Bibliotheek
Les 24: Mattheüs 21:17–22:14


Les 24

Mattheüs 21:17–22:14

Inleiding

Als Jezus in Bethanië heeft overnacht, gaat Hij terug naar de tempel. Onderweg vervloekt Hij een vijgenboom. Joodse leiders kwomen in de tempel naar Hem toe en trekken zijn gezag in twijfel. Jezus berispt hen en vertelt enkele gelijkenissen waaruit blijkt wat de gevolgen zijn als iemand Hem en zijn evangelie verwerpt of aanvaardt.

Lessuggesties

Mattheüs 21:17–32

Jezus vervloekt een vijgenboom en berispt de Joodse leiders.

Zet voor de les begint deze vraag op het bord: Heb je weleens meegemaakt dat iets niet zo goed was als het leek?

Vraag een of meer cursisten bij het begin van de les hun antwoord op deze vraag met de klas te delen.

Leg uit dat Mattheüs 21 een verhaal bevat waarin Jezus Christus iets tegenkwam dat niet zo goed was als het leek. Laat de cursisten bij hun studie van Mattheüs 21 zoeken naar manieren waarop wij voor anderen niet alleen rechtschapen lijken, maar ook werkelijk rechtschapen leven.

Leg als context voor Mattheüs 21 uit dat Jezus na zijn triomfale intocht in Jeruzalem en zijn reiniging van de tempel, in Bethanië verbleef, een klein dorpje in de buurt van Jeruzalem. Laat een cursist Mattheüs 21:18–22 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op wat de Heiland de volgende dag deed toen Hij van Bethanië terug naar de tempel in Jeruzalem ging.

  • Wat deed de Heiland met de vijgenboom?

Afbeelding
fig tree

Vijgenboom

© Jose Ramiro Laguna/Shutterstock.com

Laat een afbeelding van een vijgenboom met bladeren zien. Leg uit dat een vijgenboom normaal gesproken vruchten draagt als er bladeren aan hangen. In de lente (toen de Heiland langs de boom liep en er geen vruchten aan groeiden) brengen vijgenbomen normaal gezien vroege vijgen voort. Als een vijgenboom in de lente geen vruchten draagt, brengt hij dat hele jaar geen vijgen voort. De boom in het verhaal leek alsof hij een vruchtdragende boom was, maar hij had geen vruchten voortgebracht. De Heiland vervloekte de vijgenboom wellicht om zijn discipelen te leren dat de Joodse religieuze leiders corrupt waren.

  • Gelet op wat je over de Joodse religieuze leiders in de tijd van de Heiland hebt geleerd, hoe leken velen van hen op de vijgenboom uit het verhaal? (Zij beweerden God te volgen, maar brachten geen echte vruchten of werken van rechtschapenheid voort.)

Vat Mattheüs 21:23–27 samen: enkele Joodse leiders kwamen in de tempel naar Jezus toe en trokken het gezag in twijfel uit hoofde waarvan Hij zijn triomfale intocht in Jeruzalem had gemaakt en de tempel had gereinigd. De Heiland antwoordde met de vraag of de doop (of de bediening) van Johannes de Doper door God of door mensen was gemachtigd. De leiders wilden de vraag van de Heiland niet beantwoorden, omdat ze niet zichzelf wilden verketteren en evenmin de mensen die Johannes als profeet aanvaardden, wilden beledigen. De Heiland zei dat Hij dan hun vragen ook niet zou beantwoorden en vertelde toen drie gelijkenissen die de daden van de corrupte Joodse leiders illustreren. De eerste gelijkenis beschrijft de verschillende manieren waarop twee zonen reageerden op hun vader.

Laat een cursist Mattheüs 21:28–30 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op welke zoon het meest op de Joodse leiders lijkt.

  • Welke zoon lijkt het meest op de Joodse leiders? In welke zin?

Laat een cursist Mattheüs 21:31–32 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op wat de Heiland de corrupte Joodse leiders met deze gelijkenis leerde. (Leg eventueel uit dat tollenaars belasting innen en dat hoeren prostituees zijn. Joodse leiders keken neer op deze mensen en beschouwden hen als zondaars.)

  • In welke zin lijken de tollenaars en hoeren op de eerste zoon?

  • Wat kunnen wij hieruit leren over wie het koninkrijk van God zal binnengaan? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende leerstelling te omvatten: Wij moeten onze hemelse Vader gehoorzamen en ons bekeren van onze zonden in plaats van alleen te zeggen of voor te wenden dat we Hem gehoorzamen, als we het koninkrijk van God willen binnengaan.)

