Les 54
Lukas 16
Inleiding
Jezus vertelt de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester. De Farizeeën horen de leringen van Jezus en beschimpen Hem. Jezus berispt de Farizeeën en vertelt de gelijkenis van de rijke man en de bedelaar Lazarus.
Lessuggesties
Lukas 16:1–12
Jezus vertelt de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester
U kunt enkele voorwerpen mee naar de les nemen die aardse rijkdommen en macht vertegenwoordigen, zoals geld, een elektronisch apparaat, een diploma, een speelgoedauto of een foto van een huis.
Begin de les met de vraag:
-
Wat voor voorwerpen willen mensen vaak hebben? (Als u enkele voorwerpen hebt meegenomen, kunt u ze laten zien zodra ze door de cursisten worden genoemd. Zo niet, dan kunt u een cursist vragen de antwoorden op het bord te noteren.)
-
Wat zijn enkele rijkdommen die we volgens onze hemelse Vader moeten vergaren? (Vraag een cursist om de antwoorden van de cursisten op het bord te noteren, zoals een eeuwig gezin, gemoedsrust, vreugde en celestiale heerlijkheid. Laat de cursist het kopje Eeuwige rijkdommen boven de lijst zetten.)
Leg uit dat we in dit leven enkele van die eeuwige rijkdommen kunnen vergaren. Laat de cursisten zich afvragen welke eeuwige rijkdommen vooral belangrijk voor hen zijn. Laat ze tijdens hun studie van Lukas 16 op waarheden letten waarmee ze eeuwige rijkdommen kunnen vergaren.
Leg uit dat de Heiland na het vertellen van de gelijkenissen van het verloren schaap, de verloren penning en de verloren zoon, de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester vertelde. U moet misschien uitleggen dat een rentmeester iemand is die verantwoordelijk is voor de zakelijke belangen, het geld of het eigendom van een ander.
Vraag een cursist Lukas 16:1–2 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de rijke man in de gelijkenis over de rentmeester te weten kwam.
-
Wat had de rentmeester met de bezittingen van de rijke man gedaan?
-
Wat was het gevolg van de verspilling van de rentmeester? (Hij raakte zijn baan kwijt.)
Vat Lukas 16:3–7 samen door uit te leggen dat de rentmeester zich zorgen maakte over wat hij zou doen als hij zijn baan zou kwijtraken omdat hij geen handenarbeid kon verrichten en zich te veel schaamde om te bedelen. Hij bedacht een plan dat tot arbeidsmogelijkheden bij andere huishoudens zou leiden. Hij bezocht twee van de schuldenaars van de rijke man en verlaagde hun schulden aanzienlijk, in de hoop bij hen in een goed blaadje te komen.
Laat een cursist Lukas 16:8 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe de rijke man reageerde toen hij erachter kwam wat de rentmeester had gedaan. Leg uit dat ‘de kinderen van deze wereld’ wereldsgezinde mensen zijn en dat ‘de kinderen van het licht’ volgelingen van God zijn, ofwel geestelijk ingestelde mensen.
-
Hoe reageerde de rijke man toen hij erachter kwam wat de rentmeester had gedaan? Waar prees de rijke man de rentmeester om? (De rijke man prees de rentmeester omdat hij ‘verstandig’ was geweest om in een goed blaadje bij de schuldenaren van de rijke man te komen. Hij prees de rentmeester niet om zijn oneerlijkheid.)
Geef de cursisten een kopie van het volgende citaat van ouderling James E. Talmage van het Quorum der Twaalf Apostelen. Laat een cursist de uitspraak voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heiland met de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester duidelijk wilde maken.
‘Het was het doel van de Heiland om de tegenstelling aan te tonen tussen de zorg, bedachtzaamheid en toewijding van de mensen die op geld maken uit waren en de halfslachtige manier van velen, die zogenaamd naar geestelijke rijkdom streefden. […]
‘Leer een les van de oneerlijke en kwaadaardige mensen. Als zij zo zorgvuldig aan hun aardse toekomst werken, hoe zorgvuldig moet u, die in een eeuwige toekomst gelooft, dan wel niet aan uw toekomst werken! […] Evenaar de onrechtvaardige rentmeester en de mensen die de mammon liefhebben niet in hun oneerlijkheid, hebzucht en gierig verzamelen van rijkdommen die vergankelijk [tijdelijk] zijn, maar in hun ijver, voorzorg en voorbereiding op de toekomst.’ (Jesus the Christ, 3e editie [1916], 463, 464.)
