Bibliotheek
Les 137: Hebreeën 7–10


Les 137

Hebreeën 7–10

Inleiding

Paulus onderwijst dat Jezus Christus de Middelaar van het ‘nieuw verbond’ is (Hebreeën 8:8). Hij legt uit dat het offer van Christus superieur is aan de mozaïsche offers en dat de mozaïsche verordeningen bedoeld waren om het volk op de Heiland en zijn verzoening te richten.

Lessuggesties

Hebreeën 7–8

Paulus onderwijst dat Jezus Christus de Middelaar van het nieuwe verbond is

Gebruik een zaklamp om op het bord een schaduw van een klein voorwerp (zoals een sleutel of een schaar) te werpen. Vraag de cursisten of ze het voorwerp kunnen identificeren door alleen naar zijn schaduw te kijken. Wijs ze erop dat we een voorwerp vaak aan zijn schaduw kunnen herkennen.

Afbeelding
Jezus bidt in Gethsémané

Toon de plaat Jezus bidt in Gethsémané. (Evangelieplatenboek [2009], nr. 56; zie ook LDS.org.) Leg uit dat er in het Oude Testament ceremoniën en verordeningen staan die als een zinnebeeld, schaduwbeeld, symbool of voorbode van de Heiland en zijn verzoening waren.

  • Welke voorbeelden van dergelijke zinnebeelden en schaduwbeelden van Jezus Christus en zijn verzoening vinden we in het Oude Testament?

Leg uit dat elk aspect van de wet van Mozes als een zinnebeeld of schaduwbeeld bedoeld was en de Israëlieten op Jezus Christus en zijn zoenoffer moest richten (see 2 Nephi 11:4; Jakob 4:4–5). Paulus legde uit hoe verschillende delen van de wet dat deden. Hij wilde de Joodse heiligen aansporen om Jezus Christus trouw te blijven in plaats van de wet van Mozes weer te volgen.

Vat Hebreeën 7:1–22 samen met de uitleg dat Paulus een oudtestamentische profetie aanhaalde over de komst van een priester ‘naar de ordening van Melchizedek’ (Psalmen 110:4; zie ook Hebreeën 7:1). Hij onderwees dat Jezus Christus die profetie vervuld had. Melchizedek was een rechtschapen koning en de hogepriester die Abraham presideerde. (Zie Bijbelvertaling van Joseph Smith, Genesis 14:25–40 [in de Gids bij de Schriften]; Alma 13:14–19; Gids bij de Schriften, ‘Melchizedek’.) Paulus gebruikte Melchizedek als zinnebeeld en schaduwbeeld van Jezus Christus. Hij zei dat Jezus Christus en zijn priesterschap nodig waren omdat het Levitisch priesterschap en de wet van Mozes Gods kinderen niet konden vervolmaken (zie Hebreeën 7:11). U moet misschien uitleggen dat het Levitisch priesterschap het gezag van het Aäronisch priesterschap is dat de leden van de stam Levi droegen. (Zie Bible Dictionary, ‘Aaronic Priesthood’.)

Afbeelding
Mozes verleent Aäron het priesterschap

Toon de plaat Mozes verleent Aäron het priesterschap. (Evangelieplatenboek [2009], nr. 15; zie ook LDS.org) en de plaat Jezus bidt in Gethsémané. Leg uit dat Paulus de Levitische priesters in Hebreeën 7 met Jezus Christus vergeleek. U kunt uitleggen dat Levitische priesters onder meer middelaars waren die symbolisch tussen het volk en God stonden om hun geschillen op te lossen.

Zet Hebreeën 7:23–28 op het bord. Deel de cursisten op in groepjes van twee. Vraag elk groepje om deze verzen samen te lezen. Laat ze ook Bijbelvertaling van Joseph Smith, Hebreeën 7:25–26 lezen. Die tekst staat in de Gids bij de Schriften. Laat de ene cursist letten op zinsneden die de Levitische priesters beschrijven en laat de andere letten op zinsneden die Jezus Christus beschrijven. Leg uit dat het woord zij in Hebreeën 7:23 naar de priesters verwijst.

Laat na verloop van tijd de cursisten die op zinsneden over de priesters letten over hun bevindingen vertellen. Zet hun antwoorden onder de plaat van Mozes en Aäron op het bord. (Mogelijke antwoorden: de priesters moesten door andere priesters vervangen worden als ze stierven [zie Hebreeën 7:23]; ze brachten dagelijks slachtoffers voor hun zonden en de zonden van het volk [zie Hebreeën 7:27]; en de priesters hadden zwakheden [zie Hebreeën 7:28].)

