Thuisseminarieles
Hebreeën 5–Jakobus 1 (unit 28)
Inleiding
De apostel Jakobus raadde de verstrooide Israëlieten aan om daders van het woord te zijn, anderen te dienen en geestelijk rein te blijven.
Lessuggesties
Noot: de cursisten leerden in deze unit twee kernteksten: Hebreeën 12:9 en Jakobus 1:5–6. U kunt deze teksten samen voorlezen of opzeggen en de cursisten vragen om de leerstellingen en beginselen in de teksten uit te leggen.
Jakobus 1:22–27
Jakobus nodigt de lezer uit om hoorder en dader van het woord te zijn en anderen te dienen
Laat een cursist het volgende verhaal van ouderling Quentin L. Cook van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:
‘Onlangs maakte ik met een aardige jongeman kennis. Zijn doelen waren op zending gaan, studeren, in de tempel huwen en een getrouw, fijn gezin stichten. Ik vond het erg mooie doelen. Maar toen we verder praatten, werd het me duidelijk dat zijn gedrag en keuzes niet met zijn doelen overeenstemden. Ik had het gevoel dat hij echt op zending wilde gaan en ernstige overtredingen meed die zijn zending in gevaar konden brengen, maar zijn dagelijkse leven was geen goede voorbereiding op de lichamelijke, emotionele, sociale, verstandelijke en geestelijke uitdagingen die hem te wachten stonden. Hij had niet geleerd om hard te werken. Hij nam zijn studie en seminarie niet ernstig op. Hij ging naar de kerk, maar had het Boek van Mormon niet gelezen. Hij verspeelde veel tijd aan games en sociale media. Hij leek te denken dat het volstond om simpelweg zijn koffers te pakken en op zending te gaan.’ (‘Verstandig kiezen’, Liahona, november 2014, 47.)
-
Als je in ouderling Cooks schoenen stond, welke zorgen zou jij je dan maken over het gebrek aan zendingsvoorbereiding van deze jongen?
Laat een cursist Jakobus 1:22 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en vast te stellen wat Jakobus zei dat de jongeman in het verhaal van ouderling Cook kon helpen.
-
Wat zei Jakobus dat die jongeman kon helpen?
Leg uit dat Jakobus in Jakobus 1:23–24 iemand die een hoorder, maar geen dader is vergeleek met een man die zichzelf in de spiegel ziet en dan vergeet hoe hij eruitziet als hij weggaat.
Laat een cursist Jakobus 1:25 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en vast te stellen wat er gebeurt met de mensen die handelen naar de waarheden die ze horen.
-
Wat gebeurt er met mensen die niet alleen hoorder, maar ook dader zijn? (Laat de cursisten antwoorden en zet dit beginsel op het bord: Als we het woord van God horen en ernaar handelen, zal Hij ons in onze daden zegenen.)
Vraag de cursisten om zichzelf aan de hand van de volgende vragen als hoorders en daders van Gods woord te evalueren. Lees de vragen voor of zet ze op het bord.
-
In welke mate geloof ik de waarheden die ik in de Schriften, thuis, in de kerk en in het seminarie leer?
-
Hoe vaak stel ik een geestelijk doel om naar de waarheden die ik leer te handelen? Hoe vaak bereik ik die doelen? Hoe vaak vergeet ik ze?
-
Hoe kan ik een betere dader en niet slechts een hoorder van het woord zijn?
Getuig van de zegeningen die we ontvangen als we handelen naar wat we leren.
Laat een cursist Jakobus 1:26–27 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de suggesties van Jakobus over manieren om onze godsdienst na te leven.
-
Op welke manieren kunnen we volgens Jakobus onze godsdienst naleven of onze toewijding aan God tonen?
Leg uit dat Jakobus in vers 27 het idee ‘wezen en weduwen bezoeken’ gebruikte als voorbeeld van zorgen voor anderen en dat ‘zichzelf onbesmet bewaren van de wereld’ geestelijk rein blijven betekent, zelfs in een wereld vol goddeloosheid.
-
Welke waarheid halen we uit Jakobus 1:27? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: we geven blijk van het naleven van zuivere godsdienst als we voor anderen zorgen en ons geestelijk rein houden. Zet die waarheid op het bord.)
-
Op welke manieren zijn voor anderen zorgen en onszelf geestelijk rein houden belangrijke uitingen van onze toewijding aan God?
-
Wie ken je die een goed voorbeeld is door in zijn dagelijkse leven van het naleven van ‘zuivere godsdienst’ blijk te geven? Wat doet deze persoon dat jou inspireert?
Laat de cursisten op een blaadje een of twee daden zetten die ze de komende week gaan doen om voor iemand te zorgen of ‘zichzelf onbesmet [te] bewaren van de wereld’. Nodig ze uit om daders van Gods woord te zijn door dit beginsel toe te passen.
Volgende unit (Jakobus 2–1 Petrus 5)
Leg uit dat de cursisten bij hun studie van Jakobus 2–1 Peter 5 antwoord op deze vragen zullen krijgen: welke raad gaf Jakobus de heiligen voor het geval ze een broeder of zuster zien die ‘zonder kleding zou zijn en gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel’ (Jakobus 2:15)? Als we nu eens niets voor de behoeftigen doen? Waarom zei Jakobus dat geloof zonder werken dood is (Jakobus 2:26)? Welk lichaamsdeel is volgens Jakobus ‘een vuur’ en kan ‘het hele lichaam’ bevlekken (Jakobus 3:6)? Welke zegeningen ontvangen mensen ‘die een zondaar van zijn dwaalweg doen terugkeren’ (Jakobus 5:20)? Waarom moet het evangelie volgens Petrus aan de doden verkondigd worden? Moedig de cursisten aan om bij hun studie van het volgende Schriftuurblok naar antwoorden op die vragen te zoeken.