-
Wat wilde de Heiland dat zijn discipelen van de wereldse mensen, zoals de onrechtvaardige rentmeester, zouden leren?
Zet de volgende onvolledige uitspraak op het bord: Als we ons verstandig op onze eeuwige toekomst voorbereiden …
Laat een cursist Lukas 16:10–12 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat wij volgens de Heiland moeten doen om met eeuwige rijkdommen gezegend te worden. Leg uit dat de mammon aardse rijkdommen voorstelt, zoals geld, bezittingen en samenwerkingsverbanden.
-
Wat denk je dat ‘wie trouw is in het minste’ betekent (vers 10)? (Als de cursisten geantwoord hebben, maakt u de uitspraak op het bord als volgt af: en op rechtschapen wijze aardse rijkdommen gebruiken …)
Vestig de aandacht van de cursisten op de lijst met eeuwige rijkdommen op het bord.
-
Waardoor zijn die ‘het ware’ (vers 11)?
Vraag de cursisten om de uitspraak op het bord af te maken zodat er een beginsel ontstaat dat aangeeft hoe we eeuwige rijkdommen kunnen verwerven. (De cursisten moeten het volgende beginsel goed begrijpen: als we ons verstandig op onze eeuwige toekomst voorbereiden en onze aardse rijkdommen rechtschapen gebruiken, kunnen we met eeuwige rijkdommen gezegend worden.)
-
Waarom is het soms moeilijk om ons verstandig en ijverig op onze eeuwige toekomst voor te bereiden?
-
Hoe kunnen we aardse rijkdommen rechtschapen gebruiken?
-
Hoe weerspiegelt ons rechtschapen gebruik van aardse rijkdommen onze waardigheid om eeuwige rijkdommen te ontvangen?
Lukas 16:13–31
Jezus berispt de Farizeeën en vertelt ze de gelijkenis van de rijke man en Lazarus.
Vestig de aandacht van de cursisten op de lijst op het bord (of, als u die hebt meegenomen, op de voorwerpen die aardse rijkdommen voorstellen). Laat ze zich afvragen waarom we eeuwige rijkdommen mislopen als we aardse rijkdommen begeren. Laat de cursisten bij hun studie van Lukas 16:13–26 een antwoord op deze vraag opzoeken.
Vat Lukas 16:13–14 samen door uit te leggen dat de Heiland heeft gezegd dat we niet zowel God als de mammon kunnen dienen (zie vers 13). De Farizeeën hoorden de leringen van de Heiland en ‘beschimpten’ (vers 14) Hem. Laat de cursisten in Lukas 16:14 het woord opzoeken dat de Farizeeën beschrijft en uitlegt waarom zij de Heiland vanwege zijn leringen beschimpten.
-
Kun je uit wat je over de Farizeeën hebt geleerd, opmaken wat ze begeerden? (Aardse rijkdom en macht [zie Mattheüs 23:2–6, 14].)
-
Waarom denk je dat de Farizeeën er door hun eerzucht en hebzucht toe werden aangezet om de Heiland te beschimpen?
Leg uit dat de Bijbelvertaling van Joseph Smith van Lukas 16:16–23 (in de Gids bij de Schriften) ons meer inzicht geeft in de woordenwisseling tussen de Farizeeën en de Heiland. Laat een cursist de volgende samenvatting van deze vertaling voorlezen:
De Farizeeën beweerden dat de wet van Mozes en andere profetische Schriftuur (het Oude Testament) hun wet was. Daarom verwierpen zij Jezus als hun rechter. Jezus legde uit dat de wet van Mozes en de profeten van Hem hadden getuigd. Hij sprak de Farizeeën tegen omdat ze ontkenden wat er stond geschreven en Hij berispte ze omdat ze ‘de rechte weg’ verdraaiden (Bijbelvertaling van Joseph Smith, Lukas 16:21). Om de Farizeeën, van wie het hart op wereldse rijkdommen en macht was gericht, inzicht te geven in hun gedrag en de gevolgen daarvan, vergeleek de Heiland hen met de rijke man in de gelijkenis in Lukas 16:19–31.