Laat de cursisten die op zinsneden over Jezus Christus letten over hun bevindingen vertellen. Zet hun antwoorden onder de plaat van de Heiland op het bord. (Mogelijke antwoorden: Jezus Christus is eeuwig [Hebreeën 7:24]; Hij kan ‘wie door Hem tot God gaan’ zalig maken [Hebreeën 7:25]; Hij ‘leeft om voor [ons] te pleiten’ [Hebreeën 7:25]; Hij was zondeloos en behoefde dus ‘geen offer te brengen voor zijn eigen zonden’ [Bijbelvertaling van Joseph Smith, Hebreeën 7:26]; Hij moest maar één offer brengen ‘voor de zonden van het volk’ [Bijbelvertaling van Joseph Smith, Hebreeën 7:26]; en Hij is ‘tot in eeuwigheid volmaakt’ [Hebreeën 7:28].)

Leg uit dat de zinsnede ‘Hij altijd leeft om voor hen te pleiten’ (Hebreeën 7:25) betekent dat het de zending van de Heiland is om voor ons te bemiddelen zodat we tot God kunnen terugkeren.

  • Hoe zou je de verschillen tussen Jezus Christus en de Levitische priesters uitleggen?

Laat een cursist Hebreeën 8:1–3 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en na te gaan waartoe alle hogepriesters, inclusief Jezus Christus, aangesteld of geroepen waren.

  • Waartoe waren de hogepriesters aangesteld?

Leg uit dat er in Bijbelvertaling van Joseph Smith, Hebreeën 8:4 staat: ‘Terwijl Hij dus op aarde was, offerde Hij zijn eigen leven als offer voor de zonden van de mensen. Nu moet iedere priester onder de wet wel gaven, of offers, offeren, volgens de wet.’ Vraag de klas te letten op welk offer Jezus Christus bracht.

  • Wat heeft Jezus Christus volgens dit vers voor ons gedaan? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende te omvatten: Jezus Christus offerde zijn eigen leven voor onze zonden.)

  • Welke zinsneden geven antwoord op de vraag waarom Jezus Christus in staat was om zijn eigen leven voor onze zonden te offeren?

Laat de cursisten bedenken wat het zoenoffer van Jezus Christus voor hen betekent. Laat ze een van de volgende zinnen in hun aantekenschrift of Schriftendagboek aanvullen:

  1. Ik ben dankbaar voor mijn Heiland omdat …

  2. Ik weet dat mijn Heiland mij liefheeft omdat …

  3. De verzoening is mij tot zegen omdat …

Geef ze voldoende tijd en vraag vervolgens enkele cursisten wat ze hebben opgeschreven, als dat niet te persoonlijk is.

Vat Hebreeën 8:5–13 samen met de uitleg dat Jezus Christus door zijn offer ‘van een beter verbond Middelaar’ werd (vers 6). Als de mensen dat verbond aanvaarden, leren ze de Heer beter kennen (zie vers 11) en worden ze van hun zonden gereinigd.

Hebreeën 9–10

Paulus toont aan dat de mozaïsche verordeningen mensen op de verzoening richtten

Afbeelding
diagram, tabernacle

Zet vóór de les dit schema op het bord.

Leg uit dat Paulus in Hebreeën 9–10 de Levitische hogepriesters met Jezus Christus bleef vergelijken door de plichten van de priesters op de Verzoendag te behandelen. Laat een cursist de volgende alinea voorlezen:

Een keer per jaar op de Joodse heilige Verzoendag (ook wel Jom Kipoer genoemd) mocht de priester in de tabernakel, en later de tempel in Jeruzalem, het Heilige der heiligen betreden. Daar offerde de hogepriester een jonge stier en een geitenbok. Hij sprenkelde het bloed van de dieren op aangewezen plekken in het Heilige der heiligen als symbool van de verzoening van Christus voor de zonden van de priester en het volk. De hogepriester bracht vervolgens de zonden van het volk op een andere geitenbok over (de zondebok), die vervolgens de woestijn ingestuurd werd, wat de verwijdering van de zonden van het volk voorstelde. Hij offerde ook twee rammen als brandoffer voor zichzelf en het volk. (Zie Bible Dictionary, ‘Fasts’; zie ook Leviticus 16:22.)

Laat de ene helft van de klas Hebreeën 9:11, 12, 24, 28 lezen en de andere helft Hebreeën 10:1, 4, 10–12. Laat de groepen de hun toegewezen verzen in stilte doornemen en nagaan hoe de gebeurtenissen op de Verzoendag zinnebeelden en schaduwbeelden van het offer van Jezus Christus waren. Vraag enkele cursisten van beide groepen na verloop van tijd naar hun bevindingen. Vraag dan:

  • De hogepriesters betraden op de Verzoendag het Heiligste der heiligen in de tabernakel. Welk ‘heiligdom’ (Hebreeën 9:12) kon de Heiland door zijn verzoening betreden? (De tegenwoordigheid van onze hemelse Vader, of de celestiale heerlijkheid.)

  • Wat deed het offer van Jezus Christus wat ‘het bloed van stieren en bokken’ (Hebreeën 10:4) niet kon doen?