Om de cursisten duidelijk te maken waarom dit belangrijk is, laat u een cursist het volgende scenario voorlezen:

Een jongeman zegt vaak tegen zijn ouders dat hij naar kerkelijke activiteiten gaat, terwijl hij in werkelijkheid naar een vriend gaat. Als hij met kerkleiders en leerkrachten praat, doet hij alsof hij de geboden van onze hemelse Vader onderhoudt, maar bij andere gelegenheden overtreedt hij bewust de geboden.

  • Hoe kunnen de keuzes van deze jongeman hem beletten het koninkrijk van God binnen te gaan?

  • Als hij jouw vriend was, wat zou je dan kunnen zeggen om hem in te laten zien dat hij zijn gedrag moet aanpassen?

Laat een andere cursist het volgende scenario voorlezen:

Een jongevrouw roddelt met haar vriendinnen over andere meisjes maar doet zich vriendelijk voor als die meisjes in de buurt zijn. Zij gaat geregeld naar de kerk en neemt van het avondmaal, maar tijdens de lessen stuurt ze vaak sms’jes met kritiek op de mensen rondom haar.

  • In welke opzichten doet deze jongevrouw alsof ze de geboden van onze hemelse Vader onderhoudt?

  • Wat zijn naast de voorbeelden in deze scenario’s nog andere manieren waarop we kunnen worden verleid te doen alsof we onze hemelse Vader gehoorzamen in plaats van Hem echt te gehoorzamen?

Nodig de cursisten uit om bij hun studie van Mattheüs 21 op te zoeken hoe ze kunnen voorkomen dat ze zoals de vijgenboom worden die geen vruchten voortbracht.

Mattheüs 21:33–22:14

Jezus vertelt de gelijkenissen van de slechte landbouwer en de koninklijke bruiloft.

Verdeel de klas in groepjes van twee. Geef de cursisten indien mogelijk een kopie van de volgende tabel. Laat de cursisten Matteüs 21:33–41 aan hun partner voorlezen en in de tabel noteren wat de laatste drie symbolen mogelijk voorstellen.

Afbeelding
Uitreikblad, De gelijkenis van de slechte landbouwers

De gelijkenis van de slechte landbouwers

Het Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — Les 24

Mattheüs 21:33–41

Symbool

Betekenis

De heer des huizes

Hemelse Vader

Landbouwers

Slaven

De zoon van de heer des huizes

Nadat de cursisten de tabel hebben ingevuld, laat u enkele groepjes verslag uitbrengen. Leg indien nodig uit dat de landbouwers de corrupte Israëlitische leiders voorstellen; de slaven staan voor Gods profeten en de zoon van de heer des huizes stelt Jezus Christus voor.

  • Wat wilde Jezus met deze gelijkenis duidelijk maken? (In de loop der eeuwen hebben enkele Israëlitische leiders de oudtestamentische profeten verworpen, en de huidige Joodse leiders wilden Jezus doden [ zie New Testament Student Manual (Church Educational System manual, 2014), 65]).

Laat een cursist Mattheüs 21:43 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op aan wie het koninkrijk van God (zijnde de Kerk van Jezus Christus en de zegeningen van het evangelie) zou worden gegeven nadat de Joodse leiders het hadden verworpen.

  • Aan wie zou het koninkrijk van God worden gegeven?

Leg uit dat volgens Mattheüs 21:53 in de Bijbelvertaling van Joseph Smith de andere volken het koninkrijk van God zullen ontvangen. Leg eventueel uit dat ‘de andere volken’ verwijst naar ‘volken die niet van het huis Israël […] [of] mensen die niet Joods zijn’ (Gids bij de Schriften, ‘Andere volken’, scriptures.lds.org) of natiën die niet de volheid van het gezag, de verordeningen, de wetten en leringen van God bezitten. De overdracht van het koninkrijk naar de andere volken is begonnen toen de apostelen na de opstanding van de Heiland het evangelie onder de andere volken uitdroegen (zie Handelingen 10–11; zie ook Mattheüs 20:16). Die overdracht zet zich in de laatste dagen voort met de herstelling van het evangelie door middel van de profeet Joseph Smith, die tot een ander volk behoorde. Als lid van de Kerk van Jezus Christus horen wij bij degenen aan wie God zijn koninkrijk heeft gegeven.

  • Wat wordt er volgens vers 43 van ons als lid van de Kerk van Jezus Christus verwacht? (Zie erop toe dat de cursisten de volgende waarheid begrijpen: Als lid van de Kerk van Jezus Christus dragen wij de verantwoordelijkheid om vruchten van gerechtigheid voort te brengen. U kunt dit beginsel eventueel in de bewoordingen van de cursisten op het bord zetten.)

Laat enkele cursisten naar voren komen en vruchten aan de vijgenboom tekenen. Laat hen bij elke vrucht een rechtvaardige daad noteren die van ons als lid van de Kerk van Jezus Christus verwacht wordt. Laat enkele cursisten uitleggen wat ze hebben genoteerd door te vragen:

  • Waarom is het belangrijk dat wij deze vruchten voortbrengen?