Vraag drie cursisten om deel te nemen aan een voorleestoneel. Laat een van de vrijwilligers de woorden van de Heiland voorlezen (Lukas 16:19–23), de tweede vrijwilliger de woorden van de rijke man (Lukas 16:24, 27, 28, 30), en de derde vrijwilliger Abrahams woorden (Lukas 16:25, 26, 29, 31). Laat de cursisten hun gedeelten in Lukas 16:19–26 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de arme Lazarus en de rijke man ondervonden.
-
In welke opzichten verschilde het aardse leven van de rijke man van dat van Lazarus?
-
In welke opzichten verschilde hun voorsterfelijk leven? (U moet wellicht uitleggen dat ‘de schoot van Abraham’ [vers 22] het paradijs in de geestenwereld voorstelt en dat ‘de hel’ [vers 23] de gevangenis in de geestenwereld voorstelt.)
-
In welk opzicht gebruikte de rijke man zijn aardse rijkdommen niet rechtschapen?
Herinner de cursisten eraan dat de rijke man in deze gelijkenis de begerige Farizeeën voorstelde.
-
Wat zal er volgens deze gelijkenis gebeuren als we begerig zijn en onze aardse rijkdommen niet rechtschapen gebruiken? (Als de cursisten hebben geantwoord, zet u het volgende beginsel op het bord: Als we begerig zijn en onze aardse rijkdommen niet rechtschapen gebruiken, zullen we uiteindelijk spijt en leed ervaren [zie ook LV 104:18].)
Om ervoor te zorgen dat de cursisten nog een waarheid kunnen herkennen, laat u ze aan iemand denken om wie ze geven en die ervoor heeft gekozen om de leringen van de Heiland niet na te leven.
-
Hoe zou die persoon ervan overtuigd kunnen worden om zich te bekeren en zijn of haar levenswijze te veranderen?
Laat de van tevoren gevraagde cursisten hun rollen in Lukas 16:27–31 voorlezen. Laat de klas meelezen en het verzoek van de rijke man opzoeken.
-
Wat verlangde de rijke man voor zijn vijf broers? Waarom?
-
Wat zou er volgens de rijke man gebeuren als Lazarus aan zijn broers zou verschijnen?
Leg uit dat de rijke man geloofde dat als Lazarus aan hen zou verschijnen, zijn broers zich zouden bekeren en de waarheid zouden aanvaarden. Bekering is ‘een bewust besluit om onze gedachten, ons hart, en ons leven zodanig te veranderen dat ze in overeenstemming zijn met de wil van God.’ (Gids bij de Schriften, ‘Bekeren, bekering’,scriptures.lds.org.)
-
Waarom stuurde Abraham volgens deze gelijkenis Lazarus niet naar de broers van de rijke man?
Leg uit dat de Heiland door het noemen van ‘Mozes en de profeten’ (Lukas 16:29, 31) opnieuw naar de Schriften verwees waarvan de Farizeeën beweerden dat ze die geloofden en navolgden, maar die zij in de praktijk verwierpen. Leg uit dat er later een echte Lazarus ‘uit de doden zou opstaan’ (vers 31) toen de Heiland hem tot leven bracht (zie Johannes 11). Later werd Jezus degene die bij de opstanding uit de dood herrees. Maar in beide gevallen verwierpen de Farizeeën en anderen het bewijs van de goddelijkheid van de Heiland, en zij bekeerden zich niet.
-
Welke waarheid betreffende bekering kunnen we leren van wat Abraham in deze gelijkenis tegen de rijke man zei? (De cursisten kunnen verschillende waarheden noemen, maar zorg ervoor dat ze in ieder geval deze waarheid begrijpen: bekering komt tot stand door geloof en gehoorzaamheid aan de woorden van de profeten, niet door het zien van wonderen of engelen.)
-
Waarom zou bekering door geloof en gehoorzaamheid aan de woorden van de profeten tot stand komen, en niet door het zien van wonderen of engelen?
-
Wat kunnen we doen om ertoe bij te dragen dat anderen de woorden van de profeten geloven en naleven?
-
Welke leringen van de profeten hebben jullie bekering beïnvloed?
Laat de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren hoe ze de leringen of het advies van de profeten beter kunnen geloven en naleven, waardoor hun bekering vollediger wordt. Moedig de cursisten aan om toe te passen wat ze hebben opgeschreven.