijgen die blijmoedig aan de armen geven.

Lessuggesties

2 Korinthe 8

Paulus raadt de heiligen aan om voor de armen te zorgen

Schrijf vóór de les de volgende uitspraak van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen (uit ‘Zijn wij niet allen bedelaars?’, Liahona, november 2014, 40) op het bord maar laat voldoende ruimte vrij voor het woord armoede. Begin de les door een cursist de uitspraak voor te laten lezen.

‘Door de geschiedenis heen is armoede altijd als een van de grootste en meest wijdverspreide problemen van de mensheid beschouwd. De zichtbare gevolgen zijn vaak van stoffelijke aard, maar de geestelijke en emotionele kanten ervan kunnen nog funester zijn.’

Vraag de cursisten te raden welk woord ontbreekt in het citaat. Schrijf vervolgens het woord armoede in de vrijgelaten ruimte.

  • Wat is armoede? (Weinig of geen geld, goederen of bestaansmiddelen hebben.)

  • Waarom kan armoede zo’n groot probleem vormen?

Moedig de cursisten aan te denken aan mensen die zij kennen die wellicht hulp of bijstand van welke aard ook nodig hebben, zoals lichamelijke, emotionele, sociale of geestelijke. Laat de cursisten bij het bestuderen van 2 Korinthe 8–9 naar waarheden zoeken die hun begrip geven van hun rol om mensen in moeilijkheden te helpen, en die te vervullen.

Vat 2 Korinthe 8:1–8 samen en leg uit dat Paulus de Korinthische heiligen vertelde dat de kerkleden in Macedonië rijkelijk hadden gegeven om de armen bij te staan in hun stoffelijke behoeften. (U wilt misschien de cursisten vragen om Korinthe en Macedonië op de Bijbelkaart 13, ‘De zendingsreizen van de apostel Paulus’, op te zoeken.) Paulus heeft uitgelegd dat de Macedonische leden dit deden omdat ze ernaar verlangden om de wil van God te doen. Hij moedigde de heiligen van Korinthe aan dit voorbeeld te volgen om uit oprechte liefde in de behoeften van andere mensen te voorzien.

Zet de woorden rijk en arm op het bord.

Laat de cursisten 2 Korinthe 8:9 in stilte lezen en opletten waarvan Paulus zei dat Jezus Christus het voor de heiligen heeft gedaan. Stel na verloop van tijd de volgende vragen en schrijf de antwoorden van de cursisten op het bord onder de woorden rijk en arm.

  • In welke opzichten was Jezus Christus in het voorsterfelijk bestaan rijk? (De antwoorden van de cursisten kunnen onder meer zijn: Jezus Christus was de Eerstgeborene van de Vader in de geest, al voordat Hij in het sterfelijk leven werd geboren. Jezus Christus was een God met hetzelfde gezag, dezelfde macht en heerlijkheid als onze hemelse Vader en schiep veel werelden onder leiding van onze Vader.)

  • Hoe kon Hij tijdens zijn sterfelijk leven als arm worden beschouwd? (Hij verliet zijn positie van heerlijkheid om te worden geboren en onder nederige omstandigheden op aarde te leven.)

  • Wat betekent het volgens jou in vers 9 dat wij ‘door de armoede [van de Heiland] rijk zou worden’? (Omdat Jezus Christus van zijn voorsterfelijke troon afdaalde en naar de aarde kwam om ons te dienen, een voorbeeld te geven en de verzoening te verrichten, kunnen we de rijkdommen van het eeuwige leven verkrijgen.)

Maak de cursisten duidelijk dat de Korinthische heiligen een jaar eerder hadden toegezegd om voor de arme heiligen in Judea een inzameling van goederen te houden. Laat een cursist 2 Korinthe 8:10–11 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat Paulus de Korinthische heiligen aanraadde om te doen.

  • Wat raadde Paulus de Korinthische heiligen aan om te doen?

Leg uit dat de zinsneden ‘het doen’ en ‘voltooi […] het doen’ betekenen dat Paulus de heiligen aanmaande hun vroegere toezegging te vervullen om de arme heiligen te geven wat ze konden, net zoals de Heiland eeuwige rijkdommen aan hen had gegeven.

  • Wat gebeurt er met ieder van ons als we beginnen te begrijpen wat de Heiland ons allemaal heeft geschonken? (De cursisten dienen een beginsel met deze strekking als antwoord te geven: als we beginnen te begrijpen wat de Heiland ons allemaal heeft gegeven, worden me bereidwilliger om van onze middelen aan anderen te schenken.)

  • Hoe kunnen wij door na te denken over de gaven van de Heiland aan ons gemotiveerd raken om aan behoeftige mensen te geven?