  • Hoe ben jij gezegend in je streven om een van deze vruchten van gerechtigheid voort te brengen?

Vat Mattheüs 21:45–46 samen: De overpriesters en de Farizeeën werden boos toen ze begrepen dat zij in de gelijkenis als de slechte landbouwers werden voorgesteld. Ze durfden Hem echter niet te grijpen uit angst voor de reactie van het volk.

Leg uit dat in Mattheüs 22:1–10 een gelijkenis staat waarin Jezus Christus de zegeningen van het evangelie vergeleek met een bruiloftsmaal dat een koning voor zijn zoon bereidde. De genodigden (die symbool staan voor de meeste Joden, zoals hun leiders) wilden niet komen. Zij die vervolgens uitgenodigd werden (die symbool staan voor de andere volken) kozen ervoor om wel te gaan en van het bruiloftsmaal te genieten.

Laat een cursist Mattheüs 22:11–14 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op wat er tijdens het bruiloftsmaal gebeurde.

  • Waarom werd deze man uitgeworpen?

Leg uit dat de koning zich aan een oude traditie hield toen hij zijn gasten schone en gepaste bruiloftskleding gaf. De man had er echter voor gekozen die kleding niet te dragen.

  • Waarvoor staan de bruiloftskleren in deze gelijkenis symbool? (Leg eventueel uit dat schone kleren en gewaden in de Schriften vaak symbool staan voor de rechtschapenheid en reinheid van hen die door de verzoening van Jezus Christus zijn gereinigd [zie New Testament Student Manual (Church Educational System manual, 2014), 66; zie ook 3 Nephi 27:19].)

Wijs erop dat Mattheüs 22:14 in de Bijbelvertaling van Joseph Smith hieraan toevoegt dat niet alle aanwezigen op het feest bruidskleren dragen. Met andere woorden, niet iedereen die de Heiland aanvaardt en is geroepen, en ingaat op de uitnodiging om deel van het koninkrijk uit te maken, zal voorbereid en waardig zijn om eeuwig met Hem en Vader in de hemel te wonen. Sommige mensen komen door hun eigen keuzes niet meer in aanmerking voor rijke zegeningen, omdat ze niet in het kleed van rechtschapenheid zijn gekleed.

  • Wat heeft deze gelijkenis met de uitspraak op het bord te maken?

Getuig hoe belangrijk de eeuwige zegeningen die ons worden aangeboden, zijn. Laat de cursisten overdenken wat ze eraan doen om in te gaan op de uitnodiging van hun hemelse Vader om alle zegeningen van het evangelie te ontvangen. Moedig hen aan om het geleerde in praktijk te brengen door zich op het ontvangen van deze zegeningen voor te bereiden.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mattheüs 21:19–22. Het vervloeken van de vijgenboom

Het vervloeken van de vijgenboom leert ons enkele belangrijke lessen. De vijgenboom kan de corrupte religieuze leiders van de Joden voorstellen, die zich openlijk vroom voordeden maar ware rechtschapenheid misten. Op gelijkaardige wijze leert dit verhaal ons dat zij allen dienen te leven in overeenstemming met wat wij geloven en leren. Het vervloeken van de vijgenboom was een zichtbare uiting van de les die de Heiland eerder had onderwezen met de gelijkenis van de vijgenboom (zie Lukas 13:6–9): allen moeten zich bekeren of verloren gaan. Toen de Heiland de reactie van discipelen op het vervloeken van de vijgenboom zag, gebruikte Hij deze gelegenheid om hen te leren dat geloof de macht heeft om grotere wonderen te verrichten dan wat ze net hadden gezien.

Mattheüs 21:42–44. ‘De steen, die de bouwers verworpen hadden’

Jezus Christus is ‘de steen die de bouwers verworpen hadden’ (Mattheüs 21:42) en die tot de hoeksteen van het koninkrijk van God op aarde is geworden (zie Handelingen 4:11; Efeze 2:19–20). De uitspraak van de Heiland die zegt dat zij die op deze steen vallen, verpletterd zullen worden, verwijst naar de Joden die hun leven niet op deze steen willen bouwen (zie Helaman 5:12) en daardoor struikelen en vallen (zie Jesaja 8:14; 1 Korinthe 1:23). Zij zouden worden verpletterd of vernietigd, omdat ze Jezus niet aanvaardden als de Messias en de Zoon van God en omdat ze zijn evangelie niet aanvaardden. ‘Op wie hij valt’ wil zeggen dat de Heiland zij die Hem afwijzen, zal vernietigen. (Zie Bijbelvertaling van Joseph Smith, Mattheüs 21:47–56 [in de Gids bij de Schriften].)

Afdrukken