Bibliotheek
Inleiding tot de Handelingen van de apostelen


Inleiding tot de Handelingen van de apostelen

Waarom dit boek bestuderen?

Handelingen van de apostelen vormt de overgang tussen het verslag over het leven en de leringen van Jezus Christus in de vier evangeliën, en de geschriften en werken van zijn apostelen. Het boek Handelingen beschrijft hoe de Heiland zijn kerk verder leidde door inspiratie van de Heilige Geest voor hen die de priesterschapssleutels bezaten. De Heilige Geest openbaarde waarheid aan de apostelen, die dan de kerk leidden en onderrichtten. De apostelen verrichtten eveneens wonderen in de naam van Jezus Christus. Tijdens hun studie van dit boek zullen de cursisten leren hoe de Kerk van Jezus Christus zich begon te verbreiden van Jeruzalem ‘tot het uiterste der aarde’ (Handelingen 1:8). De studie van dit boek kan de cursisten eveneens helpen de wijsheid van hedendaagse profeten en apostelen te zien, en kan hen inspireren om stoutmoedig als getuige van Jezus Christus te staan.

Wie heeft dit boek geschreven?

Lukas heeft Handelingen van de apostelen geschreven als ‘het tweede van een tweedelig werk. […] Het eerste deel staat bekend als het Evangelie naar Lukas.’ (Gids bij de Schriften, ‘Handelingen van de Apostelen’, scriptures.lds.org; zie ook Lukas 1:1–4; Handelingen 1:1.)

Wanneer en waar is het geschreven?

Handelingen werd geschreven na het Evangelie van Lukas (zie Handelingen 1:1), dat waarschijnlijk in de tweede helft van de eerste eeuw n.C. is geschreven. We weten niet waar het is geschreven.

Voor wie is het geschreven en waarom?

Lukas richtte het boek Handelingen aan een man met de naam Theofilus (zie Handelingen 1:1).

Wat zijn enkele onderscheidende kenmerken van dit boek?

Het boek Handelingen geeft een verslag over de opkomst en de verspreiding van het christendom, te beginnen in Jeruzalem, de hoofdstad van de Joodse regio, en eindigend in Rome, de grote hoofdstad van het keizerrijk. De gebeurtenissen die in Handelingen worden beschreven, beslaan een periode van ongeveer dertig jaar (ca. 30–62 n.C.) en gaan voornamelijk over de bediening van Petrus (zie Handelingen 1–12) en Paulus (zie Handelingen 13–28). Zonder het boek Handelingen zou onze kennis over de vroege geschiedenis van de kerk beperkt zijn tot het weinige dat in de nieuwtestamentische brieven staat vermeld. Bovendien biedt Handelingen een waardevolle historische achtergrond voor de brieven van Paulus.

Het bekeringsverhaal van Paulus (Handelingen 9) en zijn daaropvolgende zendingsreizen, het visioen van Petrus over het in de kerk aanvaarden van niet-Joden die zich voordien niet tot het Jodendom hadden bekeerd (Handelingen 10:9–16, 34–35) en de leerstellingen die in de vergadering in Jeruzalem werden onderwezen (Handelingen 15) waren essentieel voor de groei van de kerk in haar beginjaren.

In Lukas 24:49 droeg de Heiland de apostelen op dat zij niet aan hun taak mochten beginnen ‘totdat u met kracht uit de hoogte bekleed zult worden’. Handelingen doet verslag van de begiftiging van deze kracht door de Heilige Geest en beschrijft de grote gevolgen ervan, te beginnen met de bekering van duizenden op de pinksterdag (zie Handelingen 2). In het boek Handelingen benadrukt Lukas hoe de Heilige Geest op mensen en kerkgemeenten inwerkt. De zinsnede ‘totdat u met kracht uit de hoogte bekleed zult worden’ betekende kennelijk eveneens dat de apostelen ‘bepaalde kennis, machten en bijzondere zegeningen hebben ontvangen, die doorgaans alleen in de tempel van Heer worden gegeven.’ (Bruce R. McConkie, Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 1, 859.)

Overzicht

Handelingen 1–2 Na zijn opstanding onderwees de Heiland zijn discipelen veertig dagen lang, waarna Hij ten hemel is opgevaren. Matthias wordt onder inspiratie geroepen om de lege plek in het Quorum der Twaalf Apostelen in te nemen. De Heilige Geest wordt op de pinksterdag uitgestort. Petrus getuigt stoutmoedig van de herrezen Heiland, en ongeveer drieduizend mensen komen tot bekering.

Handelingen 3–8 Petrus en Johannes genezen een man die vanaf zijn geboorte verlamd was. Petrus en Johannes worden wegens hun prediking en genezing in de naam van Jezus Christus gearresteerd en worden uit de gevangenis bevrijd. De apostelen roepen zeven mannen om hen bij hun bediening te helpen. Stefanus, een van deze mannen, wordt voor de joodse raad gebracht en ter dood veroordeeld. Filippus predikt in Samaria.

Handelingen 9–12 Saulus bekeert zich en vat zijn prediking aan. In een visioen verneemt Petrus dat het evangelie aan de andere volken dient te worden gepredikt. Herodes Agrippa I laat de apostel Jakobus (de broer van Johannes) ter dood brengen en neemt Petrus gevangen.

Handelingen 13–15 Saulus en Barnabas worden als zendelingen geroepen. Ze stuiten op verzet van de Joden en worden door sommige andere volken aanvaard. Kerkleiders vergaderen in Jeruzalem en bepalen dat niet-joodse bekeerlingen niet besneden hoeven te worden (noch de wet van Mozes dienen te gehoorzamen) als zij tot de kerk toetreden. Paulus (de nieuwe naam van Saulus) vertrekt samen met Silas op zijn tweede zendingsreis.

Handelingen 16–20 Paulus en Silas versterken kerkgemeenten die voordien waren opgericht. Op de Areopagus in Athene verkondigt Paulus dat wij ‘van Gods geslacht zijn’ (Handelingen 17:29). Paulus beëindigt zijn tweede zending en vertrekt op een derde zendingsreis door Klein-Azië. Paulus besluit naar Jeruzalem terug te keren.

Handelingen 21–28 Eenmaal terug in Jeruzalem wordt Paulus gearresteerd, maar hij blijft van Jezus Christus getuigen. De Heer verschijnt opnieuw aan Paulus. Veel Joden trachten Paulus te doden. In Caesarea wordt hij voor Felix, Festus en Agrippa gebracht. Onderweg naar Rome lijdt Paulus schipbreuk. Paulus wordt in Rome onder huisarrest geplaatst en blijft het evangelie verkondigen.

Afdrukken