  • Wat heeft de Heiland je gegeven dat je kan inspireren om aan anderen te geven?

Laat een cursist 2 Korinthe 8:12–15 voorlezen. Laat de klas bij het meelezen naar een bijkomende waarheid zoeken die Paulus aan de mensen leerde over het belang van elkaar materiële hulp bieden.

  • Wat kunnen we uit verzen 12–13 leren? (Help de cursisten om de volgende waarheid te ontdekken: God wil dat we bereid zijn om te geven zelfs als we niets hebben om te geven.)

Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Jeffrey R. Holland voorlezen om deze waarheid aan de klas duidelijk te maken:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Rijk of arm, wij moeten “doen wat wij kunnen” wanneer anderen noodlijdend zijn.’ (‘Zijn wij niet allen bedelaars?’, 41.)

  • Wat kunnen we voor anderen doen als we niets tastbaars hebben om aan hen te geven?

  • Wie heeft er volgens de verzen 14–15 baat bij als alle heiligen consequent aan behoeftige mensen geven? (Wie op een bepaald moment behoeftig is.)

  • Hoe kan iedereen er baat bij hebben als we allemaal bereid zijn om te geven?

Om de cursisten het belang van deze waarheden en beginselen duidelijk te maken en ervoor te zorgen dat zij deze toepassen, leest u de volgende uitspraak van ouderling Holland voor. Laat de cursisten opletten hoe de Heer ons kan helpen om vol naastenliefde op de armen te reageren.

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Verder weet ik niet precies hoe ieder van u uw plicht moet vervullen jegens hen die zichzelf niet altijd kunnen of willen helpen. Maar ik weet dat God dat wel weet. Hij zal u helpen en leiden in liefdevolle daden van discipelschap als u er gewetensvol naar streeft, erom bidt en om u heen kijkt om een gebod na te komen dat Hij ons keer op keer heeft gegeven.’ (‘Zijn wij niet allen bedelaars?’, 41.)

Als u voldoende tijd en de benodigde middelen hebt, kunt u eventueel een deel van de video met de algemene conferentietoespraak van Ouderling Holland ‘Zijn wij niet allen bedelaars?’ (0:00–7:04) tonen.

  • Wat behoren we volgens ouderling Holland doen om klaar te staan voor de armen en behoeftigen?

  • Wat zijn enkele van de manieren die de kerk heeft voorzien waarop wij aan de behoeften van de armen tegemoet kunnen komen? (Door vastengaven, plaatselijke dienstbetoonprojecten en humanitaire projecten.)

Moedig de cursisten aan om in hun aantekenschrift of Schriftendagboek iets te noteren dat ze gaan doen op basis van wat Paulus heeft onderwezen over aan de armen en behoeftigen te geven.

Vat 2 Korinthe 8:16–24 samen en leg uit dat Paulus met de Korinthische heiligen had gesproken over Titus en twee andere broeders die op weg waren om de liefdadige schenkingen voor de heiligen in Jeruzalem te verzamelen. Paulus sprak zijn vertrouwen in de Korinthische heiligen uit en legde uit dat als zij vrijgevig bijdroegen, dit als een bewijs van hun liefde voor anderen zou dienen.

2 Korinthe 9

Paulus onderwijst over de zegeningen van een oprechte gever te zijn

Vat 2 Korinthe 9:1–5 samen en leg uit dat Paulus de Korinthische heiligen bleef prijzen. Hij deelde de heiligen mee dat hij Titus en de anderen had gestuurd om te bevestigen dat ze bereidwillig waren om vrijelijk te geven.

Laat de cursisten bij zichzelf nagaan of ze ooit iets met tegenzin aan iemand hebben gegeven of voor iemand hebben gedaan.

  • Waarom is het soms moeilijk blij te zijn om met je tijd, geld of andere middelen anderen te helpen?

Laat een cursist 2 Korinthe 9:6–7 voorlezen. Laat de klas bij het meelezen zoeken naar de vergelijking die Paulus gebruikte om de Korinthische heiligen vrijgevigheid te leren.

  • Wat houdt zaaien in? (Zaad op aarde strooien.)

  • Waar vergeleek Paulus zaaien mee? (Aan anderen geven.)

Toon wat vruchten- of groentezaad, of een afbeelding ervan.

Afbeelding
zaadjes
  • Wie zijn de zaaiers in deze vergelijking? (De heiligen of wij.)

  • Wat verwacht de Heer volgens vers 7 van ons bij het zaaien of geven? (Dat we het blijmoedig en zonder tegenzin doen. Zie ook Moroni 7:8.)