  • Waarom verrichtten de hogepriesters deze offers dan op de Verzoendag? (Om ‘een schaduw […] van de toekomstige heilsgoederen’ te tonen [Hebreeën 10:1], of om naar de verzoening van de Heiland te verwijzen.)

Laat een cursist Hebreeën 10:17–20 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en vast te stellen wat de verzoening mogelijk maakt.

  • Wat kunnen we volgens vers 19 door het offer van Jezus ingaan? (‘Het heiligdom’, oftewel Gods tegenwoordigheid in het celestiale koninkrijk.)

  • Hoe kunnen we volgens vers 20 Gods tegenwoordigheid ingaan?

Leg uit dat met ‘een nieuwe en levende weg’ het evangelie van Jezus Christus bedoeld wordt, of het plan waarmee we door zijn verzoening vergeving ontvangen en geheiligd worden, en zo Gods tegenwoordigheid waardig zijn.

Zet deze onvolledige zin op het bord: Dankzij de verzoening van Jezus Christus kunnen we het celestiale koninkrijk betreden als …

Laat een cursist Hebreeën 10:22–23 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat we moeten doen om het celestiale koninkrijk te betreden. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Vul de zin op het bord als volgt aan: Dankzij de verzoening van Jezus Christus kunnen we het celestiale koninkrijk betreden als we onze hoop op Hem vasthouden.

  • Wat betekent onze hoop op Jezus Christus ‘vasthouden’ (verse 23)?

Laat een cursist Hebreeën 10:35–38 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de raad die Paulus geeft waarmee we onze hoop op Jezus Christus kunnen vasthouden.

  • Wat kunnen we doen om onze hoop op Jezus Christus vast te houden?

  • Wat betekent ‘Werp dan uw vrijmoedigheid niet weg’ (vers 35)?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen, waarin hij uitlegt wat ‘Werp dan uw vrijmoedigheid niet weg’ betekent:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Als heiligen der laatste dagen zouden we zeggen: natuurlijk is dat moeilijk — voordat je lid wordt van de kerk, terwijl je probeert lid te worden, en als je eenmaal lid geworden bent. Zo is het altijd geweest, zegt Paulus, maar geef het niet op. Raak niet in paniek en trek u niet terug. Blijf op een goede afloop vertrouwen. Vergeet niet hoe u zich eens gevoeld hebt. Ga uw ervaring niet wantrouwen. Die houding is wat Mozes en Joseph Smith redde toen de tegenstander de confrontatie met ze aanging, en dat is wat u zal redden.’ (‘Cast Not Away Therefore Your Confidence’, Ensign, maart 2000, 8.)

  • Wie ken je die een goed voorbeeld is van hoop op Jezus Christus vasthouden?

Laat de cursisten nadenken over hun vastberadenheid om hun hoop op Jezus Christus vast te houden. Vraag ze om te noteren hoe ze hun vastberadenheid en vermogen daartoe gaan versterken.

Toelichting en achtergrondinformatie

Hebreeën 7:1–2. Melchizedek

‘Melchizedek was “een groot hogepriester, profeet en leider uit het Oude Testament, die leefde na de grote watervloed, in de tijd van Abraham. Hij werd genoemd koning van Salem (Jeruzalem), koning van de vrede, koning van de gerechtigheid (wat de Hebreeuwse betekenis van Melchizedek is), en priester van de allerhoogste God.” (Gids bij de Schriften, “Melchizedek”; scriptures.lds.org.) In andere Schriftteksten staat dat Melchizedek Abraham het priesterschap verleende, de tiende van Abraham ontving en dat hij in grootheid ongeëvenaard was. (Zie LV 84:14; Hebreeën 7:4; Genesis 14:18–20; Bijbelvertaling van Joseph Smith, Genesis 14:25–40 [in de Gids bij de Schriften]; Alma 13:19.) In de brief aan de Hebreeën is Melchizedek een prototype van de Zoon van God (zie Hebreeën 7:15–16).’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 480.)

Hebreeën 7:3. ‘Zonder vader, zonder moeder’

‘De Bijbelvertaling van Joseph Smith van Hebreeën 7:3 verduidelijkt dat het het priesterschap was dat “zonder vader, zonder moeder” was: “Want deze Melchizedek werd geordend tot priester naar de orde van de Zoon van God, welke orde zonder vader, zonder moeder […] was” (in de Gids bij de Schriften). Dat betekent dat het Melchizedeks priesterschap, in tegenstelling tot de Levitische of Aäronische orde vanouds, niet alleen van vader op zoon wordt overgedragen. Ouderling Bruce R. McConkie […] van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft verder uitgelegd: “Het recht op dit hogere priesterschap werd niet op dezelfde manier geërfd als bij de Levieten en de zonen van Aäron. Rechtschapenheid was een absolute vereiste voor de verlening van het hogere priesterschap.” (Mormon Doctrine, 2e ed. [1966], 478.)’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 480.)

Afdrukken