Zet de volgende onvolledige uitspraak op het bord: Als we met een blijmoedig hart aan de behoeftigen geven …

  • Hoe lijkt aan anderen geven op het inzaaien van een akker?

  • Wat gebeurt er als we karig zaaien?

  • Wat gebeurt er als we rijkelijk zaaien?

Vul het beginsel op het bord aan, zodat het de volgende waarheid overbrengt: Als we met een blijmoedig hart aan de behoeftigen geven, zal God ons rijkelijk zegenen.

  • Hoe kan blijmoedig aan anderen geven er feitelijk toe leiden dat we meer ontvangen dan we voordien bezaten?

Laat een cursist 2 Korinthe 9:8–10 voorlezen. Laat de klas naar zegeningen zoeken die de heiligen volgens Paulus zouden ontvangen als ze met een blijmoedig hart gaven.

  • Welke zinsneden gebruikt Paulus onder meer om de zegeningen te beschrijven die de Heer schenkt aan wie met een opgewekt hart geven? (Antwoorden kunnen onder meer zijn: ‘elke vorm van genade overvloedig te maken in u’ [vers 8], ‘altijd al het nodige bezit’ [vers 8], ‘zijn gerechtigheid blijft tot in de eeuwigheid’ [vers 9], en ‘de vruchten van uw gerechtigheid vermeerderen’ [vers 10].)

Leg uit dat deze zinsneden suggereren dat we de genade van de Heer zullen ontvangen, wat ook materiële zegeningen kan inhouden die voldoende voor onze behoeften zijn.

  • Wie is volgens vers 10 ‘Hij Die de zaaier zaad verschaft’? (De Heer. Laat het zaad opnieuw zien en leg uit dat we alleen aan anderen kunnen geven aan anderen omdat de Heer om te beginnen voor ons heeft gezorgd.)

  • Hoe kan kunnen we door te bedenken waar alles wat we hebben vandaan komt blijmoediger geven?

Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit 2 Korinthe 9:11–15 voorlezen. Laat de andere cursisten daarbij opletten wat Paulus zegt over de heiligen die blijmoedig geven en ontvangen.

  • Wat voor gevoelens hebben de heiligen die vrijelijk geven en ontvangen van elkaars middelen volgens de verzen 11–15 over God?

U kunt de cursisten vragen om alle zinsneden in deze verzen te markeren die over dankbaarheid gaan, zoals ‘een vrijgevigheid die door middel van ons dankzegging aan God teweegbrengt’ (vers 11), ‘vele dankzeggingen aan God’ (vers 12), ‘verheerlijken zij God’ (vers 13), en ‘God zij dank voor Zijn onuitsprekelijke gave’ (vers 15).

U kunt de cursisten de volgende waarheid desgewenst bij verzen 11–15 in hun Schriften laten noteren: als we Gods vrijgevigheid met zegeningen inzien, kan dit ertoe bijdragen dat we Hem dankbaar zijn.

  • Wanneer ben je God dankbaar geweest nadat je de zegeningen had herkend die Hij over je uit had gestort omdat je anderen blijmoedig diende en hun hulp gaf?

Getuig van de beginselen en waarheden die de cursisten in 2 Korinthe 8–9 hebben gevonden.

Moedig de cursisten aan manieren te bedenken om deze week een behoeftig iemand te helpen. Moedig hen aan als doel te stellen die persoon te helpen.

Toelichting en achtergrondinformatie

2 Korinthe 8:9. ‘Dat hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was’

Voor meer informatie over de opmerkelijke goedgunstigheid van Jezus Christus jegens ons zie ‘The Condescension of God and of Man’ ([kerstmeditatie van het Eerste Presidium, 7 december 2014], lds.org/broadcasts), van ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen.

2 Korinthe 8:14. ‘Opdat er gelijkheid zal zijn’

President Dieter F. Uchtdorf heeft tijdens een algemene priesterschapsbijeenkomst de volgende uitspraak gedaan, die zowel op mannen als vrouwen van toepassing is:

‘Momenteel lijden er veel leden van de kerk. Ze hebben honger, hebben het financieel moeilijk, en worstelen met allerhande lichamelijke, emotionele en geestelijke moeilijkheden. Zij bidden met al het vuur in hun ziel om hulp, om verlichting.

Broeders, denk alstublieft niet dat dit de taak van iemand anders is. Het is uw taak en mijn taak. Moedig doen wij mee — wij allemaal. En “allemaal” betekent iedereen: alle Aäronisch- en Melchizedeks-priesterschapsdragers, rijk en arm, in alle landen. In het plan van de Heer kan iedereen iets bijdragen.’ (‘Op ’s Heren eigen wijze’, Liahona, november 2011, 54.)

Afdrukken